ECLI:NL:TGZRSGR:2013:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-259e

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2013:20
Datum uitspraak: 20-08-2013
Datum publicatie: 20-08-2013
Zaaknummer(s): 2011-259e
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de verpleegkundige dat zij niet de afgesproken wondzorg heeft gegeven, geen aandacht heeft gehad voor de toenemende pijnklachten die klager steeds heeft geuit en de achteruitgaande lichamelijke conditie van klager en geen aantekeningen in het zorgdossier (hierover) heeft gemaakt.

Datum uitspraak: 20 augustus 2013

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, verpleegkundige,

werkzaam te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen: verweerster.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift, met bijlagen, gericht tegen de verpleegkundigen van D, is ontvangen op 27 december 2011. In haar brief, door het College ontvangen op van 15 maart 2012, heeft D de namen opgegeven van de bij de aan klager verleende thuiszorg betrokken verpleegkundigen.

Verweerster heeft op 30 september 2012 verweer gevoerd. Daarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Op 24 januari 2013 heeft het College nog een brief van klager ontvangen. Op 20 maart 2013 heeft een verhoor plaatsgevonden in het kader van het vooronderzoek. Daarbij zijn klager en zijn echtgenote verschenen, alsmede de heer E, oom van klager, die voor klager optrad als woordvoerder. Verweerster is bij dat verhoor niet verschenen. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 25 juni 2013. Verweerster werd bijgestaan door mr. I.P.C. Sindram, advocaat te Malden. Klager is verschenen en werd vergezeld door zijn echtgenote en de hiervoor genoemde heer E en werd bijgestaan door mr. M. Dammingh, advocaat te Amsterdam. Door en namens de partijen zijn hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

2.1 Klager, is op vrijdag 22 september 2006 ontslagen uit het F te G, waar hij op 16 september 2006 was geopereerd (appendectomie na een geperforeerde appendicitis).

2.2 Na telefonisch contact op vrijdagmiddag 22 september 2006 tussen de liaison verpleegkundige van het ziekenhuis en een medewerkster van D, voor welke organisatie verweerster werkzaam was, werd afgesproken dat D verpleegkundige thuiszorg aan klager zou verlenen. Het ging om de verzorging van de operatiewond.

2.3 De overeenkomst tussen klager en D is vastgelegd in de Zorgafspraak, onderdeel van het Zorgdossier. De Zorgafspraak vermeldt onder meer dat 3,9 uur per week verpleegkundige zorg zal worden verleend. Het Zorgdossier bevat verder onder meer twee zorgplannen: Zorgplan 1 van 28 september 2006 en Zorgplan 2 van 29 september 2006. Boven beide zorgplannen staat dat klager niet in staat is om de wond te verzorgen ten gevolge van tekort aan kennis en vaardigheid. Onder Acties staat in Zorgplan 1: “1 x dgs wond uitdouchen; aquacel in wond; eilandpleister”. In Zorgplan 2 staat onder Acties: “op ma-woe-vrijdag wond uitdouchen; aquacel in wond; eilandpleister”.

2.4 Vervolgens zijn verschillende medewerkers van D voor het verlenen van zorg bij klager thuis geweest. Verweerster heeft klager op 25 september 2006 zorg verleend.

2.5 Op zaterdag 30 september 2006 is er – conform Zorgplan 2 – geen zorg verleend. Op zondag 1 oktober 2006 heeft een verpleegkundige die dienst had bij “acute zorg” van D, klager thuis bezocht, op diens herhaalde verzoek, omdat zijn wond vies was en stonk.

2.6 De medewerkster die klager op maandag 2 oktober 2006 bezocht, noteerde:

“Wond had erg gelekt van ’t weekend

Per vandaag weer dagelijks”.

2.7 Op dinsdag 3 oktober 2006 had klager een afspraak in het ziekenhuis voor controle. In het ziekenhuis werd vastgesteld dat er sprake was van een groot abces. De wond is die dag in het ziekenhuis open gemaakt, gedraineerd en gespoeld, waarna klager negen dagen in het ziekenhuis opgenomen is gebleven. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis heeft klager een andere thuiszorgorganisatie ingeschakeld.

