ECLI:NL:TGZRSGR:2013:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-241
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2013:35 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-12-2013 |
Datum publicatie: | 03-12-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012-241 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht dat de tandarts zijn informatieplicht niet is nagekomen. Het college oordeelt dat de verplichting om klaagster te informeren over het feit dat er sprake was van een zwak element, zodat er rekening mee moest worden gehouden dat de behandeling niet tot behoud van het element zou leiden, op de tandarts zelf rust, ook als de reguliere tandarts klaagster al omtrent dat risico zou hebben geïnformeerd. Degene die een tandheelkundige behandeling uitvoert, is verantwoordelijk voor het juist en adequaat informeren van de patiënt omtrent de aard, de gevolgen en de risico’s van de behandeling. Weliswaar heeft de tandarts gesteld dat hij klaagster, zoals hij gewoonlijk doet, omtrent de gevolgen en het risico van de behandeling heeft geïnformeerd, maar dat blijkt niet uit enige aantekening in het medisch dossier en is ook anderszins niet aannemelijk geworden. Waarschuwing. |
Datum uitspraak: 3 december 2013
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, tandarts
wonende en werkzaam te B,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen: de tandarts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 12 december 2012. De tandarts heeft op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. De tandarts heeft nog de gevraagde foto’s digitaal aan het secretariaat toegezonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 8 oktober 2013. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De tandarts werd bijgestaan door mr. S. Slabbers, verbonden aan DAS Rechtsbijstand. Mr. Slabbers voornoemd heeft pleitnotities overgelegd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende voor het college komen vast te staan.
Medio september 2010 is klaagster door haar reguliere tandarts naar de tandarts verwezen voor een wortelkanaalbehandeling aan haar linkerhoektand (element 22), die eerder endodontisch was behandeld. De tandarts is tandarts-endodontoloog.
Op 28 januari 2011 heeft de tandarts klaagster voor het eerst gezien. Klaagster had toen geen verwijsbrief bij zich.
Op 9 februari 2011 heeft de tandarts voormelde behandeling uitgevoerd. Patiënte werd meegedeeld dat zij na een jaar werd terugverwacht voor controle of zoveel eerder als zij klachten zou krijgen. De tandarts heeft daarvan bij brief van diezelfde datum, onder toezending van een röntgenfoto van het element na de behandeling, als volgt aan klaagsters tandarts verslag gedaan:
“Conform uw verzoek is de kanaalbehandeling van element 22 uitgevoerd.
Het kanaal is met gutta-percha en AH-plus gevuld, de kanaalingang is met Ultra-Blend bedekt en het element is definitief gesloten met LuxaCore (verstevigd met snowlight stift), wat als opbouw voor een kroon kan dienen.
Patiënt(e) is op de hoogte gesteld dat hij/zij over 1 jaar terug wordt verwacht voor controle.”.
Op 17 september 2012 berichtte de reguliere tandarts van klaagster de tandarts als volgt:
“Plus minus een jaar geleden is bovengenoemde patiënte naar u verwezen voor onderzoek en evt. endorevisie in element 22. Dit element was reeds endodontisch behandeld door haar vorige tandarts. De reden hiervoor was een opgelopen trauma met een hockeystick.
De pocket distaal van element 22 was toen al aanwezig. Heden zag ik na een foto rechts distaal van de 22 nog steeds een angulair botdefect. Graag verneem ik van u of bovengenoemde patiënte een afspraak moet maken voor een controleonderzoek tenzij u vermoedt dat dit een negatieve prognose heeft en nog verwijderd moet worden.”
Op 12 oktober 2012 is de linkerhoektand van klaagster, toen zij een hap van een stokbrood nam, gaan loszitten en er deels uitgevallen.
Op 16 oktober 2012 heeft de reguliere tandarts van klaagster geconstateerd dat het element niet meer te redden was en vervangen moest worden door een implantaat.
Klaagster is niet meer bij de tandarts terug geweest.
Op 25 oktober 2012 heeft zij hem gebeld en hem verzocht om een vergoeding van de kosten van een implantaat.
3. De klacht
Klaagster verwijt de tandarts dat hij tekortgeschoten is in de ten aanzien van haar te betrachten zorg doordat hij nagelaten heeft haar te informeren omtrent de mogelijke gevolgen en risico’s van de behandeling.
Klaagster heeft haar klacht aldus toegelicht dat haar reguliere tandarts haar heeft verteld dat hij haar voor een wortelkanaalbehandeling naar de tandarts doorverwees omdat het een wat ingewikkelde wortelkanaalbehandeling betrof en dat hij wilde dat deze goed werd uitgevoerd. Klaagster ging ervan uit dat het een “standaard”-behandeling betrof. De tandarts noch haar reguliere tandarts heeft haar erop gewezen dat sprake was van een zwak element en daarmee van een verhoogd risico op een breuk met als gevolg dat wanneer dat risico zich zou materialiseren, slechts de optie van een implantaat overbleef.
