ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2707 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/36

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2707
Datum uitspraak: 12-03-2013
Datum publicatie: 12-03-2013
Zaaknummer(s): G2012/36
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de arts dat deze niet heeft voldaan aan voorwaarden die hij aan zijn machtigingsformulier had toegevoegd en dat hij op kwetsende manier verslag heeft gelegd. Klacht ongegrond.

 

Rep.nr. G2012/36

12 maart 2013

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 11 mei 2012

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

mevrouw mr.drs. N. Roovers,

tegen

C,

bedrijfsarts,

verweerder,

werkzaam te: D,

BIG reg.nr: 79055859501,

gemachtigde: mevrouw mr. F. Lijffijt.

 

1. Verloop van de procedure

Het College heeft onder meer kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 10 mei 2012, ingekomen op 11 mei 2012;

- het aanvullend klaagschrift van 15 augustus 2012, ingekomen op 17 augustus 2012;

- het verweerschrift van 19 oktober 2012, ingekomen op 22 oktober 2012;

- het aanvullend verweerschrift van 28 december 2012, ingekomen op 31 december 2012;

- het proces-verbaal van het op 13 december 2012 gehouden mondeling vooronderzoek door

 mevrouw mr. L.C. Commandeur, secretaris van het College;

- het aanvullend verweerschrift van 28 december 2012, ingekomen op 28 december 2012;

- nadere stukken van klager, ontvangen op 3 januari 2013.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 8 januari 2013. Verschenen zijn: klager, vergezeld door zijn echtgenote, mevrouw E, en verweerder, vergezeld door zijn gemachtigde.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

Klager heeft zich op 9 juni 2011 bij zijn werkgever ziekgemeld nadat hij de dag ervoor bij een auto-ongeluk betrokken was. Verweerder is als bedrijfsarts door de werkgever ingeschakeld ten behoeve van de re-integratie van klager. Daarnaast heeft de werkgever voor dit doel een re-integratiemanager ingeschakeld. Op 6 juli en 25 augustus 2011 is klager bij verweerder op consult verschenen.Tijdens het tweede consult verzocht verweerder klager een machtiging af te geven om informatie bij zijn twee behandelende artsen op te vragen. Klager heeft op 22 september 2011 een machtiging aan F (een arbodienst) gestuurd.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klager heeft ter terechtzitting bevestigd dat zijn klacht inhoudt dat verweerder

-         het medische dossier niet aan klager heeft verstrekt;

-         de machtiging van klager op onrechtmatige wijze heeft gebruikt door niet te voldoen aan de door klager in de machtiging gestelde voorwaarde en

-         zich heeft bediend van een kwetsende wijze van verslaglegging.

4. Het verweer

Verweerde verklaart dat hij geen kennis heeft genomen van de machtiging en de daarin gestelde voorwaarden en dat hij slechts bericht had gekregen dat klager een ondertekende machtiging had ingestuurd. Hij ging ervan uit dat dit de standaardmachtiging betrof, die hij klager op het spreekuur had overhandigd. Om die reden heeft hij niet conform de gestelde voorwaarden gehandeld. Verweerder wist niet dat klager zijn medisch dossier wilde inzien; het verwijt dat hij dat dossier bewust voor hem heeft achtergehouden, is dan ook niet terecht. De brief waarmee medische informatie is opgevraagd, is verweerder niet bekend. Weliswaar is deze uit zijn naam is verstuurd, maar zonder zijn medeweten. Hij had niemand daartoe gemachtigd. De handtekening onder die brief is niet van hem en het is hem niet bekend wie die heeft gezet. Verweerder krijgt van zijn eigen werkgever relatief korte tijd om de gesprekken te voeren en daarvan een verslag voor het dossier te maken. De verslaglegging komt tot stand door knip- en plakwerk van de informatie die verweerder van de diverse partijen ontvangt, waar hij zijn eigen bevindingen aan toevoegt. De bewoordingen waar klager zich over beklaagt, zijn niet van verweerder maar van de re-integratiemanager. Hij heeft die in het dossier opgenomen, omdat ze een goed beeld geven van de sfeer die op dat moment tussen de werkgever en klager heerste. In het dossier staat vermeld welke passages verweerder aan de werkgever heeft doorgegeven; dat betreft geen medische informatie.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Klager had twee voorwaarden verbonden aan de machtiging die hij op 22 september 2011 aan F had gestuurd. De eerste voorwaarde luidt dat de machtiging pas van kracht wordt nadat klager het gehele dossier dat de Arbo-dienst aan de werkgever had gestuurd zou hebben ontvangen. De tweede voorwaarde luidt dat de machtiging vervalt, indien gegevens uit het medische dossier van klager aan diens werkgever zouden worden doorgegeven. Verweerder heeft verklaard dat hij daarvan niet op de hoogte was en dat hij anders zou hebben gehandeld, indien hij die voorwaarde wel had gelezen. Gebleken is dat klager niet bij verweerder om toezending van het dossier heeft gerappelleerd. De verklaring van verweerder dat hij niet op de hoogte was van dat verzoek en de omstandigheid dat klager niet bij verweerder om toezending heeft gerappelleerd, maken dat verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

