ECLI:NL:TGZRGRO:2013:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/97
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2013:11 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-08-2013 |
Datum publicatie: | 06-08-2013 |
Zaaknummer(s): | G2012/97 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt psychiater dat hij haar jarenlang ten onrechte medicamenteus heeft behandeld waardoor zij gezondheidsklachten heeft gekregen. De klacht wordt ongegrond verklaard. |
Rep.nr. G2012/97
6 augustus 2013
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 11 september 2012
binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: mr. D.R. Kamps,
tegen
C,
psychiater te B,
verweerder,
BIG reg.nr: -,
gemachtigde: mr. M.J. Bos.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift van 9 september 2012, ingekomen op 11 september 2012;
- het aanvullend klaagschrift van 20 oktober 2012, ingekomen op 23 oktober 2012;
- het aanvullend klaagschrift van 9 november 2012, ingekomen op 12 november 2012;
- het verweerschrift van 17 december 2012, ingekomen op 18 december 2012.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 28 mei 2013 . Klaagster en haar gemachtigde zijn, zoals voorafgaand aan de zitting was aangekondigd, niet verschenen. Verweerder en zijn gemachtigde, mr. Bos, voornoemd, zijn wel verschenen.
2. Vaststaande feiten
2.1.
Klaagster is sinds 1974 bekend met psychiatrische problemen. Verweerder heeft klaagster van november 2007 tot en met januari 2012 als psychiater vanwege haar psychische problematiek behandeld.
2.2.
Klaagster heeft de afgelopen 38 jaar als erg zwaar ervaren, in de zin dat zij veel last heeft gehad van de medicatie die zij voorgeschreven kreeg.
2.3.
Klaagster is op dit moment onder behandeling van een andere psychiater. Zij is inmiddels met de voorgeschreven medicatie gestopt.
3. De klacht
Klaagster verwijt verweerder –zakelijk weergegeven- dat hij haar veel te lang medicamenteus heeft behandeld waardoor zij lichamelijke gezondheidsklachten heeft ontwikkeld. Deze gezondheidsklachten belemmeren in sterke mate haar levensvreugde.
4. Het verweer
Hoewel verweerder het betreurt dat klaagster veel klachten bij het gebruik van haar medicatie ervaart, meent hij dat dit verwijt op een verkeerde voorstelling van zaken berust. Zo is uit grootschalig onderzoek naar voren gekomen dat behandeling met antipsychotica nooit van tijdelijke aard is, gezien het risico op terugval bij staking van de behandeling. De klachten die klaagster heeft zijn, zoals ook uit de literatuur blijkt, bovendien niet terug te voeren op het gebruik van de medicatie. Ten slotte zijn de klachten van klaagster door verweerder altijd serieus genomen en is er veel aan gedaan om haar klachten te beperken.
5. Beoordeling van de klachten
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting oordeelt het College als volgt.
5.1.
Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.
5.2.
Met verweerder is het College van oordeel dat de lichamelijke klachten niet het gevolg zijn van de door verweerder destijds voorgeschreven medicatie. Uit de stukken is bovendien gebleken dat verweerder de klachten van klaagster serieus heeft genomen. Zo hebben er jarenlang maandelijks gesprekken plaatsgevonden, waarin deze klachten met klaagster zijn besproken, terwijl eveneens is gesproken over de mogelijkheden de medicatie af te bouwen. Gebleken is dat in deze gesprekken steeds een risico inventarisatie is gemaakt van enerzijds het risico van voortzetting van de behandeling en anderzijds het risico van terugval bij het staken van de behandeling. Het College is op grond hiervan van oordeel dat verweerder in deze zin geen verwijt treft. De klacht is dan ook ongegrond.
6. Slotsom
De klacht is ongegrond. Beslist moet worden als volgt.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr.dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,
mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,
drs. H.R. van der Dop, lid-geneeskundige,
mw. drs. E.M. ter Braak, lid-geneeskundige,
dr. A.J.K. Hondius, lid-geneeskundige,
bijgestaan door mw. mr. H.D. de Groot, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2013 door mw. mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van mw. mr. Y.M.C. Bouman, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.