ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2928 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-084

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2928
Datum uitspraak: 21-05-2013
Datum publicatie: 21-05-2013
Zaaknummer(s): 2012-084
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts dat deze een niet goed passende prothese heeft geplaatst, niet zelf heeft zorg gedragen voor de continuïteit in de zorg van klaagster, maar haar heeft doorgestuurd naar de tandprotheticus en zich onprofessioneel  heeft gedragen, klaagster onheus heeft bejegend en haar vertrouwen heeft geschaad. Klacht afgewezen.  

Datum uitspraak: 21 mei 2013

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, tandarts,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift met bijlagen, namens klaagster ingediend door mr. J. de Koning, advocaat te Lisse, is ontvangen op 15 mei 2012. Namens de tandarts heeft mr. E. Singels te Amsterdam een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarna partijen hebben gerepliceerd (onder overlegging van bijlagen), respectievelijk gedupliceerd (onder overlegging van een bijlage). Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 26 maart 2013. Klaagster is niet verschenen. Zij werd vertegenwoordigd door mr. De Koning voornoemd. De tandarts is verschenen en werd bijgestaan door

mr. Singels voornoemd. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

2.1.     Op 15 september 2010 heeft de tandarts, praktijk houdend in D, bij klaagster, zijn patiënte, een voorlopige afdruk voor een gebitsprothese voor de bovenkaak genomen.

2.2.     Op 1 oktober 2010 heeft een beetbepaling plaatsgevonden, is definitief afgedrukt en kleur bepaald en op 11 oktober 2010 is de prothese in was gepast. Tijdens het passen bleek dat de stand van de voortanden in de prothese niet juist was (te grote sagittale overbeet) en heeft de tandarts opdracht gegeven aan de tandtechnicus dit aan te passen.

2.3.     De prothese is vervolgens door een tandprotheticus verder afgemaakt en op 20 oktober 2010 door de tandarts bij klaagster geplaatst.

2.4.     Op 3 november 2010 is klaagster naar de tandarts teruggegaan, omdat de prothese niet goed paste. De tandarts heeft de prothese ingeslepen en de aanwezige drukplekken ontlast.

2.5.     Klaagster heeft de afspraak voor een nazorgcontrole op 1 december 2010 bij de tandarts afgezegd wegens ziekte.

2.6.     Klaagster heeft in de periode daarna meermaals de tandprotheticus bezocht, die de prothese heeft ingeslepen en gerebased, evenwel zonder een goed resultaat.

2.7.     Omdat de tandprotheticus  heeft laten weten dat hij klaagster niet verder kon helpen, heeft zij op 22 januari 2011 telefonisch contact opgenomen met haar zorgverzekeraar.  

2.8.     Klaagster is op 7 maart 2011 op het spreekuur van de adviserend tandarts van de zorgverzekeraar geweest, die van mening was dat de prothese ondeugdelijk was.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts dat hij

1.      een niet goed passende prothese voor de bovenkaak heeft geplaatst,

2.      niet zelf heeft zorg gedragen voor de continuïteit in de zorg van klaagster, maar haar heeft doorgestuurd naar de tandprotheticus, en

3.      zich onprofessioneel heeft gedragen, klaagster onheus heeft bejegend en haar vertrouwen heeft geschaad. 

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Op hetgeen hij als verweer heeft aangevoerd, zal – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1.     Het College is van oordeel dat het eerste en tweede klachtonderdeel zich lenen voor gezamenlijke behandeling.

5.2.     De wijze waarop de tandarts blijkens zijn uiteenzetting op de zitting en het door hem overgelegde dossier de prothese heeft vervaardigd, ontmoet bij het College geen bedenkingen. Na plaatsing van de prothese op 20 oktober 2010 kreeg klaagster last van drukplaatsen. Het is evenwel gebruikelijk dat een nieuwe gebitsprothese in het begin ongemakken kan geven. De tandarts heeft toegelicht dat daarom een patiënt gedurende acht weken recht heeft op kosteloze nazorg, hetgeen overeenkomt met de tariefstructuur van het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG). In die periode kunnen drukplaatsen worden verholpen en kan de mond aan de prothese wennen. Ook dit beleid ontmoet bij het College geen bedenkingen.

