ECLI:NL:TGZRSGR:2013:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-245B

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:36
Datum uitspraak: 10-12-2013
Datum publicatie: 10-12-2013
Zaaknummer(s): 2012-245B
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de verloskundige dat deze de klachten van klaagster van vochtverlies bij een zwangerschap van vijftien weken niet serieus heeft genomen en onvoldoende heeft onderzocht en klaagster niet heeft doorverwezen voor nader onderzoek. Het college is van oordeel dat er voldoende is doorgevraagd en voldoende onderzoek is gedaan. Indicatie voor een echo en/of doorverwijzing ontbrak. Klacht afgewezen, doch niet zonder daarbij te vermelden dat een uitvoerig en consequent bijgehouden dossier tot aanbeveling strekt.

Datum uitspraak: 10 december 2013

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, verloskundige,

wonende te B

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de verloskundige.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 14 december 2012. Een tweetal aanvullingen (met bijlagen) daarop zijn ontvangen respectievelijk op 9 en 14 januari 2013. Namens de verloskundige heeft mr. A.W. Hielkema, werkzaam bij de Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht, een verweerschrift (met bijlage) ingediend, waarna namens klaagster is gerepliceerd door mr. E. Brons, advocaat te Den Haag en gedupliceerd door mr. Hielkema.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 15 oktober 2013. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster werd bijgestaan door mr. Brons, de verloskundige door mr. Hielkema.

2. De feiten

2.1 Klaagster, was in 2011/2012 patiënte in de praktijk van de verloskundige (hierna: de praktijk) vanwege haar zwangerschap.

2.2 Op 2 februari 2012 heeft klaagster ’s nachts naar de praktijk gebeld omdat zij twee maal veel (warm) vocht had verloren; zij was toen 15 weken en 1 dag zwanger. Een collega van de verloskundige heeft klaagster die nacht te woord gestaan.

De volgende morgen heeft de verloskundige klaagster uitwendig onderzocht.

In het verloskundig dossier heeft de verloskundige op 2 februari 2012 aangetekend:

“02-02-2012 extra 15+1 of 2/3nx @ + E

Cort..opm.: +

2x veel vocht verloren, warm water. Nu vanaf 03u niks meer, geen inlegkruisje in. prov test neg.”

2.3 Op 6 februari 2012 kwam klaagster naar de praktijk voor reguliere zwangerschapscontrole. De collega van de verloskundige heeft in het dossier aangetekend:

“06-02-2012 regulier 110/50 46 15+5 N-2 pos”

2.4 Op 1 maart 2012 heeft klaagster naar de praktijk gebeld met de mededeling dat zij vanaf 15.00 uur twee keer een beetje bloed had verloren en om 21.45 uur had zij veel bloed verloren en daarna nog eens. De verloskundige heeft toen een huisbezoek bij klaagster afgelegd. Bij onderzoek was er veel bloedverlies, waarop klaagster is doorverwezen naar het D. De verloskundige heeft op 2 maart 2012 contact gehad met de gynaecoloog van het D.

In het verloskundig dossier heeft de verloskundige op 2 maart 2012 in het ‘externe memo’ van het dossier aangetekend:

“02-03-12 (IS) tel D

Op de echo geen vruchtwater. Overgenomen tweedelijn. 12-03 D: F had ons al meerdere malen proberen te bellen, maar elke keer waren we in gesprek stonden vast ed. En bij terugbellen stonden zij vast.

A ad 20 wkn afgelopen vrijdag een zwangerschapsafbreking gehad ivm een amhydramnion, lagune in de placenta en een klompvoetje. Afbreking op advies van D en G. Mw wil liever geen contact meer met ons want voor haar is de zwangerschap afgesloten en contact met ons zou haar alleen maar aan herinneren. De huisarts doet de kraambedcontroles, F belt morgen naar H voor de naam van de huisarts.

2.5 Daarna is er geen contact meer geweest tussen klaagster en de verloskundige.

3. De klacht

Klaagster verwijt de verloskundige, dat:

3.1 zij haar klachten van tweemaal vochtverlies bij de zwangerschapsduur van 15 weken + 1 dag niet serieus heeft genomen;

3.2 zij op 2 februari 2012 geen echo heeft gemaakt en/of niet heeft doorverwezen voor nader onderzoek, nadat zij in de nacht van 1 op 2 februari 2012 vruchtwater had verloren;

3.3 zij geen aanvullende testen (bijvoorbeeld: dip-sticktest) heeft gedaan om aanwezigheid van vruchtwater in de schede uit te sluiten.

