ECLI:NL:TGZRZWO:2013:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 106-2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:20
Datum uitspraak: 16-08-2013
Datum publicatie: 16-08-2013
Zaaknummer(s): 106-2012
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater over rijbewijskeuring. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 16 augustus 2013 naar aanleiding van de op 2 mei 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, wonende te D,

bijgestaan door mr. E.P. Haverkate, werkzaam bij Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek;

- het door het CBR overgelegde medisch dossier;

- de namens verweerder bij brief van 18 december 2012 overgelegde stukken;

- het schrijven namens verweerder van 6 februari 2013.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 5 juli 2013, alwaar zijn verschenen mr. T.N. Ritzer namens de gemachtigde van klager, en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.P. Haverkate voornoemd.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is in 2002 aangehouden wegens agressiviteit in het verkeer, waarbij na onderzoek een alcoholpromillage van 395 ug/l is komen vast te staan. In 2003 is het rijbewijs van klager ingetrokken wegens het niet meewerken aan een onderzoek in verband met de rijgeschiktheid opgelegd door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

Op 16 mei 2011 heeft klager een ‘Eigen Verklaring’ toegezonden aan het CBR.

Op 22 en 29 juli 2011 is klager gekeurd door de psychiater E. Het CBR heeft naar aanleiding van de door psychiater E uitgebrachte rapportage vragen gesteld aan deze psychiater op 27 september 2011. E heeft op 1 oktober 2011 aanvullend gerapporteerd.

Op 13 oktober 2011 heeft het CBR aanvullende vragen gesteld aan E:

“Graag ontvang ik van u een onderbouwing van de kortdurende geschiktheid. Is er sprake van alcoholmisbruik, langer dan 1 jaar in remissie? Is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis met mogelijk invloed op de rijgeschiktheid? Anderszins?”

Op 15 november 2011 is door het CBR een brief verzonden aan G, met de hierna weergegeven inhoud:

Betreft: onderzoek

Geachte collega,

Voor het verkrijgen van een Verklaring van geschiktheid heeft

A

geboren: 09-08-1972

wonende: B

een Eigen verklaring ingediend. Een kopie hiervan is bijgesloten.

Om te kunnen beoordelen of wij aan betrokkene een Verklaring van geschiktheid kunnen verstrekken, verzoeken wij u betrokkene te onderzoeken met betrekking tot voor de verkeersveiligheid relevante aandoeningen op uw vakgebied (zie de Regeling eisen geschiktheid 2000 op www.cbr.nl).

Wilt u een verslag van uw bevindingen en uw advies over de geschiktheid van betrokkene voor het besturen van motorvoertuigen vermelden op het bijgesloten keuringsformulier.

Betrokkene is hierover ingelicht. In dit uitzonderlijke geval komen de kosten voor de keuring voor rekening van het CBR.

Wij verzoeken u het keuringsformulier zo spoedig mogelijk in bijgaande envelop te retourneren.

Bijlagen: kopie Eigen verklaring, keuringsformulier, antwoordenvelop, kopie correspondentie vorderingen”

Op 3 december 2011 hebben achtereenvolgens de arts F en verweerder klager onderzocht. Verweerder heeft in de rapportage opgenomen dat klager heeft verklaard dat hij dagelijks een joint cannabis rookt. Hierna heeft een urineonderzoek naar het cannabisgebruik van klager plaatsgevonden. Klager heeft tegen het uitvoeren van het urineonderzoek geen bezwaar gemaakt. De uitslag van het urineonderzoek was positief, >135 ug/L bij een referentiewaarde van <50 ug/L.

Op 5 januari 2012 heeft verweerder het rapport aan klager voorgelegd met het verzoek aan te geven of hij gebruik wenst te maken van zijn blokkeringsrecht. Op 11 januari 2012 is namens klager aan verweerder verzocht de rapportage op meerdere punten te herzien omdat het rapport niet aan de eisen zou voldoen en is aangegeven dat hij geen gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht.