5.2

In het dossier staat onder ‘mededeling voor werkgever’ aangegeven welke passages verweerder met de werkgever heeft gedeeld. Die passages bevatten geen medische informatie.

Er zijn het College geen feiten en omstandigheden bekend geworden waaruit kan worden afgeleid dat verweerder medische informatie aan de werkgever heeft doorgegeven en daarmee zijn beroepsgeheim zou hebben geschonden.

Dit klachtonderdeel zal eveneens ongegrond worden verklaard.

5.3

Verweerder heeft verklaard dat de bewoordingen waar klager zich over beklaagt niet van hem afkomstig zijn, maar van de re-integratiemanager. Tevens heeft hij verklaard dat hij de passage – door middel van knip- en plakwerk – in het dossier heeft opgenomen om daarmee de sfeer tussen klager en zijn werkgever vast te leggen, omdat hij dat in het kader van de verzuimbegeleiding van klager relevant achtte.

Het College merkt op dat het dossier rommelig is en daarmee verwarring wekt. Zonder nadere toelichting is bij de verslaglegging in aanvankelijke vorm niet duidelijk wie welke uitspraken heeft gedaan. Dit heeft naar buiten toe – en ook bij klager – misverstanden doen ontstaan. Het College is van oordeel dat de overige informatie in die passages, die naar andere gesprekken verwijzen dan die verweerder met klager heeft gevoerd, en de ‘geschoonde’ versie van het dossier die F klager op 12 juli 2012 heeft toegezonden, de verklaring van verweerder ten aanzien van de wijze van verslaglegging aannemelijk maken. Voor het College is daarmee in voldoende mate duidelijk geworden dat de woorden waardoor klager zich gekwetst voelt, niet aan verweerder zijn toe te rekenen zodat hem daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Dit klachtonderdeel zal eveneens ongegrond worden verklaard.

5.4

Voor zover klager zich thans tevens heeft beklaagd over het uitblijven van toezending van de adviezen van verweerder aan de werkgever, merkt het College op dat klager dit eerst ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. Het College acht dit in strijd met een goede procesorde, omdat het procedureel te laat is geschied. Aldus kan dit onderdeel geen deel van de klacht uitmaken en is klager daarin niet-ontvankelijk.

6. Slotsom

Nu de klacht in de drie onderdelen faalt, zal deze ongegrond worden verklaard.

Voor zover klager de klacht ter terechtzitting wenste uit te breiden, is hij daarin niet-ontvankelijkheid.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond en niet-ontvankelijk ten aanzien van de ter terechtzitting aangevoerde uitbreiding van de klacht.

Aldus gegeven door:

mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,

mevrouw drs. C.J. Groenewold, lid-beroepsgenoot,

mevrouw drs. E.M. Ter Braak, lid-beroepsgenoot,

drs. H. Donkers, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mevrouw mr. Y.M.C. Bouman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2013 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van mevrouw mr. H.D. de Groot, secretaris.

De secretaris:                                                                            De voorzitter: