ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2897 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/72

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2897
Datum uitspraak: 07-05-2013
Datum publicatie: 07-05-2013
Zaaknummer(s): G2012/72
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een bedrijfsarts wegens het onvoldoende onderbouwen van een gestelde diagnose. Klacht ongegrond.

Rep.nr. G2012/72

7 mei 2013

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 21 augustus 2012

binnengekomen klacht van:

A,

gevestigd te B,

klaagster,

vertegenwoordigd door

C,

statutair directeur,

advocaat: mr. D. Lacevic.

tegen

D,

wonende te E,

verweerder,

arts arbeid en gezondheid, bedrijfsgeneeskunde,

BIG reg. nr: -.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van

-        het ongedateerde klaagschrift met bijlagen, ingekomen op 21 augustus 2012;

-        het eveneens ongedateerde verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 16 oktober

      2012.

De klacht is behandeld ter terechtzitting van 12 maart 2013.

2. Vaststaande feiten

2.1     

Verweerder was als bedrijfsarts betrokken bij de reïntegratie van een werkneemster van klaagster. Hij zag de werkneemster voor de eerste keer op 9 december 2012. Voordien begeleidde zijn collega F mevrouw vanaf 4 juni 2010.

2.2

Na 104 weken werden de inspanningen van klaagster om de werkneemster te reïntegreren door het UWV beoordeeld.

2.3

Het resultaat van deze beoordeling was dat de inspanningen van klaagster onvoldoende waren geweest en dat klaagster een loonsanctie werd opgelegd.

3. De klacht, het verweer en de beoordeling daarvan

De klacht komt er in de kern op neer dat verweerder niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam handelend bedrijfsarts mocht worden verwacht.

In de toelichting op de klacht wordt verweerder allereerst verweten dat  de gestelde diagnose onvoldoende is onderbouwd. Dat verwijt treft geen doel. Verweerder heeft er onbestreden op gewezen dat hij voor het eerst met de werkneemster werd geconfronteerd nadat mevrouw al een jaar en acht maanden arbeidsongeschikt was geweest. Hij diende toen onder meer een reïntegratieverslag te maken. Het College ziet geen aanknopingspunten voor het verwijt dat hij niet mocht afgaan op de gegevens die door zijn voorganger in het dossier omtrent de medische problematiek van mevrouw waren vastgelegd. Daarbij komt dat hij de werkneemster zelf gezien heeft en zich dus ook een eigen oordeel heeft gevormd. Het College ziet niet in dat dit oordeel anders had moeten luiden dan wel dat hij redelijkerwijs behoorde af te wijken van de bevindingen van zijn voorganger.

Klaagster brengt voorts naar voren dat verweerder contact met de behandelaar(s) had moeten opnemen, althans, zo begrijpt het College, de ontwikkelingen van het ziekteproces van de werkneemster beter had moeten volgen. Het College onderschrijft echter de visie van verweerder dat hij gezien de toepasselijke Richtlijn Handelen van de bedrijfsarts bij werkenden met psychische problemen van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids-en bedrijfsgeneeskunde (2007) in dit geval en in dit stadium niet verplicht was tot dit contact en dat er ook geen aanleiding voor bestond. Ter zitting heeft verweerder nog onbestreden opgemerkt dat hij nog vóór zijn brief aan het UWV van 18 januari 2012 informatie had ingewonnen waaruit hij had geconcludeerd dat de werkneemster nog steeds in het werkbegeleidingstraject zat en dat dit voorlopig nog niet kon worden afgerond, omdat zij deze begeleiding nog nodig had. Eveneens is onbestreden gebleven dat verweerder een vervolgafspraak over zes weken met de werkneemster had gepland, omdat hij de vinger aan de pols wenste te houden. Aldus kan verweerder geen onzorgvuldig handelen worden verweten als het gaat om het nauwkeurig volgen van de ontwikkelingen van het ziekteproces van de werkneemster. Het verwijt treft dus geen doel.

Ten slotte ziet het College evenmin grond voor het bezwaar dat verweerder de beperkingen van de werkneemster onvoldoende heeft onderbouwd. In zijn genoemde brief van 18 januari 2012 heeft hij deze beperkingen naar het oordeel van het College voldoende omschreven. Tot een nadere specificering was hij niet gehouden, ook niet tot een weging van de relatieve zwaarte van deze beperkingen.

In al hetgeen klaagster overigens nog naar voren heeft gebracht ziet het College geen aanleiding voor een ander oordeel dan het navolgende.

4. Slotsom

De klacht is ongegrond en moet worden afgewezen.

5. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.

Aldus gewezen door:

mr.dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

mw. mr. H. van Lokven-van der Meer, lid-jurist,

drs. H. Donkers, lid-geneeskundige,

drs. J.U.R. Niewold, lid-geneeskundige,

mw. drs. E. van Pinxteren-Nagel, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mw. mr. H.D. de Groot, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2013 door de voorzitter, prof. mr. J.H.M. Willems, in tegenwoordigheid van de secretaris, mw. mr. L.C. Commandeur.

De secretaris:                                                                          De voorzitter:
Tegen een eindbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kan

            binnen 6 (ZES) weken na de dag van VERZENDING

van het afschrift van de beslissing schriftelijk beroep worden ingesteld door:

         - de klager, voor zover zijn klacht is afgewezen, of voor zover hij

                         niet-ontvankelijk is verklaard;

                     - degene over wie is geklaagd;

                     - de hoofdinspecteur en de regionaal inspecteur van het Staatstoezicht

op de Volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het beroepschrift moet binnen de termijn van 6 weken na de dag van VERZENDING

van de beslissing op het secretariaat van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen zijn ONTVANGEN.

Het beroepschrift dient te zijn gericht aan:

                     - de secretaris van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

                        Den Haag,

                        maar te worden gezonden aan:

                                  - de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, Postbus 11144, 9700 CC GRONINGEN,

die voor doorzending van de stukken naar het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag zorgdraagt.

Het beroepschrift dient te bevatten:

                    - de naam, voornamen en het adres van degene die het beroep instelt;

                     - een duidelijke aanduiding van de eindbeslissing waartegen het beroep

                        is gericht;

                     - de gronden van het beroep;

                     - de handtekening van degene die het beroep instelt, zijn advocaat of

                        procureur of een andere gemachtigde.