ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2894 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/93

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2894
Datum uitspraak: 07-05-2013
Datum publicatie: 07-05-2013
Zaaknummer(s): G2012/93
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een SEH-arts wegens onheuse bejegening van de familie van een overleden patiënt. Klacht ongegrond.

Rep.nr. G2012/93

7 mei 2013

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 10 oktober 2012

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C,

verweerster,

als SEH-arts werkzaam te D,

BIG-nummer: -,

advocaat: mr. drs. M. Kremer.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift, met bijlagen, van 8 oktober 2012, ingekomen op 10 oktober 2012;

- het verweerschrift, met bijlagen, van 8 januari 2013, ingekomen op 10 januari 2013.

De klacht is behandeld ter zitting op 5 maart 2013. Klaagster is verschenen en werd vergezeld door de heer E. Verweerster is verschenen vergezeld door haar advocaat .

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als erkend dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1      

Op 13 augustus 2012 kreeg patiënt last van hevige keelpijn. De volgende ochtend om 9:15 uur ging hij naar zijn huisarts die hem het drinken van kamillethee en daarnaast ‘uitzieken’ aanraadde. Aangezien de situatie van patiënt verslechterde en patiënt nauwelijks nog kon slikken, bezocht hij op 15 augustus 2012 om 0:30 uur de Dokterswacht. De dienstdoende huisarts dacht aan een ontstoken lymfeklier en schreef een kuur amoxicilline voor. Patiënt kon terug naar huis en bij geen verbetering werd hem aangeraden de volgende ochtend zijn eigen huisarts te bezoeken. Aangezien de toestand van patiënt snel verder achteruit ging en er tevens ademhalingsproblemen optraden, heeft klaagster enige tijd na thuiskomst 112 gebeld. Om 3:00 uur dezelfde ochtend arriveerde de ambulance en is patiënt naar het ziekenhuis vervoerd. In de ambulance trad een verdere verergering van de situatie op. Vlak na aankomst in het ziekenhuis moest patiënt gereanimeerd worden, wat niet lukte. Om 4:25 uur werd verklaard dat patiënt was overleden. De oorzaak van het overlijden is verstikking als gevolg van epiglotittis (ontsteking van het strotklepje).

2.2

Verweerster is betrokken geweest bij de opname van patiënt in het ziekenhuis en de poging tot reanimatie. Voorts heeft zij vlak na het overlijden van patiënt contact met klaagster gehad over orgaandonatie en obductie.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1

Klaagster verwijt verweerster dat zij haar erg koel en zakelijk heeft bejegend vlak na het overlijden van haar echtgenoot. Zo toonde ze weinig empathie en heeft ze klaagster gedurende langere tijd met patiënt na diens overlijden in een ruimte achtergelaten waar ze zich gehinderd voelde door de hoorbare aanwezigheid van andere patiënten en personeel. Klaagster had juist verzocht om een aparte ruimte waar ze even alleen in stilte kon zijn met patiënt. Ze vindt het erg vervelend dat dit verzoek niet is gehonoreerd.

3.2

Daarnaast heeft klaagster verweerster verweten dat zij de diagnose epiglotittis heeft gemist. Dit klachtonderdeel is ingetrokken ter zitting.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

4.2

Verweerster vindt het heel vervelend dat ze koel en zakelijk is overgekomen op klaagster. Dit is niet haar bedoeling geweest, want ze leefde juist erg mee met haar door wat er gebeurde. Het is haar ontgaan dat klaagster verzocht zou hebben om een aparte ruimte. Als ze dit had geweten, was ze uiteraard aan die wens tegemoet gekomen of had daarvoor in ieder geval haar best gedaan. Verweerster begrijpt dat het voor het gevoel van klaagster allemaal lang duurde. Dit kwam onder meer doordat klaagsters zwager, de heer E, gevraagd was naar het ziekenhuis te komen en het even duurde voordat hij er was. Daarna moesten bepaalde zaken geregeld worden. Het was van belang dat er na het overlijden van patiënt snel gesproken werd over obductie en orgaandonatie. Verweerster begrijpt dat dit voor klaagster op een zeer ongelukkig moment aan de orde moest komen, maar dit kon helaas niet anders. Verweerster vermoedt dat het voorgaande van invloed is geweest op het beeld dat klaagster van haar heeft gekregen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Eerste klachtonderdeel

Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt het College het volgende. Verweerster zegt niet te hebben begrepen van klaagster dat zij met patiënt na diens overlijden naar een aparte kamer wilde. Aangezien het tegendeel niet gebleken is, kan niet worden vastgesteld dat  klaagsters verzoek haar als zodanig had bereikt en zij hieraan vervolgens geen gehoor zou hebben gegeven. Voor het overige geldt dat zij de moeilijke taak had de zakelijke aspecten van het overlijden van patiënt te bespreken met klaagster. Dat dit gesprek vrij kort na het overlijden van patiënt plaatsvond, zal voor klaagster begrijpelijkerwijs heel pijnlijk en vervelend zijn geweest. Vanwege de urgentie van hetgeen besproken moest worden, kon het gesprek echter niet worden uitgesteld. Dat verweerster zich niet correct heeft opgesteld jegens klaagster tijdens dit gesprek of op enig ander moment kan niet worden vastgesteld. Wellicht heeft het zakelijke karakter van het gesprek zijn weerslag gehad op de wijze waarop klaagster zich door verweerster bejegend voelde.  

Het College is gezien het voorgaande van oordeel dat noch het dossier, noch hetgeen ter zitting is betoogd aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar te kort is geschoten in haar bejegening van klaagster. Onder deze omstandigheden is dit klachtonderdeel ongegrond.  

5.2 Tweede klachtonderdeel

Aangaande het ingetrokken klachtonderdeel overweegt het College het volgende. Ingevolge artikel 65, lid 10, Wet BIG, wordt, ingeval van intrekking van de klacht, de behandeling daarvan gestaakt, tenzij degene over wie is geklaagd, schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling te verlangen, het tuchtcollege heeft beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet of het tuchtcollege het onderzoek van de zaak op de terechtzitting reeds heeft beëindigd. Evengenoemde omstandigheden die ertoe zouden leiden dat de behandeling moet worden voortgezet, doen zich niet voor. Dit betekent dat de behandeling van dit klachtonderdeel zal worden gestaakt.

6. Slotsom

De behandeling van het eerste klachtonderdeel wordt gestaakt en het tweede klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

staakt de behandeling van het eerste klachtonderdeel;

verklaart het tweede klachtonderdeel ongegrond en wijst dit af.

Aldus gegeven door:

mr. P.W.M. Huisman, voorzitter, 

mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,

dr. H.D. de Boer, lid-geneeskundige,

drs. B.W.J. Bens, lid-geneeskundige,

dr. M.J. Nagelsmit, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mw. mr. L.C. Commandeur, secretaris,

en uitgesproken op 7 mei 2013 door de voorzitter, prof. mr. J.H.M. Willems, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.

de secretaris                                                                                    de voorzitter

Tegen een eindbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kan

            binnen 6 (ZES) weken na de dag van VERZENDING

van het afschrift van de beslissing schriftelijk beroep worden ingesteld door:

         - de klager, voor zover zijn klacht is afgewezen, of voor zover hij

                         niet-ontvankelijk is verklaard;

                     - degene over wie is geklaagd;

                     - de hoofdinspecteur en de regionaal inspecteur van het Staatstoezicht

op de Volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het beroepschrift moet binnen de termijn van 6 weken na de dag van VERZENDING

van de beslissing op het secretariaat van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen zijn ONTVANGEN.

Het beroepschrift dient te zijn gericht aan:

                     - de secretaris van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

                        Den Haag,

                        maar te worden gezonden aan:

                                  - de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, Postbus 11144, 9700 CC GRONINGEN,

die voor doorzending van de stukken naar het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag zorgdraagt.

Het beroepschrift dient te bevatten:

                    - de naam, voornamen en het adres van degene die het beroep instelt;

                     - een duidelijke aanduiding van de eindbeslissing waartegen het beroep

                        is gericht;

                     - de gronden van het beroep;

                     - de handtekening van degene die het beroep instelt, zijn advocaat of

                        procureur of een andere gemachtigde.