ECLI:NL:TGZRGRO:2013:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/123

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:12
Datum uitspraak: 06-08-2013
Datum publicatie: 06-08-2013
Zaaknummer(s): G2012/123
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt psychiater niet te hebben gewaarschuwd voor de later opgetreden gezondheidsklachten en het ten onrechte vasthouden aan de diagnose schizofrenie. Alle klachtonderdelen ongegrond.

Rep.nr. G2012/123

6 augustus 2013

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 11 september 2012

binnengekomen klacht van:

A

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: mr. D.R. Kamps,

tegen

C

psychiater te B,

verweerster,

BIG reg.nr: -,

gemachtigde: mr. M.J. Bos.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 9 september 2012, ingekomen op 11 september 2012;

- het aanvullend klaagschrift van 20 oktober 2012, ingekomen op 23 oktober 2012;

- het aanvullend klaagschrift van 9 november 2012, ingekomen op 12 november 2012;

- het verweerschrift van 21 januari 2013, ingekomen op 23 januari 2013.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 28 mei 2013 . Klaagster en haar gemachtigde zijn, zoals aangekondigd, niet verschenen. Verweerder en zijn gemachtigde, mr. Bos, voornoemd, zijn wel verschenen.

2. Vaststaande feiten

2.1.

Klaagster is sinds 1974 bekend met psychiatrische problemen. Verweerder heeft klaagster hiervoor als psychiater gedurende een tweetal periodes behandeld, te weten van 1997 tot 2007 en van maart 2012 tot september 2012.

2.2.

Klaagster heeft de afgelopen 38 jaar als erg zwaar ervaren, in de zin dat zij veel last heeft gehad van de medicatie die zij voorgeschreven kreeg.

2.3.

Klaagster is op dit moment onder behandeling van een andere psychiater. Zij is inmiddels met de voorgeschreven medicatie gestopt.

3. De klachten

Klaagster verwijt verweerder – zakelijk weergegeven – dat hij:

- klaagster in 2006 niet heeft gewaarschuwd voor haar huidige gezondheidsklachten, zoals stijfheid in de spieren, loopstoornissen en misselijkheid. Deze klachten zijn volgens klaagster bijwerkingen van de aan haar voorgeschreven medicatie;

- klaagster langdurig antipsychotica heeft voorgeschreven, wat mogelijk heeft geleid tot de huidige cardiale klachten van klaagster;

- ten onrechte vasthoudt aan de in 1974 gestelde diagnose schizofrenie.

4. Het verweer

4.1.

Verweerder is van mening dat hij klaagster onmogelijk heeft kunnen waarschuwen voor haar huidige gezondheidsklachten. Er is voor zover hem bekend geen verband tussen het gebruik van de aan klaagster voorgeschreven Olanzapine en haar klachten. In de medische literatuur was daarover niets te vinden, aldus verweerder. Om de relatie tussen de klachten en het gebruik van Olanzapine volledig uit te sluiten, heeft hij op enig moment andere middelen voorgeschreven, maar ook bij het gebruik van deze nieuwe medicijnen bleven de klachten bestaan. Hierop heeft verweerder een neurologisch onderzoek geëntameerd. Hieruit zijn geen afwijkingen gebleken. Ook het hierop volgend orthopedisch onderzoek liet geen relatie zien met het gebruik van Olanzapine.

4.2.

Voor wat betreft de huidige cardiovasculaire klachten van klaagster stelt verweerder dat het mogelijk is dat deze klachten terug zijn te voeren op het langdurig gebruik van Olanzapine. Toen dit in de literatuur bekend werd, is klaagster vanaf 2004 jaarlijks uitvoerig gecontroleerd. De uitslagen van deze onderzoeken waren echter zodanig dat er geen reden was tot interventie.

4.3.

Verweerder stelt dat klaagster eind jaren zestig, begin jaren zeventig, in elk geval een drietal, mogelijk een viertal psychotische episodes heeft doorgemaakt, die in remissie gingen na gebruik van antipsychotica. De psychotische relapsen tezamen met een deterioratie van het psychosociaal functioneren rechtvaardigen volgens de geldende richtlijnen de diagnose in het schizofrenie spectrum. Daarnaast is tussen klaagster en verweerder voortdurend bij de medicamenteuze behandeling een afweging gemaakt tussen de risico’s van een psychose en de bijwerkingen van de medicatie.

5. Beoordeling van de klachten

Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting oordeelt het College als volgt.

5.1.

Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.

5.2. Het eerste klachtonderdeel

Het College begrijpt dat de door klaagster beschreven gezondheidsklachten erg vervelend zijn voor klaagster. Met verweerder is het College echter van oordeel dat de gezondheidsklachten niet het gevolg zijn van de door verweerder destijds voorgeschreven medicatie. Verweerder had klaagster hierover dan ook niet kunnen informeren. Desalniettemin is uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gebleken dat verweerder klaagster in voldoende mate heeft geïnformeerd over de medicatie en haar klachten serieus heeft genomen, door waar mogelijk te proberen deze klachten te verminderen. Verweerder treft in zoverre dan ook geen verwijt. Het klachtonderdeel zal als ongegrond worden afgewezen.

5.3. Het tweede klachtonderdeel

Zoals ook door verweerder gesteld, zijn de cardiale klachten van klaagster mogelijk het gevolg van de voorgeschreven medicatie. Uit de stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gekomen is klaagster door verweerder geïnformeerd over deze risico’s, zodra deze aan verweerder bekend waren. Bovendien is klaagster hierop jaarlijks uitvoerig onderzocht door middel van laboratoriumonderzoek en lichamelijk onderzoek. Met verweerder is het College van oordeel dat verweerder in deze zin geen verwijt treft. De klacht is op dit punt dan ook ongegrond.

5.4. Het derde klachtonderdeel

Nu klaagster de frequentie van haar psychotische episodes en het verloop van deze episodes na het toedienen van medicatie niet heeft betwist, zal het College uitgaan van de juistheid van deze stellingen van verweerder. Met verweerder is het College van oordeel dat verweerder er op basis van de daarvoor geldende richtlijnen van uit mocht gaan dat klaagster leed aan schizofrenie. Nu eveneens is gebleken dat verweerder het verloop van klaagsters ziekte en het gebruik van medicatie steeds uitgebreid met haar heeft besproken en geëvalueerd, is het College van oordeel dat verweerder ook in deze zin geen verwijt treft. De klacht zal op dit punt dan ook ongegrond worden verklaard.

6. Slotsom

De klacht is in alle onderdelen ongegrond. Beslist moet worden als volgt.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr.dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,

drs. H.R. van der Dop, lid-geneeskundige,

mw. drs. E.M. ter Braak, lid-geneeskundige,

dr. A.J.K. Hondius, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mw. mr. H.D. de Groot, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2013 door mw. mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van mw. mr. Y.M.C. Bouman, secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.