ECLI:NL:TGZRGRO:2013:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2013/08

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:36
Datum uitspraak: 12-11-2013
Datum publicatie: 13-11-2013
Zaaknummer(s): G2013/08
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen uroloog. Klaagster verwijt verweerder dat hij een ongeschikte behandeling voor prostaatkanker inzette en voorts onvoldoende en onjuist onderzoek heeft verricht. Klacht ongegrond.

Rep.nr. G2013/08

12 november 2013

Def. 133

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 4 februari 2013

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C,

uroloog,

werkende te D,

verweerder,

BIG reg.nr: -,

gemachtigde: mevrouw mr. J.S.M. Brouwer.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 30 januari 2013, ingekomen op 4 februari 2013;

- het verweerschrift met bijlagen van 26 april 2013, ingekomen op 1 mei 2013;

- een brief van klaagster van 14 juni 2013, ingekomen op 17 juni 2013;

- het proces-verbaal van vooronderzoek onder leiding van het lid-jurist van het

College, mr. drs. W.J. de Boer, van 2 juli 2013;

- de repliek van 12 juli 2013 ingekomen op 16 juli 2013;

- een brief van klaagster van 27 juli 2013, ingekomen op 27 juli 2013;

- een brief van klaagster van 29 augustus 2013, ingekomen 3 september 2013.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 17 september 2013. Verschenen zijn: klaagster en verweerder, samen met zijn gemachtigde.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

Bij de echtgenoot van klaagster (hierna: patiënt) werd in 2004 de diagnose prostaatcarcinoom met uitzaaiingen gesteld. Hij werd hiervoor in ziekenhuis E te F behandeld. In verband met de reisafstand werd in februari 2011 zijn behandeling door een collega van verweerder in ziekenhuis G overgenomen.

In juli 2011 werd patiënt tijdens zijn vakantie in Portugal in een ziekenhuis aldaar in verband met hematurie (bloedverlies) en afsluiting behandeld. Er werd geconstateerd dat de prostaat ontstoken was en dat de bloeding uit het bestraalde gebied van de prostaat kwam.

Op 13 september 2011 heeft patiënt zich met hematurie gemeld bij de polikliniek van ziekenhuis G en werd hij voor nadere onderzoeken in het ziekenhuis opgenomen. Op 14 september 2011 heeft verweerder bij patiënt een cystoscopie (blaas-kijkonderzoek), een rectaal toucher (palpatie van de prostaat via het rectum) en een echo van de prostaat verricht en biopten genomen. Verder onderzoek bleek noodzakelijk. Verweerder heeft op dat moment de behandeling van patiënt van zijn collega overgenomen. Op 20 september 2011 is patiënt uit het ziekenhuis ontslagen en op 23 september 2011 kwam hij bij verweerder op consult om de resultaten van de biopten te bespreken. Omdat in alle biopten sprake bleek van kleincellig carcinoom, een agressieve tumorsoort, werd de behandeling vervolgens door een internist-oncoloog overgenomen.

Patiënt is uiteindelijk op xx xx 2012 overleden als gevolg van zijn ziekte.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

1. geen actie heeft ondernomen om de bloeding te stoppen en geen overleg met de afdeling radiotherapie heeft gevoerd. Verweerder had moeten besluiten tot bestraling omdat latere bestraling succesvol bleek te zijn;

2. onnodig en onjuist onderzoek heeft verricht.

4. Het verweer

Patiënt had een zeer agressieve tumor die – zeer waarschijnlijk – in de terminale fase veel klachten zou geven. Zijn gezondheidstoestand verslechterde als gevolg van de kanker en daarnaast had hij veel klachten als gevolg van de eerdere bestraling. Patiënt was al bekend met een radiatieproctitis (schade aan de endeldarm door bestraling) en daar kwam nu radiatie cystitis (schade aan de blaas door bestraling) met een blaasfunctieprobleem bij.

De onderzoeken die verweerder heeft verricht, waren – gezien de klachten – geïndiceerd en hebben ertoe geleid dat de juiste diagnose werd gesteld. Deze vonden poliklinisch plaats en zoals gebruikelijk zonder narcose.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 eerste klachtonderdeel

Verweerder baseerde zijn beleid op zijn diagnose dat de bloeding was ontstaan door radiatie-cystitis ten gevolge van de eerdere bestraling. Gezien de omstandigheid dat de problemen met de blaas een kenmerkend beeld gaven waarvan de klachten bij de voorgeschiedenis pasten, is dit – naar het oordeel van het College – een aannemelijke diagnose. Verweerder heeft niet bestraald maar wel biopten genomen. Uitgaande van de diagnose van verweerder is het door hem ingezette beleid juist. In een toestand als waarin patiënt zich op dat moment bevond, is bestraling zeer riskant. Patiënt had namelijk eerder al de maximale dosering radiotherapie gehad, waardoor extra bestraling een grote kans op onherstelbare schade geeft. Dat de bestraling die later plaatsvond succesvol is gebleken en genoemde complicatie zich niet heeft voorgedaan, doet niet af aan het feit dat bestraling in het stadium van de ziekte waarin patiënt zich op dat moment bevond, geen gebruikelijke handelwijze is en voornoemd risico met zich bracht. Gezien vorenstaande was het niet noodzakelijk direct contact met de radiotherapeut op te nemen.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.2 tweede klachtonderdeel

Op 14 september 2011 heeft verweerder bij patiënt een cystoscopie (blaas-kijkonderzoek), een rectaal toucher (palpatie van de prostaat via het rectum), een echo van de prostaat verricht en heeft hij echogeleide prostaatbiopten genomen. Voorts heeft verweerder op 23 september 2011 in overleg met de internist/oncoloog een CT-scan thorax/abdomen voorgesteld. Dergelijke onderzoeken worden niet onder narcose verricht tenzij er zeer bijzondere omstandigheden zijn. Deze deden zich bij patiënt op dat moment niet voor. Toen patiënt in het ziekenhuis G werd opgenomen, is de blaas goed gespoeld om de stolsels te verwijderen. Dat was snel succesvol.

Het College merkt op dat de algemene richtlijn voor kleincellig carcinoom overwegend betrekking heeft op longcarcinoom en dat er geen richtlijn bestaat die specifiek op kleincellig carcinoom in de prostaat betrekking heeft. Bij aangetoond kleincellig carcinoom is een CT thorax – zoals bij patiënt is verricht – voldoende. Voor een PET-scan of MRI-scan was op dat moment geen indicatie. De genoemde onderzoeken zijn verricht ter nadere analyse en pasten binnen de context van de aandoening van patiënt en de fase waarin deze aandoening verkeerde.

Dit klachtonderdeel is ook ongegrond.

6. Slotsom

De klacht zal als ongegrond worden afgewezen.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond en wijst de klacht af.

Aldus gegeven door:

mevrouw mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

prof. mr. L. Timmerman, lid-jurist,

dr. W.F.R.M. Koch, lid-beroepsgenoot,

drs. W.P. Haanstra, lid- beroepsgenoot,

drs. H.R. van Dop, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mevrouw mr. Y.M.C. Bouman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2013 door mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mw. mr. Y.M.C. Bouman, secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.