ECLI:NL:TGZRSGR:2013:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-238a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:23
Datum uitspraak: 27-08-2013
Datum publicatie: 27-08-2013
Zaaknummer(s): 2011-238a
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de psychotherapeut dat deze buiten medeweten van klaagster en zonder haar toestemming gegevens over haar aan derden heeft verstrekt ten behoeve van een juridische procedure. Klaagster stelt voorts dat de gegevens onjuist zijn en het verstrekken ervan ernstige schade toebrengt aan haar en haar kinderen.

Datum uitspraak: 27 augustus 2013

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, psychotherapeut

wonende en werkzaam te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen verweerder.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift met bijlagen is ontvangen op 22 november 2011. Namens verweerder heeft mr. E.J.H. Gielen, advocaat te Utrecht, tegen de klacht verweer gevoerd, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 2 juli 2013. Partijen, klaagster in persoon en verweerder in gezelschap van zijn gemachtigde mr. B.J. Essink, advocaat te Utrecht, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Mr. Essink bediende zich van een pleitnotitie die hij heeft overgelegd.

2. De feiten

Klaagster en haar toenmalige echtgenoot waren destijds in behandeling bij “ E”, vestiging D, een centrum voor ambulante forensische psychiatrie in D, vanwege geweld in de thuissituatie. Er zijn drie minderjarige kinderen, van wie de oudste in 2011 11/12 jaar was. Verweerder was samen met een gezondheidszorg-psycholoog behandelaar van haar echtgenoot respectievelijk klaagster.

Beide behandelaars hebben een brief (tussenevaluatie), gedateerd op 15 maart 2011, aan de echtgenoot gezonden. Daarin is de thuissituatie en de behandelsituatie van beide echtelieden geschetst.

Op 9 september 2011 heeft verweerder een volgende, door hem alleen ondertekende, tussen- evaluatie aan de echtgenoot gezonden. Hierin staat onder mee het volgende vermeld:

- (a) “(…) In de gesprekken doet u telkens verslag van het verloop van de contacten met uw vrouw en kinderen. Daaruit is mijn indruk ontstaan dat u goed in staat bent om op een positieve en prettige manier invulling te geven aan de omgang met uw kinderen.”

- (b) ”(…)Het is mijn indruk dat het contact met uw vrouw, ondanks uw inspanningen, waarvan u blijk geeft, nog altijd slecht verloopt. Uit wat u vertelt en uit de sms-wisselingen over afspraken met betrekking tot de omgang met de kinderen, die u mij laat lezen, maak ik op dat het voor u lastig blijft om om te gaan met de agerende en externaliserende manier waarop uw vrouw u benadert en waar ook de kinderen veel last van ondervinden.”

Tegen (onder anderen) verweerder heeft klaagster eerder een klacht ingediend, welke eveneens betrekking had op de behandeling van (klaagster en) haar echtgenoot. De klacht tegen een gz-psycholoog is in hoger beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De klacht tegen verweerder is in beide instanties ongegrond verklaard.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij buiten haar medeweten en toestemming om gegevens over haar, die ook nog eens onjuist blijken te zijn, aan derden heeft verstrekt ten behoeve van een juridische procedure, die ernstige schade toebrengen aan haar en de kinderen.

4. Het standpunt van verweerder

Namens verweerder is gesteld dat klaagster geen belanghebbende is in de zin van artikel 65 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Inhoudelijk

heeft hij de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Ter toelichting op zijn standpunt heeft verweerder gesteld dat hij zich er wel bewust van was

dat hij zich met de brieven een procedure op de hals kon halen, maar dat de situatie “ zo duidelijk was” dat het laf zou zijn om het niet op te schrijven. Voor zover nodig zal op deze en andere stellingen van verweerder hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1. Het is vaste jurisprudentie dat als rechtstreeks belanghebbende wordt beschouwd de persoon die zich beklaagt over het afgeven van een (geneeskundige) verklaring die voor de klager consequenties kan hebben. Klaagster stelt onder opgaaf van redenen dat zich deze situatie hier voordoet, zodat zij ontvankelijk is in haar klacht.

5.2 Klaagster heeft tijdens de behandeling ter zitting haar standpunt toegelicht door te stellen dat zij verweerder verwijt dat hij (vertrouwelijke) gegevens over haar heeft opgeschreven en voor discussie vatbare interpretaties over de kinderen heeft gegeven, wat zonder het aan haar voor te leggen niet geoorloofd was. Dit zou verweerder hebben gedaan, kennelijk met het doel om haar echtgenoot in staat te stellen de gegevens vervolgens in de gerechtelijke procedure(s) te gebruiken. Het College is dienaangaande van oordeel dat deze stelling in haar algemeenheid te ver gaat. Ook zonder toestemming van klaagster mocht verweerder in beschrijvende zin in neutrale bewoordingen verwijzen naar het verloop van de behandeling. Daarnaast geldt dat verweerder tijdens de behandeling ter zitting weliswaar heeft verklaard te hebben geweten dat partijen in twee gerechtelijke procedures verwikkeld waren, maar niet dat hij wist dat zijn brieven in die procedures zouden worden gebruikt.

Tegen deze achtergrond worden de beide brieven beoordeeld.

5.3 Omtrent de brief van 15 maart 2011 wordt overwogen dat deze brief geen zinsneden bevat die direct of indirect iets zeggen over of een beoordeling geven van de gezondheidssituatie van klaagster (of de kinderen). De brief bevat wel de passage “ Uw vrouw ging in therapie bij collega drs… en u bij mij.” Daarin wordt echter niet de reden en/of eventuele aandoening genoemd. Van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid over de opneming van de desbetreffende passages in de brief is dan ook geen sprake. Dat het juist deze passages zijn die de door klaagster vermelde nadelige gevolgen hebben teweeggebracht heeft klaagster overigens niet aannemelijk gemaakt.

5.4 Wat betreft de tussenevaluatie van 9 september 2011, en met name de daarin opgenomen passage zoals hiervoor bij de feiten onder (b) is aangehaald, ligt dit anders. Daarin besluit verweerder met een beoordeling dat klaagster een “ agerende en externaliserende” manier heeft om haar echtgenoot te benaderen waarvan ook de kinderen veel last ondervinden. Dit betreft een kennelijk door verweerder zelf getrokken conclusie over en ten nadele van klaagster die verweerder niet had mogen opschrijven. Dat verweerder dat wel heeft gedaan is verwijtbaar, temeer daar hij wist van het bestaan van gerechtelijke procedures tussen de partijen. Hij had er dan ook rekening mee moeten houden, dat de echtgenoot deze zou gebruiken.

5.5 De conclusie is dat de klacht gegrond is en dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De hierna te vermelden maatregel zal worden opgelegd.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

legt verweerder de maatregel van WAARSCHUWING op.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, drs. L. de Nobel en drs. P. Citroen, leden-psychotherapeuten, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2013.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.