Op 27 januari 2012 heeft verweerder aan klager bericht dat hem verzocht is door het CBR een geheel nieuw onderzoek te verrichten en geen aanleiding te zien het rapport aan te passen.

Het CBR heeft op 13 februari 2012 aan klager meegedeeld dat het CBR van oordeel is dat aan hem geen Verklaring van geschiktheid kan worden afgegeven voor de categorie B. Daaraan heeft het CBR ten grondslag gelegd dat op grond van de bij hen bekende gegevens blijkt dat sprake is van drugsmisbruik minder dan 1 jaar recidiefvrij.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat verweerders onderzoek te summier is geweest en niet langer dan 5 á 20 minuten geduurd, dat geen gebruik is gemaakt van een aan klager voorgelegde vragenlijst en dat onvoldoende is doorgevraagd naar cannabisgebruik. Verweerder heeft zich daarnaast bij het onderzoek niet beperkt tot de vraagstelling. Nader onderzoek had beperkt moeten zijn tot de vraagstelling d.d. 13 oktober 2011, waarop nog geen antwoord was gekomen, en ten onrechte is het resultaat van urineonderzoek ten grondslag gelegd aan de rapportage. In de door verweerder opgemaakte rapportage zijn onjuistheden opgenomen, met name de frequentie van het gebruik van cannabis is door verweerder onjuist in de rapportage weergegeven. De rapportage van verweerder bevat innerlijke tegenstrijdigheden met betrekking tot hetgeen is opgenomen omtrent het al dan niet aanwezig zijn van een psychiatrische stoornis. De rapportage van verweerder voldoet daarmee niet aan de richtlijnen voor een psychiatrische rapportage, in het bijzonder zijn het zorgvuldigheidsbeginsel en het relevantiebeginsel geschonden.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat het onderzoek zorgvuldig is geweest en daarvoor door verweerder voldoende tijd is uitgetrokken. Gelet op de brief van 15 november 2011 van het CBR is verzocht om een expertise betreffende de rijgeschiktheid van klager, zonder de vraagstelling te beperken. Verweerder heeft in de rapportage de verklaring van klager correct weergegeven met betrekking tot de frequentie van het cannabisgebruik. Verweerder heeft gelet op het cannabisgebruik van klager terecht geconcludeerd dat sprake was van aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis in het jaar voorafgaande aan de rapportage.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klager verwijt verweerder dat de door verweerder opgemaakte rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Naar vaste jurisprudentie moet een rapportage als de onderhavige voldoen aan de volgende criteria:

1.het rapport moet op inzichtelijke en consistente wijze uiteenzetten op welke gronden

de conclusie van het rapport steunt,

2. de in het rapport uiteengezette gronden vinden aantoonbaar voldoende steun in de

feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport,

3. de bedoelde gronden kunnen de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen,

4. de rapportage beperkt zich tot de deskundigheid van de rapporteur en

5. de methode van onderzoek teneinde tot beantwoording van de voorgelegde

vraagstelling te komen kon tot het beoogde doel leiden, dan wel de rapporteur heeft daarbij

de grenzen van de redelijkheid en billijkheid niet overschreden.

Het college toetst daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie vindt slechts een marginale toetsing plaats. De beoordeling van de volgende klachtonderdelen moet tegen deze achtergrond worden bezien.

5.3

Klager verwijt verweerder dat het onderzoek te summier is geweest en in tijd beperkt is geweest tot 5 á 20 minuten waarbij door verweerder geen gebruik is gemaakt van een aan klager voorgelegde vragenlijst.

