ECLI:NL:TGZRGRO:2013:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2013/29
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2013:16 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-09-2013 |
Datum publicatie: | 26-09-2013 |
Zaaknummer(s): | G2013/29 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht jegens een huisarts wegens het niet tijdig onderkennen van de diagnose galgangcarcinoom. Klacht ongegrond en afgewezen. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 1 maart 2013 binnengekomen klacht van
(thans wijlen)
A,
klaagster,
gemachtigde: B,
tegen
C,
huisarts te D,
verweerster,
BIG reg. nr. -,
advocaat: mr. D.N.R. Wegerif.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met bijlagen van 27 februari 2013, ingekomen op 1 maart 2013 (zonder handtekening) en op 4 april 2013 (met handtekening);
- het verweerschrift met bijlagen van 16 mei 2013, ingekomen per fax op 16 mei 2013 en per reguliere post op 17 mei 2013;
- het proces-verbaal van het vooronderzoek van 18 juni 2013 onder leiding van mr. drs.
W.J. de Boer.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 16 juli 2013. Verschenen zijn de gemachtigde van klaagster, te weten haar dochter, en verweerster. Laatstgenoemde werd bijgestaan door haar advocaat.
2. Vaststaande feiten
2.1
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die als erkend dan wel als niet of onvoldoende betwist tussen partijen vaststaan.
2.2
Verweerster is huisarts en voert sinds 1989 samen met E de praktijk. Zij heeft op dinsdag, woensdag en vrijdag spreekuur. E heeft op maandag, dinsdag en woensdag spreekuur. De patiënten van de praktijk staan op naam van beide artsen ingeschreven en de huisartsgeneeskundige zorg wordt ook door beide artsen aan alle patiënten geleverd.
2.3
Klaagster stond van 3 oktober 2006 tot 24 januari 2013 ingeschreven in de praktijk van verweerster en E.
2.4
Op 7 december 2011 benaderde klaagster verweerster vanwege lage rugpijn met uitstralende pijn naar het linkerbeen. Verweerster heeft haar toen voor verdere behandeling doorverwezen naar een manueel therapeut.
2.5
Op 5 januari 2012 consulteerde klaagster E met klachten van uiteenlopende aard, waaronder klachten van psychische aard, hoesten en pijn bij de linkerthorax. Bij lichamelijk onderzoek zijn geen bijzonderheden geconstateerd. E heeft codeïnetabletten voorgeschreven en heeft labonderzoek laten verrichten teneinde een pathologische oorzaak (bijvoorbeeld schildklierlijden) voor de gewichtstoename van klaagster uit te sluiten.
2.6
Op 17 januari 2012 heeft klaagster verweerster opnieuw geconsulteerd. Verweerster heeft toen de laboratoriumuitslagen met haar besproken; deze vertoonden geen bijzonderheden. De gewichtstoename bleek niet het gevolg van een afwijking. Verweerster heeft haar daarom geadviseerd om een diëtiste te bezoeken of om gedurende een bepaalde periode Modifast te gebruiken.
2.7
Vervolgens heeft klaagster op 15 februari 2012 weer een bezoek gebracht aan E wegens hoestklachten. Bij lichamelijk onderzoek werden geen bijzonderheden gevonden. E heeft geadviseerd om nogmaals codeïne te gebruiken en schreef Budesonide inhalatiepoeder voor.
2.8
In de periode van 15 februari 2012 tot 29 juni 2012 heeft klaagster de praktijk van verweerster en E niet bezocht. Zij verbleef toen in Iran. Na terugkomst uit Iran benaderde klaagster op 29 juni 2012 verweerster vanwege verdriet om het overlijden van haar moeder en vanwege andere persoonlijke aangelegenheden. Verweerster heeft haar toen doorverwezen naar de praktijkondersteuner F voor gesprekken over haar verdriet en voor rouwverwerking. Verder heeft verweerster haar een antiobioticakuur voorgeschreven voor een geconstateerde urineweginfectie.
