ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2988 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12207

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2988
Datum uitspraak: 07-06-2013
Datum publicatie: 11-06-2013
Zaaknummer(s): 12207
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijten tandarts dat hij klager niet voldoende en adequaat geïnformeerd heeft en dat hij de suggestie heeft gewekt orthodontist te zijn. Verweerder is niet bekwaam om orthodontie behandelingen uit te voeren en heeft niets gedaan met de diverse malen geuite klachten. Niet door klager geadstrueerd waaruit suggestie blijkt of welke klachten geuit zijn. Te korte behandelperiode om te concluderen dat de ingezette behandeling niet als adequaat kan worden aangemerkt. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 7 juni 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 november 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mr. A.H.J. de Kort te Sint Michielsgestel

tegen:

C

tandarts

werkzaam en wonende te B

verweerder

gemachtigde mw. mr. I.M.I. Apperloo te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift en de aanvullingen daarop

-         de pleitnota overgelegd door de gemachtigde van klager.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 26 april 2013 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht, waarbij de gemachtigde van klager gebruik heeft gemaakt van een pleitnota, welke is overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Van 24 augustus 2000 tot en met 24 november 2008 is klager onder behandeling geweest van een tandartsenteam. Op 7 mei 2008 was klager daar voor orthodontie afbehandeld. Sinds maart 2010 was klager patiënt bij verweerder. Op 20 september 2010 is klager met zijn moeder bij verweerder geweest voor een intake in het kader van een orthodontie behandeling. Verweerder heeft informatie verstrekt over het behandeltraject en de daaraan verbonden kosten. Vervolgens heeft verweerder aan klager een begroting van de kosten ad € 1.267,13 doen toekomen. Op 21 oktober 2010 is de behandeling van klager gestart met het plaatsen van een binnenbeugel, waarna de beugel op 18 november 2010 is geactiveerd. Daarna is klager niet meer bij verweerder verschenen. Medio december 2010 is door de vader van klager aan verweerder gemeld dat de vervolgafspraken werden opgeschort.

Klager heeft zich gewend tot een orthodontist, die op 23 maart 2011 aan verweerder heeft gemeld de behandeling van klager over te zullen nemen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder het navolgende:

  1. verweerder heeft de suggestie gewekt orthodontist te zijn;
  2. verweerder heeft er blijk van gegeven niet bekwaam te zijn om orthodontie behandelingen uit te voeren;
  3. verweerder heeft niet gehandeld conform artikel 7:448 WGBO voor wat betreft de informed consent;
  4. hoewel klager diverse klachten heeft geuit jegens verweerder, heeft verweerder daar niets mee gedaan.

Klager heeft ter zake nog – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd als volgt.

Verweerder heeft tijdens de intake gesuggereerd orthodontist te zijn en heeft aangegeven dat in zijn praktijk sedert 30 jaar orthodontie behandelingen worden uitgevoerd, waardoor verweerder bewust een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven over zijn deskundigheid.

Uit de second opinion van de orthodontist, naar wie klager is overgestapt, blijkt dat er geen degelijk behandelplan door verweerder is gemaakt. Het door verweerder geplaatste plaatje is niet de juiste techniek/methode om de betreffende tand (12) te corrigeren.

Er was wel overeenstemming over een behandelplan, maar de verstrekte informatie was onjuist en ontoereikend. Verweerder had klager voldoende en adequaat moeten informeren om een juiste beslissing te kunnen nemen over de behandeling. Deze informatie is klager onthouden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder verricht al gedurende 30 jaar orthodontie behandelingen, welke door de zorgverzekeraars worden vergoed. Verweerder heeft in Duitsland meerjarige cursussen op het gebied van orthodontie gevolgd.

Verweerder heeft nimmer gezegd of gesuggereerd orthodontist te zijn. Op zijn briefpapier staat ‘tandarts’ en op de factuur staat alleen zijn naam.

Klager was er - gelet op zijn verleden - mee bekend dat een tandarts ook orthodontie behandelingen mag en kan verrichten.

Bij de intake heeft de moeder van klager gevraagd naar een zo goedkoop mogelijke behandeling, omdat klager reeds was behandeld voor orthodontie bij een vorige tandarts. Verweerder achtte het logisch dat de kleine afwijking bij klager zou worden opgelost met de meest goedkope oplossing door middel van eenvoudige apparatuur in de vorm van een uitneembare beugel.

