ECLI:NL:TGZRGRO:2013:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2013/14

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:13
Datum uitspraak: 27-08-2013
Datum publicatie: 28-08-2013
Zaaknummer(s): G2013/14
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts wegens: 1. het zonder toesteminng raadplegen van een specialis op het gebied van gendertransformatie; 2. het stoppen van de hormoonbehandeling; 3. het in strijd handelen met art. 460 WGBO door de behandelovereenkomst op te zeggen. Klachten ongegrond en afgewezen.

Rep.nr. G2013/14

27 augustus 2013

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 4 januari 2013

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

advocaat: mr. Th. Martens,

tegen

C,

werkende te B,

verweerder,

BIG reg.nr: -,

gemachtigde: mevrouw mr. M.C. Hoorweg de Boer.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 4 januari 2013, ingekomen op 7 januari 2013,

- een aanvullende brief van klaagster van 15 maart 2013, ingekomen op 18 maart 2013;

- het verweerschrift van 26 maart 2013, ingekomen op 27 maart 2013;

- het proces-verbaal van het op 7 juni 2013 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding

van de plv. secretaris van het College, mevrouw mr. J. Wiersma-Veenhoven.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 18 juni 2013. Verschenen zijn: klaagster en verweerder, samen met hun beider gemachtigden.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1

Op 25 juni 2012 is klaagster samen met haar echtgenote op spreekuur geweest bij verweerder. Voor het eerst sprak zij op die dag over haar lang gekoesterde wens om in een vrouwelijk lichaam door het leven te willen gaan. De reden van het consult was een verzoek om Estraderm-hormoonpleisters en een machtiging voor een uitwendige borstprothese ter overbruigging naar het moment van eigen borstvorming.

2.2

Op 27 augustus 2012 zijn klaagster en haar partner opnieuw op spreekuur geweest wegens asymmetrische borstontwikkeling. Klaagster wilde dat verweerder haar daarvoor Androcur voorschreef. Verweerder heeft dit middel niet voorgeschreven, omdat hij vond dat hij te weinig ervaring had met deze behandeling en daarom overleg wilde voeren met het genderteam.

2.3

Op 30 augustus 2012 kwamen klaagster en haar echtgenote op vervolggesprek voor het verdere beleid. Verweerder gaf toen te kennen dat hij de Estraderm-pleisters wilde blijven voorschrijven totdat klaagster terecht kon bij een genderteam. Klaagster was het niet eens met de gang van zaken. Zij en haar echtgenote zijn daarom overgestapt naar een andere huisarts binnen hetzelfde gezondheidscentrum waar verweerder ook werkt.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

1. zonder toestemming contact heeft opgenomen met het genderteam van het E;

2. onzorgvuldig en klachtwaardig zou hebben gehandeld door de hormoonbehandeling direct te staken;

3. in strijd zou hebben gehandeld met artikel 460 WGBO door de behandelingsovereenkomst op te zeggen.

4. Het verweer

Verweerder is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.1

Verweerder heeft overleg gepleegd met dokter D, gynaecoloog en lid van het genderteam in het E, omdat hij zelf onvoldoende ervaring had met het begeleiden van een transgenderpatiënt. Het ging om een anonieme consultatie, vandaar dat hij klaagster niet om toestemming heeft gevraagd.

4.2

Verweerder heeft nimmer de intentie gehad om direct te stoppen met de hormoonbehandeling. Tot het moment dat klaagster terecht zou kunnen op de transgender poli was verweerder bereid om de door hem ingezette behandeling te continueren. Dat klaagster boos de praktijk verliet, doet hier niets aan af.

4.3

Verweerder stelt dat hij de behandelingsovereenkomst niet heeft opgezegd. Het is klaagster geweest die aan het eind van het gesprek op 30 augustus 2012 heeft aangegeven naar een andere huisartst te willen overstappen.

5. Beoordeling van de klacht

Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting oordeelt het College als volgt.

5.1.

Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Eerste klachtonderdeel

Met verweerder is het College van oordeel dat hij klaagster niet om toestemming behoefde te vragen voor het consulteren van een specialist. Het ging namelijk om een anonieme consultatie. Verweerder had onvoldoende kennis in huis op het gebied van transgenderbehandelingen. Het ligt dan in de lijn dat hij overleg heeft met een specialist die deze kennis wel heeft. De consultatie heeft plaatsgevonden in het belang van klaagster, opdat verweerder haar zo goed mogelijk kon begeleiden. Het kan verweerder niet worden aangerekend dat de specialist uit de relevante en unieke medische gegevens eventueel zou hebben kunnen afleiden dat het om klaagster ging.

Het College is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door een specialist te raadplegen. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

5.3 Tweede en derde klachtonderdeel

Het College stelt voorop dat het net als verweerder van oordeel is dat hij beter niet aan de behandeling had kunnen beginnen, omdat hij onvoldoende kennis had op het gebied van geslachtsveranderende behandelingen. Voorgaande houdt echter niet in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door toch met de behandeling aan te vangen. Uit de dossierstukken en hetgeen ter zitting is verklaard leidt het College af dat hij de behandeling weloverwogen is aangevangen en dat hij integer heeft gehandeld. Voorts heeft hij tijdig ingezien dat hij de benodigde specialistische zorg niet kon bieden, waarop hij de behandeling heeft bijgestuurd door klaagster door te verwijzen naar een specialist.

Het College wijst er op dat het niet voortzetten van een specifieke medische behandeling niet hetzelfde is als het beëindigen van de behandelovereenkomst in de zin van artikel 460 WGBO. Verweerder was immers na de doorverwijzing nog steeds de huisarts van klaagster. Klaagster en haar partner hebben er zelf voor gekozen om over te stappen naar een andere huisarts.

Het College is op grond van bovenstaande van oordeel dat verweerder geen verwijt treft. Het tweede en derde klachtonderdeel worden daarom eveneens ongegrond verklaard.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

prof. mr. L. Timmerman, lid-jurist,

drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige,

drs. H. Donkers, lid-geneeskundige,

dr. H.J.B. van den Brom, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mw. mr. N. Brouwer, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013 door mw. mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van mw. mr. F.E. Mobach-Visser, secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.