2.9
Vanwege een enkelfractuur is verweerster van 25 juli 2012 tot 25 september 2012 niet werkzaam geweest. Op 13 juli 2012 heeft klaagster E geconsulteerd vanwege pijnklachten in de rechterflank. Op 21 juli 2012 is zij met dezelfde klachten bij hem teruggekomen. E heeft haar dezelfde dag verwezen voor labaroratoriumonderzoek en het maken van een thoraxfoto. De uitkomst van het laboratoriumonderzoek werd op die dag na 17.00 uur door de dienstdoende arts ontvangen. Klaagster werd vervolgens doorverwezen naar de Spoedeisende Hulp en opgenomen in ziekenhuis G. Nadien werd zij voor onderzoek verwezen naar ziekenhuis H.
2.10
Bij klaagster werd in augustus 2012 de diagnose galgangcarcinoom (galwegkanker) gesteld.
Zij is in september 2013 komen te overlijden.
3. De klacht
3.1
De klacht betreft de behandeling van klaagster, is gelijkluidend aan een klacht tegen E en bestrijkt de periode van eind 2011 tot en met september 2012.
3.2
De klacht luidt – kort en zakelijk weergegeven – als volgt. Klaagster is in de genoemde periode meermalen bij verweerster voor consult geweest vanwege pijnklachten in haar buik. Verweerster heeft niet adequaat gereageerd op de desbetreffende klachten. Klaagster verwijt verweerster bij monde van haar gemachtigde dat zij haar niet tijdig heeft doorverwezen voor nader onderzoek.
4. Het verweer
Het verweer luidt – kort en zakelijk weergegeven – als volgt. Het verwijt van klaagster over herhaalde vergeefse verzoeken om verwijzing vanaf eind 2011 tot juli 2012 is onjuist. Tot aan de reis van haar naar Iran bestonden de relevante pijnklachten bij haar nog niet, althans heeft zij verweerster niet over dergelijke klachten geconsulteerd. In de periode na haar terugkeer in Nederland heeft slechts één consult bij verweerster plaatsgehad, namelijk op 29 juni 2012. Tijdens dit consult zijn alleen klachten van persoonlijke aard besproken. Noch de pijnklachten, noch het specialistenbezoek in Iran zijn door haar ter sprake gebracht. Klaagster heeft verweerster nimmer met (in het kader van de tuchtklacht relevante) pijnklachten geconsulteerd. Verweerster kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
5. Beoordeling van de klacht
5.1.
Het College wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
De gemachtigde van klaagster heeft gesteld dat haar moeder in de periode van december 2011 tot september 2012 meermalen bij verweerster voor consult is geweest wegens buikpijnklachten. Noch uit het medisch dossier, noch anderszins is gebleken dat dit het geval is geweest. Zij heeft verweerster weliswaar meermalen bezocht, maar vanwege uiteenlopende klachten die niet gerelateerd zijn aan de uiteindelijke diagnose galgangcarcinoom. Verweerster heeft in alle gevallen waarin klaagster haar in de eerdergenoemde periode heeft bezocht, adequaat en volgens de NHG-standaard (richtlijn voor huisartsen) gehandeld. Zij had naar het oordeel van het College – gelet op de door haar behandelde pijnklachten – in geen geval kunnen of moeten vermoeden dat patiënte ernstig ziek was.
5.3
Nu het College geen aanknopingspunten heeft kunnen vinden voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zal de klacht ongegrond worden verklaard.
6. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
prof. mr. J.H.M. Willems, voorzitter,
prof. mr. L. Timmerman, lid-jurist,
dr. A.P.E. Sachs, lid-beroepsgenoot,
drs. A.J.M.F. Janssen, lid-beroepsgenoot,
dr. R.A. Droog, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mr. N. Brouwer, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2013 door mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mw. mr. H.D. de Groot, secretaris.