ECLI:NL:TGZRSGR:2013:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-114b
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2013:16 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-08-2013 |
Datum publicatie: | 13-08-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012-114b |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de neuroloog dat hij nalatig is geweest in de zorg voor haar zoontje, klaagster niet serieus heeft genomen, onvoldoende onderzoek bij het zoontje heeft verricht en geen juiste diagnose heeft gesteld. Waarschuwing. |
Datum uitspraak: 13 augustus 2013
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, neuroloog,
werkzaam te B,
de persoon over wie wordt geklaagd,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 28 juni 2012. Namens de arts is een verweerschrift ingediend door mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht. Vervolgens is gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 18 juni 2013. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht, waarbij klaagster werd bijgestaan door mr. drs. I.D. Nelis, advocaat te Amsterdam, en de arts door mr. Kastelein voornoemd. Mr. Nelis heeft een pleitnota overgelegd. Voorts is verschenen D, emeritus hoogleraar kinderneurologie. Hij is gehoord als partij-deskundige aan de zijde van de arts.
2. De feiten
2.1 De klacht betreft de behandeling van de zoon van klaagster, E.
2.2 Op 14 januari 2012 heeft klaagster de spoedeisende hulp bezocht omdat E op zijn hoofd was gevallen. Klaagster heeft toen een wekadvies gekregen.
2.3 Op 23 januari 2012 is klaagster naar de huisarts gegaan omdat E sinds een week koorts, oorpijn en hoofdpijn had, geel zag en vaak ziek was. De huisarts heeft E verwezen naar de kinderarts.
2.4 Het bezoek aan de kinderarts heeft plaatsgevonden op 27 januari 2012. In het medisch dossier staat daarover onder meer vermeld:
“Sinds 3 mnd overgeven, hoofdpijn en oorpijn
1 jaar geleden op hoofd gevallen, sindsdien begonnen. Valt niet vaker dan andere kinderen, maar daarna altijd hoofdpijn en duizeligheid. (..)
Overgeven: altijd na de maaltijd, half verteerd voedsel terug, niet na enkele maaltijd. Niet afhankelijk van bepaalde voeding. Elke dag, 1-2 dd.
Koorts tot 40 graden gemeten, 1 week geleden met hoesten.”
De kinderarts heeft E naar de KNO-arts verwezen, onderzoek ingezet naar een maaginfectie, druppels voorgeschreven wegens obstipatie en een controleafspraak gemaakt. Uit het onderzoek bleek dat E een maaginfectie had. Tijdens een controlebezoek bij de kinderarts op 1 maart 2012 is daarvoor een behandeling met medicatie gestart. In het medisch dossier is over de hoofdpijn vermeld: “lijkt nu geen probleem”. Er waren geen oorklachten meer. Voorts is vermeld dat klaagster niet naar de afspraak van de KNO-arts was geweest.
2.5 Op 13 maart 2012 is klaagster met E naar de spoedeisende hulp gegaan. In de brief van de spoedeisende hulp aan de huisarts staat onder meer het volgende:
“Anamnese
Patient is 2 maanden geleden op het achterhoofd gevallen, toen wat dizzy geweest, geen bewustzijnsverlies. Sindsdien geeft hij regelmatig zelf hoofdpijn aan (..). Met name hoofdpijn na activiteit. Wanneer hij net gegeten heeft en dan actief wordt moet hij overgeven bij de hoofdpijn. Zowel in de ochtend als avond.
Volgens moeder heeft hij sinds 1 week last van zijn evenwicht, [hij] loopt wankel en dreigt om te vallen. (..)
Komen op dit tijdstip omdat familielid na het werk meekon naar de SEH. Afspraak bij [kinderarts] over 1 ½ week te ver weg.
(..)
Lichamelijk onderzoek
(..)
Algemeen: Matig ziek kind, beetje suf overkomend, goed gecirculeerd, goed gehydreerd, niet geprikkeld. EMV maximaal. Voert opdrachten uit.
Looppatroon breedbasisch, staat een klein beetje wankel.
(..)
Conclusie hoofdbehandelaar:
Probleem: hoofdpijn en braken sinds twee maanden, wankel looppatroon sinds 1 week. Hierbij futloos.
(Werk) Diagnose: wankel lopen bij intercurrente virale infectie, cerebellaire ataxie (viraal infect, intracranieel proces)
Advies / Therapie: komen morgenochtend retour voor afspraak bij kinderneuroloog.
(..)”
2.6 De volgende ochtend, op 14 maart 2012, is E gezien op de afdeling neurologie door de arts en een arts-assistent. In de anamnese is vermeld:
“RvK: hoofdpijn
In januari, 2 mnd geleden, op het hoofd gevallen. Sindsdien hoofdpijn
dagelijks; hele dag aanwezig. Kan wel spelen. Afgelopen 2 mnd dagelijks overgeven (..) is onstabieler & heel snel moe, valt vaker (..).”
Na lichamelijk onderzoek is een post commotioneel syndroom als werkdiagnose gesteld en is een controle-afspraak gemaakt. Die vond plaats op 23 maart 2012. In het medisch dossier staat daarover dat de hoofdpijn minder was geworden en dat het lopen nog steeds een beetje zwalkend was. De arts heeft klaagster geadviseerd om bij een verandering van klachten contact op te nemen.
2.7 Op 23 maart 2012 vond ook een controle-afspraak plaats bij de kinderarts. In het medisch dossier is genoteerd dat E toen enkele dagen niet had gespuugd. Er is een controle-afspraak gemaakt voor acht weken later.
