ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG3002 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-075c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG3002
Datum uitspraak: 11-06-2013
Datum publicatie: 11-06-2013
Zaaknummer(s): 2012-075c
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij te laat is gestart met triage, geen dan wel een onjuiste triage heeft uitgevoerd, de arts onjuist dan wel onvolledig heeft geïnformeerd, onvoldoende naar patiënt en zijn omgeving heeft geluisterd en hen onvolledig heeft geïnformeerd. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 11 juni 2013

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

1. A,

wonende te D,

2. B,

wonende te D,

3. C,

wonende te D,

klagers,

tegen:

E, verpleegkundige,

werkzaam te F,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de verpleegkundige.

1. Het verloop van het geding

Het door mr M.C. Hoogendam, advocaat in dienst van Arag rechtsbijstand te Leusden, namens klagers ingediende klaagschrift met bijlagen is ontvangen in mei 2012. Met instemming van patiënt (klager sub 3) is het medisch dossier overgelegd. Namens de verpleegkundige heeft haar gemachtigde mr. A.B. Schaberg, advocaat te Amsterdam, een verweerschrift ingediend, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 16 april 2013, en wel (overeenkomstig artikel 57, eerste en tweede lid Wet BIG) gezamenlijk met twee andere samenhangende zaken met beroepsgenoten van verschillende categorieën (bekend onder de zaaknummers 2012-075a en 2012-075b). Klagers sub 1 en 2 zijn verschenen, bijgestaan door mr. Hoogendam voornoemd.

De verpleegkundige is verschenen, bijgestaan door mr. Schaberg voornoemd. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht, de verpleegkundige mede aan de hand van een schriftelijke verklaring die ze heeft overgelegd. Mr. Hoogendam en mr. Schaberg hebben ieder pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

2.1 De klacht heeft betrekking op klager sub 3, hierna ook: patiënt. Op 24 mei 2010 rond 21.00 uur heeft patiënt, die toen 15 jaar oud was, zich met zijn ouders (klagers sub 1 en 2), gemeld bij de SEH van het G ziekenhuis te F met progressieve pijnklachten van zijn rechter testikel. Patiënt is om 21.05 uur ingeschreven in het SAP (het patiëntregistratiesysteem) van de SEH door de baliemedewerkster (een doktersassistente), die op dat moment geen indicatie zag voor acute triage en die patiënt in de wachtkamer heeft laten plaatsnemen. De baliemedewerkster heeft genoteerd dat door de ouders van patiënt werd aangegeven dat er wellicht sprake was van een torsio testis (gedraaide zaadbal). Zij heeft dat ook tegen een van de aanwezigen in de verpleegkundigen-/artsenpost doorgegeven, maar weet niet meer aan wie.

2.2 Op dat moment waren op de SEH drie verpleegkundigen, onder wie de verpleegkundige, werkzaam, die ieder alle voorkomende verpleegkundige werkzaamheden, waaronder de triage, verrichtten. Er was toen nog geen speciale triage-verpleegkundige. De dienstdoende arts-assistent chirurgie was op dat moment bezig met een operatie en werd vervangen door een arts-assistent orthopaedie (hierna ook de arts).

2.3 De verpleegkundige heeft volgens het SAP om 21.33 uur de triage verricht. De verpleegkundige kan zich van de betreffende avond niets meer herinneren. Haar informatie komt uit de schriftelijke verslaglegging. Uit de triage kwam code geel, hetgeen betekent dat patiënt binnen een uur door een arts moet worden gezien.

2.5 Tussen 21.33 uur en het ontslagmoment 21.55 uur is patiënt door de arts beoordeeld. Patiënt had een rode, gezwollen rechter zaadbal. Patiënt had veel pijn. Hij gaf aan dat de eerste pijnklachten waren ontstaan dezelfde dag rond 01.00 uur.

De arts heeft vervolgens telefonisch overleg gevoerd met de uroloog, die achterwachtdienst had (zaaknummer 2012-075b) (hierna ook: de uroloog).

2.6 De uroloog heeft telefonisch tegen de arts gezegd, dat het een torsio testis zou kunnen zijn, maar dat acuut ingrijpen in dat geval geen zin meer had omdat de zaadbal, gelet op het begin van de pijnklachten (01.00 uur die dag) toch niet meer te redden zou zijn (een ‘oude torsio testis’). Een operatie moet binnen vier tot zes uur na het begin van de pijn worden uitgevoerd, aldus de uroloog. De uroloog heeft gezegd dat de arts het moest beschouwen als een epididymitis, bactrimel moest voorschrijven en patiënt de volgende morgen moest laten herbeoordelen op de polikliniek. Aanvullend onderzoek op de SEH was volgens de uroloog op dat moment zinloos.

2.7 De arts heeft het advies van de uroloog gevolgd en in het medisch dossier geschreven dat het ging om een epididymitis (ontsteking van de bijbal). De mogelijkheid van een (oude) torsio testis is door de arts niet in het dossier vermeld.

2.8 De dag erna is patiënt op de polikliniek geweest bij een andere uroloog, die het ingezette beleid, na echografie, heeft gehandhaafd.

2.9 Op 31 mei 2010 werd bij patiënt een exploratie verricht, waarbij een torsio testis werd vastgesteld. De zaadbal, die inmiddels necrotisch was, is vervolgens chirurgisch verwijderd.

3. De klacht

Klagers verwijten de verpleegkundige :

- te laat gestart met triage

- geen dan wel onjuiste triage uitgevoerd

- arts onjuist dan wel onvolledig geïnformeerd

- onvoldoende naar patiënt en zijn omgeving geluisterd

- patiënt en zijn omgeving onvoldoende geïnformeerd.

4. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen betwist. Op hetgeen zij als verweer heeft aangevoerd, zal – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Op basis van het protocol binnen de SEH is het de bedoeling dat binnen een kwartier na inschrijving de triage plaatsvindt. In dit geval heeft de triage te laat, namelijk na ongeveer een half uur, plaatsgevonden. Er zijn geen aanwijzingen dat de verpleegkundige hiervan een verwijt kan worden gemaakt. In 2010 was er op de SEH van het ziekenhuis nog geen aparte triage-verpleegkundige. De triage stond nog in de kinderschoenen en ieder van de verpleegkundigen deed de voorkomende werkzaamheden. Van een aparte verantwoordelijkheid bij de verpleegkundige voor een tijdige triage was toen nog geen sprake.

5.2 Of de triage van patiënt tot een hogere kleurcode (acute beoordeling door een arts) had moeten leiden, kan in het midden blijven, nu thans niet meer te reconstrueren is hoe het precies is gegaan en nu in ieder geval vast staat dat de patiënt kort na de triage door de arts is beoordeeld.

5.3 De overige verwijten zijn evenmin vast komen te staan. De slotsom is dan ook dat de klacht moet worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan- de Sonnaville, voorzitter,

drs. A.J.M. Koeter en I.M. Bonte, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door

mr. J.P. Hoogland, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.