ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2962 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2013-12
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2962 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-05-2013 |
Datum publicatie: | 28-05-2013 |
Zaaknummer(s): | G2013-12 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. De klacht luidt dat verweer subjectief is geweest in het wegen van de belangen van de collega-psychiaters tegenover die van klaagster. In de tweede plaats verwijt klaagster verweerder incompetentie. Klacht ongegrond en afgewezen. |
Rep.nr. G2013/12
28 mei 2013
Def. 052
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 18 janauari 2013 binnengekomen klacht van:
A.
wonende te B.,
klaagster,
tegen
C.
psychiater, gevestigd te B.,
verweerder,
BIG reg.nr: -,
gemachtigde: mr drs P.A. de Zeeuw.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift van 17 januari 2013, ingekomen op 18 januari 2013;
- het verweerschrift van 28 februari 2013, ingekomen op 1 maart 2013 en
- de repliek van 5 maart 2013, ingekomen op 7 maart 2013.
De klacht is behandeld in raadkamer op 26 maart 2013.
2. De feiten
Klaagster is sinds juni 2011 enige tijd bij D. opgenomen geweest wegens een schizo affectieve stoornis.
3. De klacht
De klacht luidt dat C. subjectief is geweest in het wegen van de belangen van de psychiaters D. en E. tegenover die van klaagster. In de tweede plaats verwijt klaagster C. incompetentie.
4. Het verweer
Volgens C.h heeft hij nooit zorg verleend aan klaagster; hij heeft slechts zitting gehad in de klachtencommissie D.. Aldus zou klaagster niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar klacht. Subsidiair betwist hij een subjectieve belangenafweging te hebben gemaakt en stelt hij dat klaagster haar klachten op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Klaagster heeft niet weersproken dat zij met verweerder geen behandelrelatie heeft gehad. Dit betekent dat de klacht niet kan worden beoordeeld aan de hand van de eerste tuchtnorm, die van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
5.2 Indien en voor zover het optreden van verweerder al kan worden getoetst aan de tweede tuchtnorm, die van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b, van genoemde wet geldt het volgende.
Verweerder heeft de klacht in beide onderdelen weersproken. Klaagster heeft haar klacht in beide onderdelen op geen enkele wijze (nader) onderbouwd. Het College acht de klacht om deze reden kennelijk ongegrond.
Bij deze stand van zaken zal als volgt worden beslist.
6. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gegeven door:
mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,
mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,
mw drs. C.J. Groenewold, lid-beroepsgenoot,
dr. H.A.van Dijk, lid-beroepsgenoot
drs. R.M.W. Smeets, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mevrouw mr. H.D. de Groot, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2013 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.