2.8 Klaagster heeft op 11 april 2012 telefonisch contact gezocht met de kinderarts wegens hoofdpijnklachten, duizeligheid en braken. De kinderarts werd daarvan een dag later op de hoogte gesteld. Zij heeft klaagster toen gebeld en geadviseerd nog dezelfde dag de huisarts of de spoedeisende hulp te bezoeken. E is vervolgens onderzocht in een ziekenhuis, waarbij een hersentumor is geconstateerd. Op 19 april 2012 heeft een spoedopname plaatsgevonden. Op 26 april 2012 is de tumor operatief verwijderd.
3. De klacht
Klaagster verwijt de arts dat hij nalatig is geweest, klaagster niet serieus heeft genomen, onvoldoende onderzoek heeft verricht en geen juiste diagnose heeft gesteld. Daardoor is financiële en emotionele schade geleden. Klaagster heeft duidelijk gemaakt dat zij zich ernstige zorgen maakte. E had reeds een jaar last van hoofdpijn, moest drie tot vier keer per week braken en greep naar zijn hoofd bij harde geluiden. Ook liep hij zwalkend. De arts heeft de klachten ten onrechte in verband gebracht met de val op 14 januari 2012, aangezien de hoofdpijnklachten reeds daarvoor bestonden. Gelet op de duur van de klachten had de arts nader onderzoek moeten doen.
4. Het standpunt van de arts
De arts betreurt de gang van zaken maar is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. De arts heeft E alleen gezien op 14 en 23 maart 2012. De gepresenteerde klachten waren wisselend van aard en niet eenduidig. Het braken kon worden verklaard door de maaginfectie. Tijdens het consult op 23 maart 2012 waren de klachten aanzienlijk verminderd. Het afwachten van verdere ontwikkelingen leek daarom een redelijk beleid. Daarbij speelde ook een rol dat onderzoek door middel van een MRI-scan onder narcose zou moeten plaatsvinden, hetgeen ingrijpend is voor een driejarige. Daarnaast bleef E onder controle van de kinderarts.
5. De beoordeling
5.1 Het College stelt voorop dat de met een hersentumor gepaard gaande klachten vaak wisselend van aard zijn waardoor het moeilijk is om (in een vroeg stadium) de juiste diagnose te stellen. Ook in dit geval waren de klachten wisselend van aard. Het ziektebeeld werd bovendien vertroebeld door de maaginfectie en een val op het hoofd twee maanden eerder. Niettemin is het College van oordeel dat de arts in de gegeven omstandigheden niet kon volstaan met de (werk)diagnose post commotioneel syndroom en het voeren van afwachtend beleid. De aanleiding voor het bezoek aan de arts was immers de spoedverwijzing op 13 maart 2013 door de spoedeisende hulp waar onder meer als werkdiagnose was gesteld een intracranieel proces. Ook de arts heeft, in navolging van de spoedeisende hulp, geconstateerd dat sprake was van aanhoudende hoofdpijnklachten, braken en zwalkend/onstabiel lopen. Deze combinatie van de symptomen was alarmerend, mede gelet op de jonge leeftijd van E (toen drie en een half), en noopte tot nader onderzoek door middel van een CT- of MRI-scan. Dit geldt temeer omdat klaagster zich ernstige zorgen maakte en de controle-afspraak bij de kinderarts niet wilde afwachten.
Bij het voorgaande is nog van belang dat de arts de aanhoudende hoofdpijn en het zwalkend lopen niet met veel waarschijnlijkheid kon toeschrijven aan de val op het hoofd. Sinds die val waren immers al twee maanden verstreken. Het zwalkend lopen was volgens de anamnese op de spoedeisende hulp echter recent ontstaan.
5.2 Het verweer van de arts dat hij niet bekend was met de informatie van de spoedeisende hulp omdat de spoedverwijzing telefonisch had plaatsgevonden, doet aan het voorgaande niet af. Voor zover de arts geen inzage had in de gegevens van de spoedeisende hulp, lag het op zijn weg deze op te vragen. Voorts is van belang dat de arts ook zelf heeft geconstateerd dat sprake was van aanhoudende hoofdpijnklachten in combinatie met niet alleen braken maar ook zwalkend/onstabiel lopen, bij een kind van drie en een half jaar.
5.3 Gelet op het voorgaande is de klacht gegrond, in zoverre dat de arts onvoldoende onderzoek heeft verricht waardoor hij de juiste diagnose heeft gemist. Het College kan overigens niet beoordelen of het herstel van E anders zou zijn verlopen indien de arts wel nader onderzoek zou hebben verricht.
5.4 Niet gegrond is het klachtonderdeel dat de arts klaagster onvoldoende serieus heeft genomen. Het door de arts gevoerde afwachtende beleid werd niet ingegeven door het niet-serieus nemen van klaagster, maar door zijn - onjuist gebleken - veronderstelling dat sprake was van een post commotioneel syndroom en dat nader onderzoek (onder narcose) onnodig belastend zou zijn.
5.5 In verband met hetgeen onder 5.1 tot en met 5.3 is overwogen wordt na te melden maatregel passend en geboden geacht.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:
Legt op de maatregel van waarschuwing.
Deze beslissing is gegeven door: mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, dr. J.P. van der Sluijs, prof. dr. M.W. Hengeveld en drs. P.C.L.A. Lambrechts, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. Kok, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2013.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.