Klager heeft bij die intake geen navraag gedaan over de kwalificaties van verweerder of over diens orthodontie ervaring.

Verweerder heeft een begroting gemaakt en uitleg gegeven over het behandelplan, waarna klager akkoord is gegaan met de voorgespiegelde behandeling. Deze is daarna de facto in gang gezet. Klager is van meet af aan op de hoogte geweest van het voorgestelde behandelplan en volledig geïnformeerd.

Verweerder beschikte over de behandelhistorie van klager; zelf heeft hij de beginsituatie vastgelegd met gipsmodellen en een grote kaakfoto, waarop de voorkomende afwijking te zien was.

Verweerder heeft van klager nimmer enige klacht ontvangen, niet over het behandelplan en evenmin over de ingezette behandeling. Verweerder bestrijdt dat er sprake was van een niet adequate en onzorgvuldige behandeling. De behandeling heeft slechts enkele maanden geduurd. In een zo kort tijdsbestek kan nog niet met zekerheid worden gezegd dat het ingezette behandeltraject niet juist was.

Verweerder is van mening dat van een second opinion door de orthodontist geen sprake is. Klager is naar de orthodontist overgestapt, die een eigen zakelijk belang had. Bovendien is verweerder niet geadviseerd omtrent de inhoud van zijn behandelplan, hetgeen gebruikelijk is bij een second opinion.

Omdat de ouders de rekening niet wensten te betalen is er een procedure bij de kantonrechter gevoerd, waarin is geoordeeld dat de ouders alsnog de rekening dienden te betalen.

5. De overwegingen van het college

Met betrekking tot klachtonderdeel 1:

Vast is komen te staan dat verweerder niet heeft gezegd dat hij orthodontist is en ook dat hij niet als orthodontist staat vermeld op zijn briefpapier en zijn facturen.

Op basis waarvan verweerder dan wel de suggestie kan hebben gewekt dat hij orthodontist is, is door klager niet geadstrueerd.

Bovendien heeft verweerder ook niet de kans gehad een bij klager levende suggestie weg te nemen, omdat verweerder van het bestaan daarvan niet op de hoogte is gesteld.

Dit klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond bevonden.

Met betrekking tot klachtonderdeel 2:

Allereerst merkt het college op dat te dezen geen sprake is van een second opinion in eigenlijke zin. De brief van de orthodontist houdt immers geen beschouwing over het behandelplan van verweerder en op grond daarvan adviezen aan verweerder in.

Uit de brief van de orthodontist valt niet op te maken dat het behandelplan van verweerder te kort schoot.

Duidelijk is dat klager na het activeren van de binnenbeugel op 18 november 2010 niet meer bij verweerder is geweest. Na een zo korte behandelperiode valt niet te concluderen dat de ingezette behandeling niet als adequaat kan worden aangemerkt. Bovendien is ter zitting door verweerder nog verklaard dat hij zo nodig nog een retentie wilde aanbrengen.

Ook dit klachtonderdeel wordt door het college als ongegrond beoordeeld.

Met betrekking tot klacht 3:

Onvoldoende weersproken is het standpunt van verweerder dat hij het behandelplan met klager en diens moeder heeft besproken. Bovendien heeft klager desgevraagd ter zitting verklaard dat hij verweerder heeft aangegeven dat hij geen plaatjes meer wilde hebben en dat hij akkoord is gegaan met het door verweerder gedane voorstel tot het plaatsen van een binnenbeugel.

Van onvoldoende informatie is naar het oordeel van het college niet gebleken, zodat niet kan worden geconcludeerd dat verweerder in strijd met artikel 7:448 WGBO heeft gehandeld.

Met betrekking tot klacht 4:

Verweerder heeft met klem betoogd dat hem geen klachten van klager hebben bereikt. Klager heeft diens stelling dat hij meermalen bij verweerder heeft aangegeven niet tevreden over de behandeling te zijn, niet nader geadstrueerd.

Dit brengt mede dat ook dit klachtonderdeel ongegrond wordt bevonden.

Mitsdien dient als volgt te worden beslist.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter,

J.G.J.M. Niessen en W.J.D.M. van Beers als leden-beroepsgenoten,

in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2013 in aanwezigheid van de secretaris.