ECLI:NL:TGZRGRO:2013:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2013/33
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2013:40 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2013 |
Datum publicatie: | 19-12-2013 |
Zaaknummer(s): | G2013/33 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een huisarts die verbonden is aan een P.I. wegens het onterecht geschikt achten van een gedetineerde voor werkzaamheden. Klacht ongegrond en afgewezen. |
Rep.nr. G2013/33
19 december 2013
Def. 155
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 8 april 2013 binnengekomen klacht van:
A,
(destijds) verblijvende in de P.I. te B,
thans verblijvende in de P.I. te C,
klager,
tegen
D ,
als inrichtingsarts verbonden aan de P.I. te C,
verweerder,
BIG registratienummer: -.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift van 4 april 2013, ingekomen op 8 april 2013:
- de aanvullende klaagschriften van 2 mei 2013 en 13 juni 2013, ingekomen op 7 mei 2013
respectievelijk 27 juni 2013;
- het verweerschrift van 26 juni 2013 (met bijlagen), ingekomen op 28 juni 2013;
- de repliek van 10 juli 2013 (met bijlage), ingekomen op 15 juli 2013;
- de dupliek van 13 augustus 2013, ingekomen op 14 augustus 2013;
- een brief van klager van 27 augustus 2013 (met bijlage), ingekomen op 30 augustus 2013.
In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 15 oktober 2013 . Klager is – als aangekondigd – niet verschenen. Verweerder is wel verschenen.
2. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Tijdens het spreekuur op 4 april 2013 was verweerder erg boos op klager en bovendien heeft verweerder hem bedreigd door te zeggen ‘dat hij er nog wel achter zou komen als hij bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg een klacht tegen verweerder zou indienen’. Zijn dreigement heeft verweerder later ook waargemaakt door klager geschikt te achten voor het verrichten van alle werkzaamheden. Dit terwijl klager vanwege onder meer een hernia, artrose, een spastisch colon, een liesbreuk, botverkalking en versleten rug- en nekwervels in het geheel niet in staat is om te werken. Niet alleen zijn reumatoloog en cardioloog maar ook de artsen van de inrichtingen waar klager voorheen gedetineerd was, zijn die mening toegedaan. Verweerder heeft klager zonder hem te hebben onderzocht of zijn medische dossier te hebben ingezien, arbeidsgeschikt verklaard.
3.
Het verweer
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Op 4 april 2013 is klager op het spreekuur van verweerder geweest. Klager kwam normaal binnen maar al snel maakte hij verweerder op een agressieve toon verwijten over het nalaten van zorg rond zijn rectaal bloedverlies dat hij sinds vijf dagen had. Van dit bloedverlies was de medische dienst niet op de hoogte en verweerder heeft dat ook aan klager verteld. Dat zinde klager niet. Nadat verweerder bij klager had geïnformeerd naar onder meer het innemen van medicatie, reageerde hij met agressieve uitlatingen. Op zijn vraag aan klager of hij hem nu zat te jennen, stapte klager op. Er was geen enkele ruimte meer voor een gesprek. Het onaangename consult heeft ongeveer vijf minuten geduurd. Op geen enkel moment is verweerder jegens klager bedreigend, boos of onheus geweest. Na dit gesprek zijn er vanuit de medische dienst diverse pogingen ondernomen om met klager in gesprek te gaan en hem zorg te verlenen. Zo heeft verweerder klager een briefje geschreven en is hij op 13 juni 2013 samen met een verpleegkundige naar zijn cel geweest om te proberen met hem in gesprek te komen. Klager hield echter alle contacten af.
Verweerder heeft klager op basis van zijn bevindingen tijdens het spreekuur en op basis van het dossier van klager in eerste instantie arbeidsgeschikt geacht voor lichte werkzaamheden. Nadat klager had aangegeven niet te kunnen werken, heeft verweerder dit intern binnen het Psycho-Medisch-Overleg (PMO) besproken. Daarop is klager bij brief van 17 april 2013 medegedeeld dat hij geschikt wordt bevonden voor het verrichten van alle werkzaamheden. Verweerder zou klager daarover nog eens zien maar hij weigerde te komen. Klager is weliswaar in andere inrichtingen arbeidsongeschikt verklaard maar uit de dossiers van die inrichtingen blijkt dat dat zonder enig onderzoek is gedaan.
4. Beoordeling van de klacht
Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt.
Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder boos op hem is geweest dan wel hem heeft bedreigd. Deze klacht treft dan ook geen doel.
Het verwijt dat verweerder klager ten onrechte geschikt heeft geacht voor het verrichten van alle werkzaamheden treft evenmin doel. Naar het oordeel van het College heeft verweerder medisch juist en adequaat gehandeld vanaf het moment dat klager voor het eerst op diens spreekuur verscheen op 4 april 2013. Verweerder is tot zijn oordeel gekomen na klager te hebben gezien, na dossieronderzoek te hebben gedaan en na klager binnen het PMO – het interne wekelijkse overleg van psychiater, psycholoog, huisarts en verpleegkundige – te hebben besproken. Aldaar werd geconcludeerd dat er geen medische gronden waren om klager arbeidsongeschikt te verklaren en de psychiater en psycholoog zagen geen reden om klager dat op psychische gronden te doen. Na klager vervolgens kenbaar te hebben gemaakt dat hij geschikt werd bevonden voor alle werkzaamheden, heeft verweerder een aantal pogingen ondernomen om met klager in gesprek te komen. Zo heeft hij klager uitgenodigd op het spreekuur en ook is hij naar de cel van klager geweest teneinde met hem in contact te komen. Door klager werd evenwel elk contact met verweerder afgehouden.
Klager heeft hiertegen niets of onvoldoende ingebracht, zodat dit verweer voor juist moet worden gehouden. Onder deze omstandigheden is het College van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5. Slotsom
De klacht faalt in alle onderdelen. Nu uit de thans aanwezige stukken en uit hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht niet blijkt van enige andere reden om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken, zal het College de klacht als ongegrond afwijzen.
6. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mw. mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,
mw. drs. C.J. Groenewold, lid-geneeskundige,
dr. J.Q.P.J. Claessen, lid-geneeskundige,
drs. R. van der Eijk, lid-geneeskundige,
bijgestaan door mw. mr. J. Wiersma-Veenhoven, secretaris
en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van mw. mr. N. Brouwer, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.