ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG3003 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-051

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG3003
Datum uitspraak: 11-06-2013
Datum publicatie: 11-06-2013
Zaaknummer(s): 2013-051
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat klaagt voor mevrouw X.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft op dinsdag 16 april 2013 overwogen dat klager niet-ontvankelijk is in de op 5 maart 2013 ontvangen klacht van:

                                                            A ,

                                                            kantoorhoudende te B ,

klager,

                                                            hierna ook: de advocaat ,

                                                            tegen:

                                                            C ,  psychiater

                                                            werkzaam te D ,

                                                            hierna te noemen de arts,

en overweegt daartoe als volgt.

1.        De advocaat heeft op grond van de wet BIG een klacht ingediend tegen de arts, omdat de arts over zijn optreden als advocaat had geklaagd bij de deken van de Orde van Advocaten te D. 

2.        Ingevolge artikel 47, eerste lid van de Wet BIG kan, kort gezegd, worden geklaagd over enig handelen of nalaten van een BIG-geregistreerde persoon – in casu de arts –  in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid  moet betrachten ten opzichte patiënt of diens naaste betrekkingen, dan wel in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg. Het gewraakte optreden van de arts valt hier niet onder.

3.        Voor zover de advocaat heeft willen klagen over onjuiste toepassing van de regels omtrent dwangbehandeling bij mevrouw X, dan wel dat de arts zich als psychiater een oordeel heeft aangemeten over iets dat op het terrein van de internist ligt, moet worden geoordeeld dat de advocaat geen rechtstreeks belanghebbende is in de zin van artikel 65, eerste lid onder a. van de Wet BIG, noch valt onder de omschrijving van de leden b, c en d.

4.        Het College stelt vast dat er in casu geen sprake is van een directe (behandel)relatie tussen de aangeklaagde arts en de advocaat.

5.        Het feit dat klager als advocaat is ingeschreven maakt weliswaar dat hij ingevolge artikel 65 lid 9 van de Wet BIG  een klager/patiënt bij een tuchtklacht bijstand kan verlenen, dan wel hem als gemachtigde kan vertegenwoordigen, maar maakt niet dat de advocaat zélf als belanghebbende in de zin van genoemde wet  kan worden aangemerkt.

6.        Nu gesteld noch gebleken is dat mevrouw X aan de advocaat opdracht heeft gegeven tot het indienen van deze klacht namens mevrouw X, is van een dergelijke machtiging of bijstandverlening geen sprake.

7.        De omstandigheid dat de advocaat aan een patiënte zou zijn toegevoegd in verband met het verlenen van bijstand inzake de aanvraag van een IBS, dan wel van een rechterlijke machtiging ingevolge de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), kan niet als een dergelijke opdracht gelden.

8.        Het voorgaande leidt, zoals gezegd, tot de conclusie dat de advocaat niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

9.        Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal publicatie op de voet van artikel 71 Wet BIG worden gelast.

 De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

verklaart de advocaat niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Bepaalt dat deze beslissing in de Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact en Journaal Ggz en recht, een en ander op de voet van artikel 71 Wet BIG.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 16 april 2013 door: Mr. M.A.F. Tan – de Sonnaville, voorzitter, Dr. R.F. Kropman, R.H.P. van Beest, leden-artsen en bijgestaan door Mr. J.P. Hoogland, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a.         de klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.