2.8 Het Zorgdossier van D is bij klager thuis achtergebleven.

2.9 Klager heeft D aansprakelijk gesteld voor schade wegens onzorgvuldige wondbehandeling. Er is een onderzoek ingesteld door “H”. Klager heeft het Zorgdossier ter beschikking van het H gesteld, toen hij vernam dat D er niet over beschikte.

3. De klacht

De klacht houdt - samengevat - in dat verweerster niet de noodzakelijke en afgesproken zorg aan klager heeft verleend. De wond van klager is niet vakkundig verzorgd. Bij controle in het ziekenhuis bleek de wond te snel te zijn gesloten met daarbij een groot abces waarop direct weer opname in het ziekenhuis noodzakelijk was met nogmaals een operatie. Voorts waren er geen of te weinig zorgmiddelen aanwezig.

4. Het standpunt van verweerster

Het verweer strekt tot afwijzing van de klacht. Zo nodig wordt op het verweer hieronder bij de beoordeling ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Volgens het Zorgdossier bestond de verpleegkundige zorg uit: “[…] wond uitdouchen, aquacel in wond en eilandpleister”, aanvankelijk één maal daags (Zorgplan 1) en ingaande 29 september 2006 op maandag, woensdag en vrijdag (Zorgplan 2). Zorgplan 1 is op 28 september aan het Zorgdossier toegevoegd.

5.2 Aan het dossier ontbreekt een schriftelijke instructie van het ziekenhuis aan D omtrent de aan klager te verlenen verpleegkundige zorg. Volgens verweerster is die instructie er wel geweest en is deze door haar bij klager thuis ingezien. Zij stelt dat deze inhield: “1x dgs wond uitdouchen, aquacel in wond en eilandpleister”. Ook een collega van verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij deze instructie, met deze inhoud, van het ziekenhuis bij klager thuis heeft ingezien. Klager heeft dit niet betwist. Bij de beoordeling gaat het College er dan ook van uit dat deze instructie destijds aanwezig was en dat deze is opgenomen in Zorgplan 1.

5.3 Verweerster heeft klager bezocht op 25 september 2006. In de Rapportage in het Zorgdossier heeft zij in de kolom “Gewerkt volgens de afspraak” het “Ja”-vakje aangekruist. In haar verweer alsmede ter zitting heeft verweerster verklaard dat zij volgens de instructie van het ziekenhuis die zij bij klager heeft ingezien heeft gehandeld en de wond van klager zelf heeft gespoeld en conform instructie heeft verzorgd. Klager heeft weliswaar in het algemeen gesteld dat hij zich zelf douchte en de wond afdekte voordat er een verpleegkundige van D kwam en dat die dan volstond met - volgens hem ten onrechte - vast te stellen dat klager de wond zelf al had verzorgd, doch heeft de concrete verklaring van verweerster over haar handelen op 25 september 2006 niet betwist. Het staat dan ook niet vast dat verweerster toen niet de zorg conform afspraak heeft verleend, zodat dit klachtonderdeel faalt.

5.4 Dat er onvoldoende zorgmiddelen ter plaatse aanwezig waren is niet komen vast te staan. Volgens verweerster waren er ten tijde van haar bezoek zorgmiddelen aanwezig aangezien er zorgmiddelen door het ziekenhuis waren meegegeven. Bovendien staat in de Rapportage in het Zorgdossier bij 24 september 2006 staat dat klager bij zijn huisarts verbandspullen zou bestellen. Als het niet om verbandspullen maar om andere zaken zou gaan, zoals klager stelt, is onvoldoende duidelijk geworden welke noodzakelijke middelen er ontbraken. Klager spreekt van een katheter en spoelmiddelen, maar uit de zorgplannen, gebaseerd op de werkinstructie uit het ziekenhuis, blijkt niet dat deze middelen nodig waren. Ook dit klachtonderdeel faalt.

5.5 Gezien het vorenstaande komt het College tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, lid-jurist, drs. A.J.M. Koeter, M.J. van Bergeijk en R.P. Veltman, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2013.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.