ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2540 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-009
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2540 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-01-2013 |
Datum publicatie: | 08-01-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012-009 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de dermatoloog dat hij niet de professionele zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. Volgens klaagster heeft de arts hij haar onheus bejegend, is hij onzorgvuldig en nonchalant geweest, en was hij onbereikbaar voor de huisarts alsook klaagster, waardoor zij zich niet serieus genomen en onzorgvuldig behandeld voelde. De arts heeft voorts de zorg van klaagster niet overgedragen aan een andere specialist. Tot slot verwijt klaagster de arts dat hij de hulpvraag heeft verdraaid, onjuiste informatie heeft verstrekt en een incorrect oordeel en advies aan de chirurg heeft gegeven. Klacht afgewezen. |
Datum uitspraak: 8 januari 2013
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, dermatoloog,
wonende te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift (met bijlagen) en een aanvulling daarop zijn achtereenvolgens ontvangen op 20 oktober en 4 november 2011. Namens de arts heeft mr. A.W. Hielkema, verbonden aan Stichting VvAA te Utrecht, als gemachtigde tegen de klacht een verweerschrift (met bijlagen) ingediend, waarna klaagster heeft gerepliceerd en de arts (met één bijlage) heeft gedupliceerd. Namens de arts zijn nog twee brieven (beide met een bijlage) toegezonden. Ook heeft klaagster nog bij brief bijlagen onder de aandacht van het College gebracht.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling
te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden
ter openbare zitting van 13 november 2012. Partijen – de arts vergezeld van genoemde
gemachtigde - zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
2. De feiten
De arts heeft klaagster in de periode van 2 oktober 2008 tot en met 13 november 2008 behandeld. Klaagster was door de behandelend chirurg naar de arts voor een second opinion verwezen in verband met recidiverende ontstekingen rond en mogelijk ook onder de nagel(riem) op basis van ingroei van meerdere nagels in de omgevende weke delen. In het verleden was uiteindelijk besloten tot nagelextractie van alle tien nagels welke ingreep is uitgevoerd en nadien meer dan eens herhaald is. De chirurg betwijfelde het nut van herhaling daarvan, in verband waarmee de arts om een beoordeling is gevraagd.
Bij het eerste poliklinisch consult op 2 oktober 2008 heeft de arts aan klaagster zijn visie op de problematiek gegeven. Klaagster heeft het aanbod van de arts aangenomen om de behandeling over te nemen en een enkel aangetroffen nageldeel (een “spike”) direct te verwijderen. Deze ingreep heeft hij, na telefonisch overleg met klaagster op 6 oktober 2008, op 9 oktober 2008 uitgevoerd. Op 3 november 2008 nam klaagster weer contact op met de arts en liet zij weten dat naar haar mening zich een nieuwe teennagel had gevormd met een secundaire ontsteking. De arts adviseerde toen gebruik te maken van antibiotica. Omdat klaagster dit advies afwees, bleef voor de arts een conservatieve behandeling (met een chemische nagel-avulsie, dat wil zeggen met zalf) , zonder opnieuw operatief ingrijpen, over. Klaagster wees ook dit af en zei geen vertrouwen meer in de arts te hebben. De arts heeft daarna bedoelde chirurg ingelicht en gewezen op de mogelijkheid om een andere dermatoloog in te schakelen. Voor een controle afspraak op 13 november 2008 is klaagster niet meer verschenen. Later is zij naar bedoelde andere dermatoloog verwezen.
3. De klacht
Klaagster verwijt de arts, zakelijk weergegeven:
1) slechte bejegening en grensoverschrijdend gedrag en houding;
2) onbereikbaarheid en vervolgens het verplaatsen van haar zorgvraag naar de weekenddienst;
3) uitblijven van overdracht;
4) verdraaiing van de hulpvraag na een verschil van mening over de behandeling;
5) onjuiste informatie;
6) onzorgvuldigheid en nonchalance;
7) schending van en inbreuk op haar lichaam;
8) misleiding van een andere arts.
Het college vat deze klachtonderdelen samen in een verwijt over de bejegening (grenoverschrijdend gedrag, A.), een verwijt over de onbereikbaarheid (B.), een verwijt over het uitblijven van overdracht (C.) en een verwijt over de wijze waarop de arts met klaagster heeft gecommuniceerd en haar medisch heeft behandeld (D). Deze klachtonderdelen zullen hierna worden besproken.
