ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2806 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-011b
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2806 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-04-2013 |
Datum publicatie: | 02-04-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012-011b |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager, advocaat, verwijt de GZ-psycholoog dat zij hem heeft geweigerd inzage te verstrekken in het medische dossier van de patiënt. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A, advocaat te B,
hierna te noemen de advocaat,
tegen:
C , GZ psycholoog,
werkzaam te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen: de gezondheidszorgpsycholoog.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift met bijlagen is ontvangen op 16 januari 2012, waarna de gezondheidszorgpsycholoog de klacht bij verweerschrift met bijlagen heeft bestreden. Daarna hebben partijen achtereenvolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De zaak is in raadkamer behandeld.
2. De feiten
De advocaat heeft de klacht ingediend op naam van E, hierna patiënt te noemen. Patiënt wordt sedert 15 december 2010 behandeld in de F, te D, aanvankelijk op vrijwillige basis.
Bij beschikking van 27 december 2011 heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie tot verlening van een voorlopige machtiging tot verblijf van patiënt afgewezen, met name op grond van de overweging dat patiënt de nodige bereidheid vertoonde vrijwillig in de instelling te verblijven.
Een nieuw verzoek om een voorlopige machtiging is op 1 februari 2012 toegewezen.
Daarna is onenigheid ontstaan tussen de behandelaars van patiënt en de advocaat, onder andere over de vraag of hij het gehele patiëntendossier zonder voorwaarden mag inzien, dan wel, of hem (gedeeltelijk) informatie wordt verstrekt en dan alleen nog op voorwaarde dat de patiënt daarin toestemt en hij begrepen heeft waar het om gaat. Aan de advocaat is een toevoeging verleend.
3. De klacht
De klacht houdt in zakelijk weergegeven, dat (de instelling, dat wil zeggen) verweerster de advocaat ten onrechte inzage in het gehele medisch dossier weigert. Een toegevoegde advocaat moet controle kunnen uitoefenen, opdat hij aan de rechter die over de aangevraagde machtiging moet beslissen kan rapporteren. Klager vermoedt een oneerlijke drijfveer bij de instelling om opnieuw een machtiging aan te vragen.
4. Het standpunt van de gezondheidszorgpsycholoog
De gezondheidszorgpsycholoog heeft de klacht bestreden. Zij stelt allereerst dat niet duidelijk is namens wie de advocaat de klacht heeft ingediend. Patiënt is door de behandelend psychiater wilsonbekwaam geacht, reden waarom over alle behandel relevante zaken met moeder, de wettelijke vertegenwoordiger, overleg wordt gepleegd. Noch patiënt noch zijn moeder heeft de advocaat opdracht gegeven tot indiening van de klacht. Daarom is de advocaat geen rechtstreeks belanghebbende en moet hij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn klacht. Verder stelt de gezondheidszorgpsycholoog dat de advocaat van meet af aan in het bezit is geweest van de relevante informatie uit het medisch dossier zoals het behandelplan en het behandelverloop.
Op dit verweer zal – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna worden ingegaan.
5. De beoordeling
Vooropgesteld wordt dat een advocaat in het algemeen geen rechtstreeks belanghebbende is in de zin van artikel 65 lid 1 onder a. van de Wet BIG om op eigen naam een klacht in te dienen. Voor het aannemen van een uitzondering is in deze zaak geen reden. De vraag is vervolgens, of de advocaat - waar hij kennelijk van uitgaat - gemachtigd is om namens patiënt de onderhavige tuchtklacht in te dienen.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat de advocaat aan patiënt is toegevoegd voor bijstand inzake de aanvraag van een IBS respectievelijk een rechterlijke machtiging ingevolge de Wet Bijzondere Opnamen Psychiatrische Ziekenhuizen. Daartoe bevindt zich ook een door patiënt op 1 februari 2012 ondertekend formulier van opdrachtbevestiging aan de advocaat. De advocaat beschikt kennelijk niet over een schriftelijke opdracht van patiënt om namens hem een tuchtklacht in te dienen. Hij heeft na een verweer in die richting van de kant van de instelling niet een tweede opdracht van patiënt overgelegd. Het college dient terughoudend te zijn in het aannemen van een (volwaardige) machtiging van patiënt. Uit de beschikking van de rechtbank van 1 februari 2012 blijkt, dat bij patiënt sprake is van schizofrenie bij een verstandelijke handicap en gevoeligheid voor middelenmisbruik. Aldus moet ervan worden uitgegaan dat patiënt (tenminste feitelijk) wilsonbekwaam is terwijl niet blijkt dat zijn moeder, die voor hem optreedt, heeft ingestemd met indiening van de klacht. Bij de stukken bevindt zich een verklaring van de moeder waaruit integendeel blijkt dat zij niet instemt met afgifte van het volledige dossier aan de advocaat.
De conclusie is dat niet kan worden aangenomen dat de advocaat gemachtigd is tot indiening van de klacht, zodat hij in zijn klacht ten name van patiënt niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.
6 . De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
verklaart de advocaat niet-ontvankelijk in zijn klacht ten name van patiënt.
Bepaalt dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het tijdschrift voor Gezondheidsrecht ter bekendmaking zal worden aangeboden.
Deze beslissing is gegeven op 5 februari 2013 door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, L.J.J.M. Geertjens en dr. C.H.A.J.M. van de Vijfeijken, leden-gezondheidszorgpsychologen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.