5.3.     Klaagster heeft op 3 november 2010 de tandarts bezocht voor nazorg. De tandarts heeft gesteld dat hij klaagster tijdens dit consult niet voor verdere behandeling of nazorg naar de tandprotheticus heeft verwezen, maar dat hij heeft meegedeeld, dat, wanneer er geen klachten meer waren, zij haar gebitsprothese machinaal kon laten afpolijsten bij de tandprotheticus. Deze verklaring komt overeen met hetgeen in het tandheelkundig dossier is aangetekend en vindt ook bevestiging in het feit dat er bij de tandarts zelf een vervolgafspraak op 1 december 2010 voor verdere nazorg was gemaakt. Het College gaat hier dan ook van uit. Klaagster heeft de afspraak bij de tandarts op 1 december 2010 wegens ziekte geannuleerd en geen nieuwe afspraak voor verdere nazorg gemaakt, naar het College begrijpt omdat volgens klaagster de tandarts haar had geadviseerd om zich in het vervolg rechtstreeks tot de tandprotheticus te wenden. Klaagster heeft na de annulering van de afspraak geen contact meer gehad met de tandarts en heeft zich tot de tandprotheticus gewend die meermaals de prothese heeft ingeslepen en gerebased.

Volgens klaagster heeft zij eind januari, dan wel begin februari 2011 wel geprobeerd telefonisch contact met de tandarts te krijgen, maar is dat niet gelukt. Ten bewijze hiervan heeft zij een telefoonfactuur overgelegd met een specificatie van de telefoongesprekken. Volgens de tandarts, en naar het College uit de specificatie ook is gebleken, vonden de meeste pogingen evenwel voor of na de telefonische bereikbaarheid van de praktijk plaats. Namens klaagster is ter zitting nog gesteld dat klaagster de praktijk heeft bezocht, maar door de assistente niet is binnengelaten. De tandarts heeft dit betwist en bezwaar gemaakt tegen het late stadium in de procedure, waarin dit voor het eerst naar voren is gebracht. Het College honoreert dit bezwaar, zodat de voornoemde stelling van klaagster wordt gepasseerd.

De tandarts heeft tot slot onweersproken gesteld dat hij niet op de hoogte is geweest van hetgeen zich heeft afgespeeld tijdens de contacten tussen klaagster en de tandprotheticus, ook niet van hetgeen tijdens deze contacten is besproken of afgesproken en dat hij ook geen opdracht heeft gegeven aan de tandprotheticus om werkzaamheden aan de prothese van klaagster te verrichten. Volgens de tandarts is hij door klaagster niet in de gelegenheid gesteld om nazorg te verlenen en zijn de tekortkomingen van de prothese terug te voeren op het rebasen van de prothese door de tandprotheticus.

5.4.     Alles overziend is het College van oordeel dat de tandarts weliswaar een niet direct goed passende prothese voor de bovenkaak heeft geplaatst, maar dat dit niet kan leiden tot tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de tandarts. Immers, zoals hierboven overwogen kan een nieuwe gebitsprothese in het begin ongemakken geven en was de tandarts bereid om in de periode volgend op het plaatsen aanpassingen aan de prothese uit te voeren: Op 3 november 2010 heeft de tandarts voor de eerste maal nazorg verleend. Het tweede consult stond ingepland, maar is door klaagster afgezegd. Hierna heeft klaagster geen nieuwe afspraak gemaakt, maar heeft ze zich tot de tandprotheticus gewend, terwijl de tandarts hiervan niet heeft geweten en ook niet meer in de gelegenheid is gesteld om nazorg te verlenen. Dat de tandarts na 3 november 2010 geen nazorg heeft verleend kan hem dan ook niet worden aangerekend. Van doorsturen van klaagster door de tandarts naar de tandprotheticus terwijl er nog klachten waren, is gezien het vorenvermelde niet gebleken. Voorts moet worden vastgesteld dat door rebasing van de prothese door de tandprotheticus, terwijl de prothese vervolgens kennelijk in het ongerede is geraakt, niet meer kan worden vastgesteld of de oorspronkelijke prothese ondeugdelijk was. Het eerste en tweede klachtonderdeel moeten daarom als ongegrond worden afgewezen.

5.5.     In het derde klachtonderdeel verwijt klaagster de tandarts onder verwijzing naar de brief van de tandarts aan klaagster van 28 februari 2011, dat hij zich onprofessioneel heeft gedragen en klaagster onheus heeft bejegend. De tandarts heeft erkend dat hij in zijn genoemde brief emotioneel heeft gereageerd en dat beter niet had kunnen doen. Het College is het daarmee eens en is van oordeel dat de reactie van de tandarts ongepast is geweest, maar niet als zo ernstig moet worden beoordeeld dat de tandarts daarvan een tuchtrechtelijk verwijt zou moeten worden gemaakt.  Het derde klachtonderdeel wordt daarom eveneens ongegrond geacht.

5.6.     De slotsom is dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, en M.M.L.F. Smulders en

H.W. Luk, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2013.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.