ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2926 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-146

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2926
Datum uitspraak: 21-05-2013
Datum publicatie: 21-05-2013
Zaaknummer(s): 2012-146
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts dat deze een niet goed passende prothese heeft geplaatst, niet zelf heeft zorg gedragen voor de continuïteit in de zorg van klaagster, maar haar heeft doorgestuurd naar de tandprotheticus en zich onprofessioneel  heeft gedragen, klaagster onheus heeft bejegend en haar vertrouwen heeft geschaad. Klacht afgewezen.  

Datum uitspraak: 21 mei 2013

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

destijds verblijvend in B te C,

klager,

tegen:

                                                           D, tandarts,

werkzaam te C,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift, namens klager ingediend door mr. J.M.G. Hulsman, advocaat te Delft, is ontvangen op 31 juli 2012. Namens de tandarts heeft mr. O. Walch, werkzaam bij VvAA rechtsbijstand te Utrecht, een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarna partijen hebben gerepliceerd, respectievelijk gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 26 maart 2013. Klager is niet verschenen. Hij werd vertegenwoordigd door mr. Hulsman voornoemd. De tandarts is verschenen en werd bijgestaan door mr. A.K. Sjouw, advocaat te Utrecht. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

2.1.     Klager, afkomstig uit E, heeft voor het eerst op 4 mei 2012 tijdens zijn verblijf in detentie in B, locatie C, de tandarts, werkzaam in de inrichting, geconsulteerd in verband met pijnklachten en ontstekingen in de mond. De tandarts heeft tijdens dit consult extracties geadviseerd, maar klager heeft voor pijnmedicatie gekozen.

2.2.     Op 1 juni 2012 heeft klager zich weer tot de tandarts gewend. De tandarts heeft

röntgenfoto’s gemaakt en onder anesthesie heeft extractie plaatsgevonden van 8 elementen; zes elementen in het tweede en twee in het derde kwadrant. Er heeft wondtoilet plaatsgevonden en er zijn drie hechtingen aangebracht.

2.3.     Tijdens een controleconsult op 15 juni 2012 heeft de tandarts vastgesteld dat de toestand van de mond goed was, zijn de hechtingen verwijderd en is op verzoek van klager een vulling geplaatst in element 33. Hierbij is element 33 niet verdoofd.

2.4.     Op 22 juni 2012 heeft een wortelkanaalbehandeling van het element 33 plaatsgevonden.

2.5.     Op 6 juli 2012 heeft klager de tandarts bezocht in verband met pijnklachten rechts en heeft extractie van het element 47 plaatsgevonden.

2.6.     Op 10 juli 2012 is klager uit B ontslagen.

2.7.     Bij brief van 17 juli 2012 is door de tandheelkundig adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen een machtiging verleend voor de vervaardiging van een bovenprothese en partiële onderprothese.

3. De klacht

Klager, die zeer gebrekkig Engels spreekt, verwijt de tandarts dat hij zonder een tolk in te schakelen

- een onomkeerbare ingreep heeft uitgevoerd, te weten extractie van in totaal 9 tanden en kiezen, waardoor klager afhankelijk is geworden van gebitsprotheses, terwijl de tandarts niet in de positie was om voor de protheses zorg te dragen;

- nooit het besluit om tot extracties over te gaan had mogen nemen zonder dat aan klager volstrekt duidelijk was gemaakt hoe verstrekkend de gevolgen van de ingreep zouden zijn en welke andere keuzes aan hem buiten detentie hadden kunnen worden voorgelegd.

Klager is van mening dat, omdat de gevolgen onomkeerbaar waren, de tandarts hem een schriftelijke verklaring had moeten laten ondertekenen, opgesteld in een taal die klager begreep, dan wel door een beëdigd tolk vertaald, waaruit zou blijken dat klager akkoord was met de ingreep en op de hoogte was van de gevolgen.

Tot slot verwijt klager de tandarts dat hij zonder verdoving een element heeft geboord.

4. Het standpunt van de tandarts

4.1.     De tandarts heeft toegelicht dat hij op 4 mei 2012 een desolaat gebit heeft aangetroffen met ontbrekende elementen, wortelresten en diep carieuze elementen waarvan de meeste waren weggerot tot op of voorbij het tandvlees en die niet meer (restauratief) te behouden waren. Alleen het onderfront was intact. Er was geen fatsoenlijke kauwfunctie meer.

4.2.     Tijdens het eerste consult is klager niet op het advies tot extracties ingegaan, maar heeft hij gekozen voor pijnstilling. Ongeveer een maand na het eerste consult is klager teruggegaan naar de tandarts. De tandarts heeft in het Engels en Nederlands en door het tonen van de röntgenfoto’s die hij had gemaakt, aanwijzen van de elementen in de mond en handgebaren, duidelijk gemaakt dat het om de pijn en ontstekingen te bestrijden noodzakelijk was om alle elementen in de boven- en onderkaak (op het onderfront na) te verwijderen. Ook is klager volgens de tandarts uitgelegd dat er geen alternatieve behandelopties waren en dat de vervolgbehandeling bestond uit het vervaardigen en plaatsen van een volledige bovenprothese en een partiële onderprothese. Klager heeft dit naar de mening van de tandarts wel degelijk begrepen. De extracties zijn tijdens het tweede consult ook uitgevoerd. Tijdens deze eerste twee consulten en ook tijdens de consulten daarna heeft klager volgens de tandarts op geen enkele wijze duidelijk gemaakt dat hij niet begreep wat de toestand van zijn gebit was of welke behandeling er zou plaatsvinden. Hij heeft voor en tijdens de behandelingen na het eerste consult geen afwerende bewegingen gemaakt, heeft de behandelingen niet geweigerd, maar in alle rust ondergaan. Ook heeft klager niet om een tolk verzocht alvorens zich te laten behandelen.  

