ECLI:NL:TGZRGRO:2013:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/57

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:5
Datum uitspraak: 16-07-2013
Datum publicatie: 16-07-2013
Zaaknummer(s): G2012/57
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater wegens het niet informeren over het feit dat zijn dochter seksueel werd misbruikt door de ex-partner van moeder. Klacht ongegrond.

Rep.nr. G2012/57

16 juli 2013

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 26 april 2012

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

werkende te D,

verweerder,

BIG reg.nr: -,

advocaat: mr. A.H. Wijnberg.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 26 april 2012, ingekomen op 26 april 2012;

- de beslissing van het college van 20 november 2012;

- het verweerschrift van 31 januari 2013, ingekomen op 31 januari 2013 per fax en op

1 februari 2013 per reguliere post;

- de repliek van 20 februari 2013, ingekomen op 21 februari 2013;

- de dupliek van 3 april 2013, ingekomen op 4 april 2013,

- het medisch dossier,

- de beschikking van de voorzitter van het college inzake een verzoek op grond van artikel

67, derde lid, van de Wet BIG.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 14 mei 2013. Klager en verweerder waren hierbij beide aanwezig, verweerder vergezeld door zijn advocaat.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

Klager is in 2002 gescheiden. Na de echtscheiding hebben klager en zijn ex-vrouw beiden het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen E (geboren op xx-xx-xx) en F (geboren op xx-xx-xx) behouden.

Beide ouders hebben na de scheiding een nieuwe partner gekregen.

Ten tijde van de aanvang van de behandeling van F door verweerder, die gestart is na de behandeling van E, was zij 12 jaar en was zij uit huis geplaatst bij een pleegmoeder in G. Deze pleegmoeder is de partner van klager.

Op 16 juli 2010 heeft bij de rechtbank te Rotterdam de zitting plaatsgevonden met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van E.

Na de zitting heeft de rechtbank Rotterdam de uithuisplaatsing van E bij de pleegmoeder opgeheven en beslist dat E bij de moeder zal verblijven. Klager heeft sindsdien geen omgang meer met E.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder een viertal zaken:

1. verweerder heeft geen enkele instantie, voogd of hem geïnformeerd over het feit dat zijn dochter seksueel werd misbruikt door de ex-partner van moeder;

2. verweerder heeft zijn eigen belang later prevaleren boven het belang van de kinderen van klager;

3. verweerder heeft de behandeling voortgezet, terwijl klager hem meermalen heeft gesommeerd om deze te stoppen;

4. verweerder heeft geen toestemming aan klager gevraagd om zijn kinderen te mogen begeleiden.

4. Het verweer

Verweerder stelt dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, daar de klacht ziet op hetzelfde handelen en nalaten van verweerder dat ten grondslag ligt aan de onherroepelijke uitspraak van het college van 15 november 2011. Klager dient volgens verweerder ook niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat die niet ziet op een handeling in de zin van artikel 47, lid 1 juncto artikel 1 Wet BIG.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Klachtonderdeel 2, 3 en 4

De klachtonderdelen 2, 3 en 4 hebben betrekking op hetzelfde handelen als waarover klager in de zaak met nr. G2010/103 heeft geklaagd en waarover op 15 november 2011 een (thans onherroepelijke) beslissing is gegeven.

Artikel 51 van de Wet BIG bepaalt dat niemand andermaal tuchtrechtelijk kan worden berecht ter zake van enig handelen waaromtrent te zijnen aanzien een onherroepelijke eindbeslissing is genomen. Klager is dus wat betreft de klachtonderdelen 2, 3 en 4 niet-ontvankelijk in zijn klacht.

5.2 Klachtonderdeel 1

De ontvankelijkheid

Klachtonderdeel 1 betreft een handeling waarvan klager geen kennis had ten tijde van de behandeling van de klachtonderdelen op 15 november 2011 en waarover nog geen onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing over is genomen. Van “ne bis in idem” is daarom geen sprake. Klager is dan ook ontvankelijk in klachtonderdeel 1 naar het oordeel van het College.

De inhoudelijke beoordeling

Het college wijst er allereerst op dat verweerder geen informatieplicht had jegens klager. De dochter van klager viel ten tijde van het betwiste handelen namelijk binnen de leeftijdscategorie van 12 tot en met 16 jaar. Dit houdt in dat kinderen én ouders in principe recht hebben op informatie, tenzij het belang van het kind zich daartegen verzet (artikel 7:457 BW juncto art. 7:465 BW). In het onderhavige geval heeft het College zich er door kennisneming van het medisch dossier van overtuigd dat er voor verweerder voldoende redenen bestonden om klager niet in te lichten, omdat dit strijdig was met het belang van zijn dochter. Verdere motivering hiervan is niet mogelijk in verband met de bescherming van de door artikel 67, derde lid, van de Wet BIG bedoelde belangen.

Op zich zelf zou seksueel misbruik een reden kunnen zijn voor een jeugdhulpverlener om de geheimhoudingsplicht te doorbreken, maar alleen indien het noodzakelijk is om het misbruik te stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken (artikel 53 lid 3 WJZ). De KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (maart 2012) schrijft voor om in een dergelijk geval een melding te doen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Een melding bij het AMK is echter alleen aangewezen indien de mishandeling niet stopt nadat de hulpverlener diverse acties – zoals advies inwinnen bij het AMK of collega’s en het spreken met betrokkenen en professionals – heeft ondernomen. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, maakt het college op dat verweerder voldoende acties heeft ondernomen die ervoor moesten zorgen dat het seksueel misbruik zou stoppen. Zo heeft hij de dochter van klager per brief van 18 juni 2011 verwezen naar Accare voor een behandeling naar aanleiding van het misbruik. Voorts heeft hij de moeder ingelicht en haar dringend geadviseerd om de relatie met haar partner te verbreken. Aan dat advies heeft zij gevolg gegeven door hem de verdere toegang tot haar huis te ontzeggen. Verweerder kon en mocht er toen vanuit gaan dat het misbruik was gestopt, waardoor er voor hem geen aanleiding was om een melding te doen bij het AMK.

Gelet op het hiervoor overwogene kan het college niet anders dan concluderen dat verweerder ruimschoots adequaat heeft gehandeld. Het eerste klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard en afgewezen.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart klager wat betreft de klachtonderdelen 2, 3 en 4 niet-ontvankelijk in zijn klacht;

verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mw. mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

prof. mr. L. Timmerman, lid-jurist,

drs. B.R. Schudel, lid-beroepsgenoot,

drs. C.L. Bruinsma, lid-beroepsgenoot,

dr. M.J. Nagelsmit, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mw. mr. N. Brouwer, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2013 door prof. mr. J.H.M. Willems, voorzitter, in tegenwoordigheid van mw. mr. N. Brouwer, secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.