De tandarts heeft haar voor noch na de behandeling geïnformeerd over de risico’s. Daardoor heeft zij geen keuze kunnen maken uit de verschillende behandelopties. Dientengevolge rest klaagster thans niet anders dan een implantaat te laten aanbrengen. De tandarts weigert haar echter tegemoet te komen in de kosten daarvan. Dit vindt zij ook onredelijk.
4. Het standpunt van de tandarts
De tandarts heeft het volgende verweer tegen de klacht gevoerd.
Klaagster had in het verleden een trauma aan het betreffende element opgelopen door een klap van een hockeystick. Het element was voorzien van een kanaalvulling met stift en vertoonde een lokale (oude) pocket van 6 millimeter distaal. Dit kan wijzen op de aanwezigheid van een (gedeeltelijke) verticale wortelfractuur distaal. Als dat het geval was, zou het element als verloren moeten worden beschouwd.
De reguliere tandarts heeft de regie over de gebitsbehandeling. Aangenomen mag worden dat hij klaagster heeft geïnformeerd over de bestaande opties: getracht kon worden het element door middel van een endodontische behandeling te behouden. Als dat niet zou lukken, dan zou klaagster aangewezen zijn op een implantaat.
De tandarts heeft klaagster, zoals te doen gebruikelijk, voorafgaand aan de behandeling uitgebreid voorgelicht over de risico’s van de behandeling. Het betrof een zwak element, maar gelet op de kosten van vervanging was het de moeite waard te proberen het element door middel van een endodontische behandeling te behouden.
Om vast te stellen of sprake was van een verticale wortelfractuur heeft de tandarts de stift en de kanaalvulling verwijderd en met behulp van een operatiemicroscoop in de wortel gekeken. De tandarts heeft daarin geen breuk aangetroffen en de tand vervolgens gesloten en verstevigd met een glasvezelstift.
Klaagsters verzoek om vergoeding van de kosten van een implantaat was niet reëel. Het was immers een verzwakt element, waardoor de kans op een (latere) breuk groter was. De behandeling is zonder complicaties verlopen. Als de breuk door de ingreep zou zijn veroorzaakt, had deze zich binnen drie maanden na de behandeling gemanifesteerd.
5. De beoordeling
De onderhavige klacht heeft betrekking op de informatie die de tandarts, naar klaagster stelt, haar in het kader van de behandeling ten onrechte heeft onthouden en niet, zoals klaagster ter zitting heeft beaamd, op de behandeling zelf. Het college is overigens niet gebleken dat de tandarts de behandeling onjuist heeft uitgevoerd.
In het midden kan blijven of het bewuste element getraumatiseerd is geweest, al dan niet door een klap met een hockeystick. Vaststaat dat het een verzwakt element was. Om die reden diende er rekening mee te worden gehouden dat de endodontische behandeling niet tot behoud van het element zou leiden en dat dit alsnog door een implantaat vervangen diende te worden. Dat was voor klaagster relevante informatie, op grond waarvan zij een keuze met betrekking tot de behandeling had kunnen maken.
Anders dan de tandarts heeft gesteld, rustte de verplichting om klaagster omtrent dit risico te informeren op de tandarts zelf, ook als de reguliere tandarts klaagster reeds omtrent dat risico zou hebben geïnformeerd. Degene die een tandheelkundige behandeling uitvoert, is immers verantwoordelijk voor het juist en adequaat informeren van de patiënt omtrent de aard, de gevolgen en de risico’s van de behandeling. Onjuist is dan ook zijn standpunt, dat de reguliere tandarts de regie heeft en houdt.
Nu klaagster ontkent dat de tandarts haar de bewuste informatie heeft verstrekt, is voor het college niet komen vast te staan dat de tandarts aan zijn informatieplicht jegens klaagster heeft voldaan. Weliswaar heeft de tandarts gesteld dat hij klaagster zoals hij gewoonlijk doet omtrent de gevolgen en het risico van de behandeling heeft geïnformeerd, maar dat blijkt niet uit enige aantekening in het medisch dossier en ook anderszins niet aannemelijk geworden.
De conclusie moet dan ook zijn dat klacht gegrond is. De hierna vermelde maatregel acht het college passend.
Daarmee wordt overigens geen uitspraak gedaan over het bestaan van enig oorzakelijk verband tussen de behandeling en de schade die klaagster stelt te hebben geleden. Het verwijt van klaagster, dat de tandarts onredelijk heeft gehandeld door een vergoeding te weigeren, kan dan ook niet gegrond worden verklaard.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
- legt de tandarts de maatregel van een waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist, H.W. Luk, M.M.L.F. Smulders en J.M.W. Croes, leden-tandartsen, met bijstand van
mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2013.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.