ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2807 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-254

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2807
Datum uitspraak: 02-04-2013
Datum publicatie: 02-04-2013
Zaaknummer(s): 2011-254
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de gezondheidszorgpsycholoog/psychotherapeut dat hij klager onjuist heeft behandeld, hierbij de professionele grenzen heeft overschreden en klager onheus heeft bejegend. Klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Datum uitspraak: 2 april 2013

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, (destijds) gezondheidszorg-psycholoog,

(destijds) tevens psychotherapeut,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen verweerder.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 15 december 2011. Verweerder heeft zich vervolgens tegen de klacht bij verweerschrift met bijlagen verdedigd. Daarna heeft klager onder toevoeging van bijlagen gerepliceerd en verweerder, eveneens onder toevoeging van bijlagen, gedupliceerd. Van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord heeft verweerder, die nog een aantal bescheiden in het geding heeft gebracht, gebruik gemaakt.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 5 februari 2013. Klager is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder, vergezeld van E, is wel verschenen. Verweerder heeft zich bediend van een aantal aan het College toegezonden stukken en tevens een pleitnota voorgedragen. E heeft eveneens het woord gevoerd door een aantal vragen van het College te beantwoorden.

2. De feiten

Klager is vanaf (omstreeks) februari 2010 voor verweerder in diens praktijk F te D als financieel verantwoordelijke werkzaam geweest.

In de periode daarna hebben zich diverse onverkwikkelijkheden in de relatie tussen klager en verweerder voorgedaan, welke onder meer hebben geresulteerd in door verweerder tegen klager gedane aangiften wegens verduistering in dienstbetrekking, mishandeling, (doods) bedreiging, sabotage en smaad.

3. De klacht

De klacht houdt, zeer verkort en zakelijk weergegeven in, dat verweerder klager die voor (psychologische of therapeutische) behandeling bij verweerder was gekomen, in die behandeling niet naar behoren heeft behandeld. Klager heeft in dit verband twee klachtonderdelen geformuleerd:

1) Het verwijt van persoonlijk onjuiste en grensoverschrijdende behandeling van klager;

2) Het verwijt van grensoverschrijdende behandelingen en zakelijk-gerelateerde aspecten.

Klager werkt deze verwijten uit in een aantal onderdelen die deels vooral strafrechtelijk (bedreiging, belediging, stalking, valsheid in woord en geschrift) en deels vooral tuchtrechtelijk (fraude bij zorgverzekeraars, schending van beroepsgeheim, onheuse bejegening, vermenging in gezinssituatie) van aard zijn.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de stellingen van klager bestreden en geconcludeerd dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verweerder heeft meer in het bijzonder gemotiveerd gesteld dat het verhaal van klager inclusief de daarin vervatte zeer ernstige aantijgingen aan het adres van verweerder verzonnen zijn. Weliswaar ontkent verweerder niet dat zij enige tijd contact hebben gehad, maar dit was uitsluitend en alleen contact in de zakelijke sfeer. Van enige professionele behandelrelatie is nooit sprake geweest.

Op dit ontvankelijkheidsverweer zal hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

Het College zal de onderhavige tuchtklacht in behandeling nemen nu, volgens de stellingen van klager, blijkt dat het aan verweerder verweten handelen zich heeft voorgedaan in de periode dat verweerder in het BIG-register als psychotherapeut en gezondheidszorg-psycholoog was ingeschreven.

Na de betwisting door verweerder van het bestaan van een professionele relatie heeft klager bij repliek in feite niet meer dan zijn bij klaagschrift uiteengezet standpunt herhaald. Bij het mondeling verhoor heeft hij verstek laten gaan en ook bij de behandeling ter openbare terechtzitting heeft hij niets van zich laten horen. Van de kant van verweerder is ter zitting integendeel onder opgave van redenen herhaald dat een behandelrelatie niet heeft bestaan. Waar het op de weg van klager had gelegen om de behandelrelatie aannemelijk te maken en het bestaan daarvan, mede gelet op de duidelijke verklaring van mevrouw Meijdam ter zitting, ook op een andere wijze niet is komen vast te staan, is de grondslag van de klacht, te weten verwijtbaar gedrag in een behandelrelatie ondeugdelijk. Het gevolg hiervan is dat het primaire verweer van verweerder wordt gehonoreerd.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, drs. L.J.J.M. Geertjens en dr. C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, leden-psychotherapeuten tevens leden-gezondheidszorg-psychologen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2013.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.