ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG3021 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-201
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG3021 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-06-2013 |
Datum publicatie: | 18-06-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012-201 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de huisarts dat door zijn toedoen te laat de diagnose longtumor en aangetaste lymfeklieren is gesteld, als gevolg waarvan de kans op genezing van klaagster zeer is afgenomen. Waarschuwing. |
Datum uitspraak: 18 juni 2013
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, arts,
wonende te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 2 november 2012. De arts heeft verweer gevoerd tegen de klacht, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Klaagster heeft een afschrift van het medisch dossier overgelegd. Daarna is op 21 maart 2013 nog een brief ontvangen van klaagster. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 23 april 2013. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster werd vergezeld door haar zoon, de heer E. De arts werd bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniëls, advocaat te Utrecht.
2. De feiten
2.1 De arts, praktiserend in F, was tot 9 juli 2012 de huisarts van klaagster. Klaagster heeft in mei/juni 2011 last gekregen van ernstige hoestbuien. Het dossier vermeldt borstkanker in 2000. Klaagster heeft nooit gerookt.
2.2 Op 28 juni 2011 heeft klaagster de arts gebeld voor een afspraak. Diens assistente vond een bezoek aan de arts niet nodig en heeft gezorgd voor een recept voor codeïne. Op 11 juli 2011 heeft klaagster de arts bezocht in verband met keelklachten. Op 25 juli 2011 heeft klaagster in verband met de aanhoudende hoestklachten een antibioticum voorgeschreven gekregen door de waarnemer van de arts, toen de arts met vakantie was.
2.3 Toen klaagster de arts op 28 november 2011 raadpleegde in verband met last van haar longen bij inspanning, heeft hij haar naar een cardioloog verwezen. Klaagster heeft de cardioloog op 12 december 2011 en op 13 februari 2012 bezocht.
2.4 In het medisch dossier van de arts staat bij de datum 2 maart 2012:
“S sinds een half jaar hoesten, al vanalles zelf geprobeerd, lab allergieen?
P codeïne tablet[…]” en “Fluimucil bruistablet […]”
2.5 Op 6 maart 2012 heeft klaagster het spreekuur van de arts bezocht en gezegd dat zij al een half jaar hoestte. Hij heeft haar naar de praktijkondersteuner verwezen voor een longfunctiemeting. Bij die meting, op 22 maart 2012, werden geen afwijkingen gevonden.
2.6 In het medisch dossier van de arts staat bij de datum 5 april 2012:
“S blijft klachten houden over hoesten, enorme hoestbuien. […] Ook pijnlijke klier hals. Wil graag weer codeïne. - - tel su”.
2.7 In de brieven – van 15 maart en 23 april 2012 - van de cardioloog aan de arts met zijn bevindingen staat niets over een longfoto.
2.8 Bij 11 april 2012 is in het medisch dossier vermeld “P codeïne tablet […]”.
2.9 De cardioloog heeft op 23 april 2012 aan arts onder meer geschreven dat klaagster hoest sinds juni 2011 en dat zij contact met de arts zal opnemen met de vraag om beoordeling door een longarts of een KNO arts.
2.10 De arts heeft klaagster op 23 april 2012 verwezen naar een KNO arts. Deze heeft op 22 mei 2012 een longfoto laten maken. Daarop werd een longtumor met een diameter van 5,5 x 4,5 cm. gevonden. De daarop geconsulteerde longarts heeft de arts op 22 mei 2012 bericht dat bij klaagster een longtumor was gevonden. De lymfeklieren van klaagster waren eveneens aangetast.
2.11 Op 4 juni 2012 heeft klaagster de arts opgebeld. De arts heeft in dat telefoongesprek klaagster zijn excuses aangeboden voor het feit dat hij niet eerder een longfoto had aangevraagd; klaagster heeft desgevraagd gezegd dat zij toen geen behoefte had aan een gesprek met de arts. Op 22 juni 2012 hebben klaagster en de arts nog contact gehad, omdat zij naar een andere longarts verwezen wilde worden. Klaagster heeft zich daarna tot een andere longarts gewend en is ook naar een andere huisarts gegaan. Op 9 juli 2012 heeft de arts klaagster als patiënt uitgeschreven.
3. De klacht
De klacht houdt in dat door toedoen van de arts te laat de diagnose longtumor en aangetaste lymfeklieren is gesteld, als gevolg waarvan de kans op genezing van klaagster zeer is afgenomen.
4. Het standpunt van de arts
De arts heeft erkend dat hij een longfoto had moeten laten maken en dat hij ten onrechte heeft gedacht dat er in opdracht van de cardioloog een longfoto was gemaakt waarop geen afwijkingen waren te zien. Hij heeft zijn beleid mede gebaseerd op die onjuiste veronderstelling. Pas op 22 mei 2012 heeft hij zich gerealiseerd dat er geen longfoto was. De arts heeft klaagster in het telefoongesprek op 4 juni 2012 zijn excuses hiervoor aangeboden. Hij hoopt dat klaagster, ondanks de eerdere weigering, alsnog bereid is met hem over het gebeurde te praten.
5. De beoordeling
5.1 De klacht is gegrond. Gelet op de chronische hoest van klaagster vanaf mei/juni 2011, in verband waarmee zij de arts diverse malen had geraadpleegd, had hij, toen klaagster hem op 28 november 2011 opnieuw consulteerde - wegens last van haar longen bij inspanning - een longfoto moeten laten maken ofwel erop moeten toezien dat de cardioloog naar wie hij klaagster toen verwees, een longfoto liet maken. Ingevolge de NHG Standaard Acuut Hoesten zou een longfoto moeten worden gemaakt als de hoestklachten na zes weken niet verdwenen zijn. Er was hiervoor temeer reden nu klaagster bekend was met borstkanker in 2000. Omdat klaagster niet rookte of had gerookt kon het hoesten bovendien niet door roken veroorzaakt zijn. De arts heeft door te volstaan met klaagster te verwijzen naar de cardioloog en niet op te merken dat in diens rapportage geen melding werd gemaakt van het resultaat van een longfoto, in strijd gehandeld met de zorg die hij jegens klaagster had moeten betrachten. De arts heeft dit zelf ook onderkend, toen hij zich – pas op 22 mei 2012 – realiseerde, dat er geen longfoto was gemaakt.
5.2 Of bij eerdere ontdekking van het longcarcinoom de kans op succesvolle behandeling groter zou zijn geweest dan deze nu is kan niet met zekerheid worden gezegd en staat in het kader van deze tuchtrechtelijke procedure ook niet ter beoordeling.
5.3 Hetgeen hiervoor is weergegeven leidt ertoe dat aan de arts de maatregel van waarschuwing zal worden opgelegd.
5.4 Het College merkt ambtshalve op dat het medisch dossier zeer summier is bijgehouden. Niet is steeds terug te vinden welk onderzoek is gedaan, wat de evaluatie was en wie – de arts of de assistente – met klaagster heeft gesproken. Ter zitting heeft de arts gezegd dat deze wijze van verslaglegging destijds werd veroorzaakt door ICT-problemen, dat die problemen inmiddels zijn opgelost en dat hij de dossiers nu beter bijhoudt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
legt de arts de maatregel van WAARSCHUWING op.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, prof. dr. H.J. van Bockel, dr. G.J. Dogterom en prof. dr. M.W. Hengeveld, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2013.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.