4.3.     De tandarts heeft voorts toegelicht dat een behandeling ter zake van prothetische voorzieningen alleen met een machtiging van de tandheelkundig adviseur kan plaatsvinden. Er is voor de vervolgbehandeling dan ook een machtiging bij de tandheelkundig adviseur aangevraagd en verkregen.

4.4.     De tandarts heeft tot slot meegedeeld dat de extracties en de wortelkanaalbehandeling onder verdoving zijn verricht. Het gaatje in de 33 is, zoals niet ongebruikelijk, zonder verdoving behandeld. Klager heeft niet kenbaar gemaakt een verdoving te wensen.  

5. De beoordeling

5.1.     Met betrekking tot de eerste twee klachtonderdelen overweegt het College als volgt.

Het College stelt op basis van de ingebrachte stukken, röntgenfoto’s en hetgeen ter zitting is besproken vast dat de indicatiestelling van de tandarts, te weten extractie van alle elementen in de boven- en onderkaak (op het onderfront na) om de pijn en ontstekingen te bestrijden, juist is geweest. Er was onder de gegeven omstandigheden geen alternatief. De tandarts was in beginsel in de positie om voor de protheses zorg te dragen. Hij heeft een machtiging van de tandheelkundig adviseur aangevraagd en verkregen. Weliswaar was klager toen de machtiging werd verkregen al uit de inrichting ontslagen, maar dit kan de tandarts in het onderhavige geval, waarbij niet bekend was hoelang klager in de inrichting zou verblijven, niet worden aangerekend. Het eerste klachtonderdeel is daarom ongegrond. Op het punt van de machtiging komt het College later in de beoordeling terug.

5.2.     Het College is van oordeel dat de communicatie tussen de tandarts en klager niet aan de professionele eisen heeft voldaan. Het behoort tot de informatieplicht van de tandarts om een patiënt voor de behandeling adequaat in te lichten over de aard van de behandeling, de risico’s, de vooruitzichten en eventuele alternatieven. Zeker bij onomkeerbare ingrepen als de onderhavige dient de tandarts zich er bovendien van te vergewissen dat de patiënt de informatie heeft begrepen en op basis daarvan toestemming geeft voor de behandeling. De tandarts behoort hiervan ook verslag te doen in het tandheelkundig dossier. Klager sprak alleen zeer gebrekkig Engels. De tandarts heeft gesteld dat hij voorafgaande aan de behandelingen een behandelplan heeft voorgesteld en besproken. Volgens klager is dit  hem niet duidelijk geworden en de tandarts heeft hierover geen aantekeningen gemaakt in het tandheelkundig dossier. Het is wel aannemelijk dat klager heeft begrepen dat de tandarts extracties van verschillende elementen van het gebit wilde uitvoeren. De vraag is evenwel of klager heeft begrepen dat het de extractie van bijna alle elementen van het gebit betrof, overigens noodzakelijk om de pijn en ontstekingen te bestrijden. Voorts is niet gebleken dat de tandarts aan klager duidelijk heeft gemaakt, dan wel kunnen maken welke nazorg klager kon verwachten en of en zo ja, welke vervolgbehandeling na de extracties zou plaatsvinden. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat niet kon worden uitgesloten dat een machtiging voor een vervolgbehandeling, dat wil zeggen plaatsing van een bovenprothese en partiële onderprothese, zou worden geweigerd vanwege de eis binnen de justitiële inrichtingen, dat een patiënt is afgestraft en nog zes maanden in detentie verblijft, zoals de tandarts heeft toegelicht. Dat de adviserend tandarts van deze eis kan afwijken bij een gemotiveerde machtigingsaanvraag en in dit geval kennelijk ook is afgeweken doet daaraan niet af. De tandarts had in het onderhavige geval, waarbij de communicatie moeilijk verliep, een tolk moeten inschakelen, zodat hij met de hulp van deze tolk klager volledig had kunnen informeren en klager vervolgens weloverwogen had kunnen besluiten of hij zou instemmen met de behandelingen. Dit geldt temeer, nu het een patiënt betrof die de tandarts niet eerder had gezien en behandeld. Een “schriftelijk gegeven informed consent” acht het College hierbij niet vereist. Wel wreekt zich het ontbreken van een “schriftelijk gegeven informed consent” in een geval als dit. Het tweede klachtonderdeel is gezien het vorenvermelde gegrond.

5.3.     In het derde klachtonderdeel heeft klager de tandarts verweten dat hij een element heeft geboord zonder verdoving. Het College aanvaardt de stelling van de tandarts dat het niet ongebruikelijk is om een gaatje zonder verdoving te vullen. Voorafgaand aan de behandeling dient de tandarts evenwel met de patiënt het al dan niet geven van een verdoving te bespreken. Nu de tandarts hieromtrent niets heeft gesteld kan het College niet vaststellen of communicatie heeft plaatsgevonden en zo ja, of deze voldoende is geweest. Het derde klachtonderdeel wordt daarom gegrond geacht.

5.4.     De conclusie is dat het eerste klachtonderdeel ongegrond, en het tweede en derde klachtonderdeel gegrond zijn. De oplegging van de na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, en M.M.L.F. Smulders en H.W. Luk, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2013.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.