ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2898 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/99

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2898
Datum uitspraak: 07-05-2013
Datum publicatie: 07-05-2013
Zaaknummer(s): G2012/99
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verblijft sinds 2006 in een TBS-kliniek en krijgt na diverse wijzigingen in de medicatie thans clozapine voorgeschreven. Klager wil dit middel niet gebruiken omdat hij veel last van de bijwerkingen heeft. Klacht is ongegrond.

Rep.nr. G2012/99

7 mei 2013

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 27 september 2012 ingekomen klacht van

A,

thans verblijvende in B,

klager,

gemachtigde: mr. E.J. de Mare,

tegen

C,

psychiater,

werkzaam te D,

verweerster,

BIG-registratienummer -,

gemachtigde: mr. M.R. Gans.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van

- het klaagschrift van 25 september 2012, ingekomen op 27 september 2012;

- het verweerschrift met bijlagen van 20 november 2012, ingekomen op 21 november 2012;

- de second opinion van dr. E en dr. F, ingezonden namens verweerster op 18 januari 2013,

ingekomen op 23 januari 2013;

- nadere stukken, behorende bij het verweerschrift van 8 februari 2013, ingezonden namens verweerster en ingekomen op 8 februari 2013.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 19 februari 2013. Verschenen zijn: klager en verweerster, beiden vergezeld door hun gemachtigden.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die als erkend dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.

Klager werd, in het kader van een TBS-maatregel met bevel tot verpleging, op 27 februari 2006 opgenomen in het G. Op 14 juni 2012 is hij overgeplaatst naar B, waar hij thans verblijft. Vanaf het moment dat klager is opgenomen, heeft hij achtereenvolgens verschillende soorten antipsychotica voorgeschreven gekregen. In B heeft  verweerster klager – als zijn psychiater – het middel Leponex (clozapine) voorgeschreven.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klager verwijt verweerster dat zij tekort is geschoten in zijn behandeling doordat zij tot op heden weigert hem het medicijn Fluanxol voor te schrijven. Verweerster heeft hem daarvoor in de plaats het medicijn Leponex (clozapine) voorgeschreven, maar klager heeft te kennen gegeven hevig last van de bijwerkingen van dat medicijn te hebben.

4. Het verweer

Verweerster heeft verklaard dat klager tijdens zijn behandeling meermalen van medicatie is gewisseld, omdat de de toegepaste medicatie steeds onvoldoende effectief bleek te zijn. Aanpassing was dan ook noodzakelijk. Thans krijgt hij clozapine voorgeschreven. Dit medicijn is geïndiceerd en klager heeft dat ook geaccepteerd. De dosering ervan wordt bepaald conform een daarvoor opgesteld opbouwschema. Voor zover klager last heeft van bijwerkingen, geldt dat deze tijdelijk van aard zijn. Verweerster heeft klager medicatie voorgeschreven ter beperking van de bijwerkingen. Fluanxol is onvoldoende effectief.

5. Beoordeling van de klacht

Klager heeft tijdens zijn opnamen in de diverse forensisch psychiatrische centra waarin hij is verpleegd, verschillende medicatie voorgeschreven gekregen. Er kan van worden uitgegaan dat geen van die medicijnen voldoende resultaat gaf en dat het medicijn clozapine goede resultaten geeft. Voorts heeft verweerster klager andere medicatie voorgeschreven ter bestrijding van de door klager als hinderlijk ervaren bijwerkingen. Het College is van oordeel dat aldus niet valt in te zien dat verweerster hem inadequate medicatie heeft voorgeschreven. Hij heeft tegenover de stellingen van verweerster niet aannemelijk gemaakt dat clozapine geen geïndiceerd middel voor hem zou zijn en dat hij op het middel Fluanxol beter zou reageren.

De klacht dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6. Slotsom

Nu de klacht faalt, zal deze ongegrond worden verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

prof. mr. J.H.M. Willems, voorzitter,

mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,

mw. drs. T.S. van der Veer, lid-beroepsgenoot,

drs. P.F. Bögels, lid-beroepsgenoot,

drs. W.P. Haanstra, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mw. mr. Y.M.C. Bouman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2013 door voornoemde voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris, mw. mr. L.C. Commandeur.

De secretaris:                                                                          De voorzitter:                                     

Tegen een eindbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kan

                        binnen 6 (ZES) weken na de dag van VERZENDING

van het afschrift van de beslissing schriftelijk beroep worden ingesteld door:

                     - de klager, voor zover zijn klacht is afgewezen, of voor zover hij

                         niet-ontvankelijk is verklaard;

                     - degene over wie is geklaagd;

                     - de hoofdinspecteur en de regionaal inspecteur van het Staatstoezicht

op de Volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het beroepschrift moet binnen de termijn van 6 weken na de dag van VERZENDING

van de beslissing op het secretariaat van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen zijn ONTVANGEN.

Het beroepschrift dient te zijn gericht aan:

                     - de secretaris van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

                        Den Haag,

                        maar te worden gezonden aan:

                     - de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, Postbus 11144, 9700 CC GRONINGEN,

die voor doorzending van de stukken naar het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag zorg draagt.

Het beroepschrift dient te bevatten:

                    - de naam, voornamen en het adres van degene die het beroep instelt;

                     - een duidelijke aanduiding van de eindbeslissing waartegen het beroep

                        is gericht;

                     - de gronden van het beroep;

                     - de handtekening van degene die het beroep instelt, zijn advocaat of

                        procureur of een andere gemachtigde.