Het betreffende onderzoek is door verweerder verricht, alsmede door de arts F. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er 20 minuten waren ingepland voor het gehele onderzoek, primair gericht op alcoholgebruik. Het grootste deel van het onderzoek wordt verricht door de arts, waaronder de anamnese. De door klager genoemde vragenlijst kan gebruikt worden indien sprake is van alcohol- of druggebruik. Een tijdspanne van 20 minuten voor een volledig psychiatrisch onderzoek is kort, maar nog wel acceptabel te achten als dit onderzoek primair gericht is op alcoholgebruik en het gebruik van een andere roesmiddel, te weten cannabis, oplevert. In de brief van het CBR van 15 november 2011 is niet opgenomen dat alleen gerapporteerd diende te worden omtrent alcohol- en druggebruik. Bij een onderzoek als het onderhavige is dan ook niet voorgeschreven dat een vragenlijst aan klager dient te worden voorgelegd en evenmin is een minimale tijdspanne voorgeschreven. Dat verweerder onvoldoende vragen heeft gesteld tijdens het onderzoek of dat klager onvoldoende gelegenheid heeft gehad de vragen te beantwoorden en zijn antwoorden waar gewenst toe te lichten is het college niet gebleken.

5.4

Klager verwijt verweerder voorts, en met name, dat het nadere onderzoek van verweerder beperkt had moeten zijn tot de vraagstelling van 13 oktober 2011. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij ten tijde van het onderzoek niet op de hoogte was van de beperkte vraagstelling als gesteld in de brief van 13 oktober 2011. Die brief heeft hij pas na het onderzoek onder ogen gekregen en de gegevens daaruit nog wel in zijn rapportage verwerkt. Hij heeft zich echter volledig gehouden aan de vraagstelling zoals gesteld in de brief van het CBR van 15 november 2011, waarin hem werd verzocht een onderzoek uit te voeren naar alle psychiatrische aspecten die voor de verkeersveiligheid en rijgeschiktheid van belang zijn. Klager is blijkens de brief daarover ingelicht. Dit brede onderzoek behelst onderzoek naar alcoholgebruik, druggebruik, psychiatrische stoornissen en psychiatrische medicatie. Van een beperkte vraagstelling is geen sprake. Het college volgt verweerder hierin. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerder zich diende te beperken tot de eerdere vraagstelling aan een andere psychiater.

5.5

Klager verwijt verweerder dat deze onjuistheden in het rapport heeft opgenomen.

Klager betwist dat hij heeft gezegd dat sprake zou zijn van dagelijks cannabisgebruik.

Verweerder heeft ter zitting verklaard dat klager tijdens de door de arts afgenomen anamnese aangaf 1 joint per dag te roken, hetgeen voor verweerder aanleiding was klager hierover te bevragen en een urineonderzoek af te nemen. Klager heeft tijdens het onderzoek zijn uitspraak over het gebruik van cannabis niet gecorrigeerd. Het college heeft geen reden aan de verklaring van verweerder te twijfelen.

5.6

Klager verwijt verweerder dat de door verweerder opgemaakt rapportage innerlijke tegenstrijdigheden behelst met betrekking tot het al dan niet bestaan van symptomen dan wel aanwijzingen van een psychiatrische stoornis.

Verweerder heeft in de anamnese opgenomen dat betrokkene verklaart dat hij geen symptomen heeft gehad van een psychiatrische stoornis in de afgelopen twaalf maanden.

Gelet op de verklaring van klager omtrent de frequentie van zijn cannabisgebruik heeft verweerder geconcludeerd dat die verklaring (wel) een aanwijzing is voor een psychiatrische stoornis in de daarvoor liggende 12 maanden. Gelet op de positieve uitslag bij het urineonderzoek is recent cannabisgebruik van klager komen vast te staan, ondanks het feit dat hij weet had van het aanstaande onderzoek, en heeft verweerder kunnen concluderen dat er aanwijzingen zijn dat sprake is van een psychiatrische stoornis.

Verweerder is niet gebonden aan de verklaring zoals door klager afgelegd, doch dient, gelet op zijn eigen vakkennis, een conclusie te trekken uit de anamnese en de overige resultaten van het onderzoek. Het college is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de door verweerder opgemaakte rapportage op dit punt niet innerlijk tegenstrijdig is.

5.7

Gelet op het hiervoor overwogene voldoet de door verweerder opgemaakte rapportage aan de daaraan te stellen vereisten en is de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist, en T.S. van der Veer, M.H. Braakman en G.W.A. Diehl, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op

16 augustus 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.