ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG3013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12131

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG3013
Datum uitspraak: 17-06-2013
Datum publicatie: 17-06-2013
Zaaknummer(s): 12131
Onderwerp: Niet of te laat komen
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts over het niet in orde hebben van zijn praktijk. Lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken lopen uiteen. Geen aan verweerder te verwijten delay. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 17 juni 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 augustus 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde C te B

tegen:

D

huisarts

werkzaam en wonende te B

verweerder

gemachtigde mw. mr. D.N.R. Wegerif te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvullingen daarop

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 8 mei 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig. Zij hebben hun standpunten toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

De klacht betreft de destijds 85-jarige moeder van klaagster, hierna patiënte te noemen. Op 25 juli 2012 heeft de echtgenoot van patiënte, hierna de echtgenoot te noemen, zich gewend tot de eigen huisarts om een afspraak voor patiënte te maken. Omdat deze huisarts met vakantie is, wordt de echtgenoot doorverwezen naar verweerder. De echtgenoot heeft rond 9.15 uur de praktijk van verweerder gebeld en is door een assistente, de echtgenote van verweerder, te woord gestaan. In dat gesprek wordt geen afspraak gepland, maar aangegeven dat eerst de koorts moet worden opgenomen, waarna kan worden teruggebeld.

De volgende dag heeft de echtgenoot aan klaagster gevraagd een afspraak bij een andere huisarts te regelen. Deze andere huisarts heeft aangegeven van mening te zijn dat verweerder patiënte moest zien. Vervolgens heeft voormelde assistente van verweerder de echtgenoot gebeld. Het telefoongesprek is geëindigd met de mededeling dat verweerder niet zou komen.

Klaagster heeft nog contact gehad met de andere huisarts over de situatie. Omstreeks 13.15 uur heeft verweerder contact opgenomen om een afspraak te maken. Die dag om 15.15 uur is verweerder bij patiënte gekomen en heeft geconcludeerd dat mogelijk sprake was van atriumfribrilleren. Verweerder heeft contact opgenomen met het ziekenhuis en klaagster heeft patiënte naar het ziekenhuis gebracht.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat de gezondheid van patiënte een ernstig risico heeft gelopen.

Klaagster voert daartoe - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende aan.

Patiënte was ongeveer een week ‘grieperig’, voelde zich beroerd en was misselijk. Sinds vijf dagen at zij niet en dronk nauwelijks. Bovendien braakte zij de laatste twee dagen alles uit. In het telefoongesprek met de assistente heeft de echtgenoot precies uitgelegd wat er aan de hand was, heeft de geboortedatum van patiënte opgegeven en heeft gezegd dat hij een afspraak wilde maken omdat hij het niet vertrouwde. De assistent gaf echter aan dat eerst de temperatuur van patiënte bekend moest zijn alvorens een afspraak gemaakt kon worden.

Verbijsterd en boos heeft de echtgenoot aan klaagster gevraagd een andere huisarts in te schakelen.

Toen de assistente van verweerder wederom belde, was dat niet om een afspraak te maken, maar om verhaal te halen, waarbij zij de echtgenoot op diens vraag of verweerder nu wel of niet naar patiënte kwam kijken, heeft toegeroepen “Hij komt niet en dat beslis ik”. Klaagster vindt dat de assistente zich in het geheel niet professioneel heeft opgesteld.

Bij de visite heeft verweerder zelf gezien dat patiënte zeer kortademig was. Zij is vervolgens direct opgenomen. Sinds het eerste telefoongesprek waren er inmiddels 30 uren verstreken.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder betreurt de gang van zaken.

De betreffende assistente is oorspronkelijk opgeleid als verpleegkundige en heeft 25 jaar werkervaring; zij beschikt over het NIPA-diploma en heeft in 2004 de HBO-opleiding Praktijkondersteuning afgerond.

Verweerder was op 25 juli 2012 niet op de hoogte van het telefoongesprek tussen de assistente en de echtgenoot. Een dag later heeft verweerder gehoord dat het gesprek had plaatsgevonden en hoe dit was verlopen. De assistente vroeg in dit telefoongesprek naar de reden van de bezoekaanvrage. De echtgenoot gaf aan dat patiënte zich een aantal dagen grieperig voelde en last had van haar spieren. Op de vraag of patiënte koorts had, antwoordde de echtgenoot dat hij dat niet wist, omdat hij geen thermometer ter beschikking had. Afgesproken werd dat eerst de temperatuur werd opgemeten en dat de echtgenoot daarna zou terugbellen. Verweerder betwist dat het gesprek met wanklanken gepaard ging.

Het tweede telefoongesprek tussen de assistente en de echtgenoot verliep volgens de assistente direct moeizaam. De assistente heeft aangeboden dat verweerder een visite zou kunnen afleggen, maar de echtgenoot sloeg dit aanbod af en schold de assistente uit. Daarna heeft de assistente aangegeven genoodzaakt te zijn het gesprek te beëindigen. Het is niet geëindigd als door klaagster verwoord.

Aan het eind van de visite heeft verweerder benoemd dat de communicatie tijdens het tweede telefoongesprek niet goed was verlopen. Klaagster wilde daar op dat moment niet over spreken. Daarom heeft verweerder op 23 augustus 2012 een brief aan klaagster geschreven.

5. De overwegingen van het college

Tijdens de zitting heeft klaagster desgevraagd verklaard dat zij op 26 juli 2012 van de echtgenoot heeft gehoord hoe het telefoongesprek op 25 juli 2012 is verlopen. Toen is haar ook gevraagd een andere huisarts in te schakelen. Verweerder weet net zo min als klaagster uit eigen wetenschap wat precies in dat telefoongesprek en in het op 26 juli 2012 gevoerde telefoongesprek gezegd is. Klaagster geeft aan dat de echtgenoot uiterst precies is, terwijl verweerder aangeeft dat de assistente geschikt en bekwaam is voor haar taak.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klaagster in beginsel niet gegrond worden bevonden.

Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Het college merkt op dat geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan tot de conclusie moet worden gekomen dat de praktijkvoering van verweerder insufficiënt is.

Wel is het college van oordeel dat het beter ware geweest als de assistente het eerste telefoongesprek aanstonds had vastgelegd, maar kennelijk is de assistente er van uitgegaan dat de echtgenoot nog zou terugbellen. Van een aan verweerder toe te rekenen tuchtrechtelijk verwijtbaar nalaten is dan ook geen sprake.

Klaagster heeft opgeworpen dat er een delay is geweest van 30 uren. Het college is van oordeel dat dit delay niet op het conto van verweerder kan worden geschreven. Na het telefoongesprek van 25 juli 2012 rond 9.15 uur heeft het immers geduurd tot de ochtend van 26 juli 2012 voordat opnieuw actie door of namens de echtgenoot is ondernomen. Diezelfde middag heeft verweerder een visite afgelegd.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt het college tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter,

mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als lid-jurist, A.M. Rijken, W.M. Mulleners en P.M. Netten als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2013 in aanwezigheid van de secretaris.