ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2927 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-152

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2927
Datum uitspraak: 21-05-2013
Datum publicatie: 21-05-2013
Zaaknummer(s): 2012-152
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts dat deze een ingrijpende, onomkeerbare ingreep heeft uitgevoerd door 9 tanden en kiezen te trekken, waardoor klager afhankelijk is van een prothese, terwijl de tandarts niet in de positie was om voor de prothese zorg te dragen, en nooit het besluit om tot extracties over te gaan had mogen nemen zonder dat aan klager volstrekt duidelijk was gemaakt hoe verstrekkend de gevolgen van de ingreep zouden zijn en welke andere keuzes aan hem buiten detentie hadden kunnen voorgelegd. Klager verwijt de tandarts tot slot dat hij zonder verdoving een element heeft geboord. Waarschuwing.    

Datum uitspraak: 21 mei 2013

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, tandarts, kaakchirurg,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen: verweerder.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 12 juli 2012 door het Regionale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Verweerder heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Het Tuchtcollege te Zwolle heeft de zaak vervolgens doorgezonden aan het Tuchtcollege te

’s-Gravenhage, dat bevoegd is de klacht te behandelen. Daarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 26 maart 2013. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster werd vergezeld door haar broer, verweerder werd bijgestaan door mr. L. Fedder, werkzaam bij VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

2. De feiten

Op 19 maart 2012 heeft klaagster in verband met problemen met de fixatie van haar onderprothese verweerder voor het eerst op de polikliniek in het E te B geconsulteerd. Verweerder heeft op 9 mei 2012 in de onderkaak van klaagster twee permucosale implantaten geplaatst. Kort daarna is klaagster twee keer bij verweerder teruggeweest met klachten. Hij heeft klaagster het advies gegeven om het gebied goed schoon te houden. Bij het derde bezoek na de plaatsing van de implantaten heeft verweerder een antibioticumkuur voorgeschreven. Op 6 juni 2012 heeft verweerder klaagster weer teruggezien. Zij had nog steeds pijnklachten, met name rond het rechter implantaat. Nadat bij onderzoek was gebleken dat het implantaat niet geïntegreerd was, heeft verweerder het verwijderd. Op 15 juni 2012 heeft klaagster voor de laatste maal de polikliniek bezocht. Zij heeft verweerder toen kenbaar gemaakt boos te zijn, een second opinion te hebben aangevraagd en een klacht te zullen indienen. Verweerder heeft desgevraagd de status uitgedraaid en afdrukken meegegeven van röntgenfoto’s.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij op 6 juni 2012 direct nadat hij de verdoving had ingespoten het implantaat heeft verwijderd, dus zonder te wachten totdat de verdoving werkte, waardoor de verwijdering zeer pijnlijk was. Klaagster verwijt verweerder voorts dat hij haar onheus heeft bejegend door na de extractie te zeggen: “Jullie zijn toch zo sterk, zeggen jullie altijd”, waarmee hij doelde op vrouwen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder excuseert zich voor het feit dat de verdoving op 6 juni 2012 onvoldoende was ingewerkt, toen hij het implantaat verwijderde. Hij stelt dat dat niet had mogen gebeuren en dat hij kennelijk te snel heeft geacteerd. Ter zitting heeft hij toegelicht dat het implantaat er al direct uit kwam in de fase van testen. Hij had het implantaat op dat moment al goed vast en kon het eenvoudig direct verwijderen. In de bejegeningsklacht stelt verweerder zich niet te herkennen. Hij verontschuldigt zich als hij zo is overgekomen dat klaagster zich niet serieus behandeld voelt. De opmerking dat vrouwen sterk zijn had hij bedoeld als steun en niet om blijk te geven van een afwerende houding.

5. De beoordeling

Gezien de standpunten van beide partijen staat vast dat de verdoving nog niet goed werkte toen verweerder op 6 juni 2012 het rechter implantaat bij klaagster verwijderde en dat die verwijdering daardoor pijnlijk was. Ook verweerder vindt dat de verwijdering van het implantaat te snel was gegaan. Het College acht deze handelwijze weliswaar, met beide partijen, onjuist, nu verweerder had moeten nagaan of de verdoving al werkte en klaagster dus onnodig pijn heeft gehad, maar het College maar vindt deze gang van zaken niet zodanig ernstig dat er sprake is van verwijtbaarheid in tuchtrechtelijke zin.

Het College acht de opmerking van verweerder over vrouwen die sterk zijn ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, al was die opmerking wel ongelukkig na de door zijn toedoen veroorzaakte pijn bij klaagster.

De conclusie is dat de klacht wordt afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door  mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, F.S. Kroon en M.M.L.F. Smulders, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2013.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.