4. Het standpunt van de verloskundige

De verloskundige heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen betwist. Op hetgeen zij als verweer heeft aangevoerd, zal – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 De verloskundige heeft de klachten van tweemaal vochtverlies bij een zwangerschapsduur van 15 weken + 1 dag niet serieus genomen.

Het bezoek van klaagster op 2 februari 2012 aan de verloskundige betrof een spoedafspraak, die was gemaakt naar aanleiding van de telefonische melding van klaagster over vochtverlies in de nacht. Van het nachtelijke telefoontje had de dienstdoende collega van de verloskundige geen melding gemaakt in het patiëntendossier, zodat klaagster de volgende morgen zelf haar verhaal heeft moeten doen aan de verloskundige.

In haar repliek heeft klaagster aangegeven dat zij om 3.00 uur ’s nachts voor de laatste keer vochtverlies had gehad. Naar het oordeel van het College kon de verloskundige de volgende morgen dan ook volstaan met ‘uitvragen’ van situatie, het doen van uitwendig onderzoek en een provocatietest en het controleren van de foetale harttonen.

Ter zitting heeft de verloskundige aangegeven dat zij klaagster op 2 februari 2012 heeft gevraagd naar de hoeveelheid verloren vocht, de kleur en de geur. Van de antwoorden van klaagster en van de instructie, die de verloskundige stelt te hebben meegegeven aan klaagster (terugkomen bij nieuw vocht- en/of bloedverlies), is echter geen melding gemaakt in het patiëntendossier.

Het College is van oordeel, dat op 2 februari 2012 door de verloskundige (en ook door haar dienstdoende collega) onvoldoende aantekeningen zijn gemaakt in het patiëntendossier. Dit is algemeen onwenselijk; het wordt nog minder aanvaardbaar wanneer er sprake is van werk­zaamhe­den in deeltijd en/of continudiensten. Dit betekent dat het zeer regelmatig nodig zal zijn dat de ene verloskundige de aantekeningen van de ander raadpleegt. Het is dan van het grootste belang dat die aantekeningen voldoende uitvoerig zijn en inzicht geven in het beleid dat wordt gevoerd.

In deze kwestie was de aard van de nagelaten aantekeningen niet zo zwaarwegend, dat gezegd moet worden dat de verloskundige in strijd met één van de normen van artikel 47 Wet BIG heeft gehandeld. Het College wijst dit klachtonderdeel dan ook af, doch niet zonder daarbij te vermelden dat een uitvoerig en consequent bijgehouden dossier tot aanbeveling strekt.

5.2 De verloskundige heeft op 2 februari 2012 geen echo heeft gemaakt en/of klaagster niet doorverwezen voor nader onderzoek nadat zij in de nacht van 1 op 2 februari 2012 vruchtwater had verloren.

Omdat op 2 februari 2012 bij het onderzoek door de verloskundige en bij de provocatietest geen (verlies van) vruchtwater is geconstateerd en, zoals gezegd, na 3.00 uur ’s nachts geen sprake meer was geweest van vochtverlies, kon op dat moment op goede gronden worden volstaan met het geven van instructies (terugkomen bij nieuw vocht- en of bloedverlies). Een indicatie voor het maken van een echo en/of een doorverwijzing naar de gynaecoloog ontbrak dan ook op dat moment, waarmee dit klachtonderdeel wordt afgewezen.

5.3 De verloskundige heeft geen aanvullende testen (bijvoorbeeld: dip-sticktest) gedaan om aanwezigheid van vruchtwater in de schede uit te sluiten.

De aanvullende testen, waar klaagster op doelt, dienen te worden gedaan op het afvloeiende vocht. Zoals hierboven reeds is aangegeven was er na 3.00 ‘s nachts geen vochtverlies meer opgetreden; ook de volgende morgen niet bij de provocatietest. Aanvullende testen waren zodoende niet mogelijk. De verloskundige kan op dit punt dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, waarmee ook dit laatste klachtonderdeel dient te worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, M.M.C. Visser-Boonman en M.R. Konijn, leden-verloskundigen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2013.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.