4. Het standpunt van de arts
De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig zal daarop hierna worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. ad A.
Klaagster verwijt de arts dat hij tijdens de twee poliklinische contacten ongepaste uitspraken heeft gedaan. Zo sprak hij bijvoorbeeld zonder enige aanleiding over “ geslachtsziekte tussen de tenen”. Toen klaagster daarover een uitleg vroeg en hem zei dat hij hiermee te ver ging, grinnikte hij telkens. De arts heeft dit verwijt gemotiveerd weersproken. Aanvullend bewijs voor de lezing van klaagster is niet voorhanden. Weliswaar heeft de arts in zijn schriftelijk verweer voor de door klaagster benaderde klachtencommissie laten weten dat hij met zijn patiënten de sfeer luchtig en ontspannen wil houden, hetgeen in zijn woorden over het algemeen wordt gewaardeerd – blijkbaar niet door iedereen – maar dit kan niet als aanvullend bewijs worden gezien. Ook het verwijt dat zij van hem met gespreide benen op de behandeltafel moest gaan liggen is door hem weersproken en niet komen vast te staan.
De klacht moet in zoverre worden afgewezen. Dat betekent niet dat daarmee wordt uitgesproken dat de lezing van klaagster onjuist is, maar alleen dat zij het is die moet aannemelijk maken dat de arts op deze onheuse en/of grensoverschrijdende wijze met haar heeft gecommuniceerd. Daarin is zij niet geslaagd.
5.2. Ad B.:
Met het verwijt van slechte bereikbaarheid van de arts bedoelt klaagster kennelijk dat zij niet in staat is geweest om hem tussen de gemaakte afspraken door over haar klachten te spreken. De arts heeft dit weersproken. Hij heeft erop gewezen dat klaagster hem had verzocht haar terug te bellen, maar dat dit verzoek niet als spoedeisend was doorgegeven, en dat daarvan ook geen sprake was. Daarna heeft hij tweemaal tevergeefs getracht telefonisch met haar in gesprek te komen. Dit heeft klaagster niet weersproken. Het verwijt is daarom ongegrond. Daarbij wordt opgemerkt dat een patiënt onder niet spoedeisende omstandigheden zoals de onderhavige niet van de arts kan verlangen dat hij buiten de gemaakte afspraken om ook bereikbaar en beschikbaar is.
5.3.Ad C.
Toen bleek dat klaagster geen vertrouwen meer in de arts had, heeft hij volgens een aantekening in de status de verwijzende chirurg op diens verzoek hierover op 3 november 2008 ingelicht. Dit is telefonisch gebeurd. Hij heeft in dit verband de suggestie gedaan om een andere dermatoloog te benaderen. Dit verweer heeft klaagster niet weersproken. Waar de vertraging van de overdracht uit zou blijken is niet gebleken. Daarom moet het oordeel luiden dat, zoals de arts heeft bepleit, hij op correcte wijze de behandeling heeft afgerond.
5.4. Ad D.
Het verwijt van slechte communicatie is reeds gedeeltelijk hiervoor besproken. Voor zover klaagster bedoeld heeft de arts in dit verband meer in het algemeen een verwijt te maken, wordt dat verworpen. Klaagster heeft niet duidelijk omschreven, in welk opzicht hij tekort is geschoten. Voor zover zij met dit klachtonderdeel een uitspraak wil krijgen over de vraag, of de arts medisch-technisch zorgvuldig heeft gehandeld, luidt het oordeel dat de behandeling en beoordeling van de arts bij het College geen bedenkingen oproept. Meer in het bijzonder wordt overwogen dat zijn terughoudendheid om bij klaagster opnieuw operatief in te grijpen volkomen gerechtvaardigd was. Of de arts er verstandig aan heeft gedaan om de behandeling van de chirurg over te nemen, is de vraag. De arts was immers “slechts” ingeschakeld voor het geven van een second opinion. Nu deze geringe vorm van behandeling met instemming van klaagster is uitgevoerd, valt deze beslissing niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te kwalificeren.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
De arts kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. Hetgeen klaagster verder nog naar voren heeft gebracht leidt niet tot een andere beslissing en wordt geacht met het bovenstaande te zijn besproken.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist, prof.dr. H.J. van Bockel, P.R.H. Vermeulen, F.G.A.J. Hakvoort-Cammel, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 januari 2013.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.