ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2959 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12128

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2959
Datum uitspraak: 03-06-2013
Datum publicatie: 03-06-2013
Zaaknummer(s): 12128
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Arts heeft rapportage opgesteld in het kader van een aanvraag bijzondere bijstand door de Intergemeentelijke Sociale Dienst. Het had op de weg van verweerder gelegen klaagster de inzage aan te bieden alvorens de rapportage naar de ISD te sturen. In tegenstelling tot hetgeen verweerder betoogt, valt de onderhavige rapportage niet onder de uitzonderingen op het aan een betrokkene toekomende blokkeringsrecht. Waarschuwing.

Uitspraak: 3 juni 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 10 augustus 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde: C te B

tegen:

D

arts

werkzaam te E

wonende te F

verweerder

gemachtigde: mr. M.P.M.H. Aarts te Tilburg

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek

-         de e-mail van verweerder d.d. 28 december 2012

-         de pleitaantekeningen van de gemachtigde van verweerder

De klacht is door het college in raadkamer behandeld op 14 januari 2013 en naar een openbare zitting van het college verwezen. De klacht is ter openbare zitting van 22 april 2013 behandeld. Partijen waren bijgestaan door hun gemachtigden aanwezig.

De standpunten van partijen zijn toegelicht, waarbij de gemachtigde van verweerder gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen, welke zijn overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 26 juni 2012 is klaagster door verweerder gezien in het kader van een aanvraag bijzondere bijstand van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) de G voor de gemeente B. Klaagster wenste een nieuwe bril, een titanium montuur zonder scharnierende poten, met nieuwe glazen. Op 18 juli 2012 heeft verweerder zijn rapportage uitgebracht.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Kort en zakelijk weergegeven verwijt klaagster verweerder het navolgende:

1. verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden door zonder toestemming van klaagster:

-  derden te consulteren over haar medische problemen;

-  haar medische gegevens aan genoemde ISD toe te sturen;

-  haar medische gegevens in intercollegiaal overleg aan anderen te overleggen;

2. verweerder heeft een verkeerde diagnose gesteld; hij heeft geen indicatie gesteld aan de hand van de actuele situatie;

3. verweerder neemt plaats op de stoel van de behandelaars van klaagster terwijl hij geen kennis heeft van de betreffende beroepen;

4. verweerder heeft gebruik willen maken van een juridisch incorrecte ‘open machtiging’;

5. verweerder heeft de verkeerde vragen gesteld door wel naar de sterkte van de cilinders te vragen, maar niet naar de draaiing van de oogas als gevolg van diabetes;

6. verweerder verwijst in zijn rapportage naar een webwinkel, waarmee hij zijn vakgebied te buiten gaat, en doet uitspraken over een goede opticien, waarmee hij suggereert dat de opticien/optometrist, die klaagster in de arm heeft genomen, niet goed zou zijn.

Klaagster heeft nog - voor zover te dezen van belang - het volgende aangevoerd.

Klaagster heeft een nikkelallergie, reden waarom zij een titanium bril nodig heeft. Bovendien moet de bril val- en stootproof zijn en zonder scharnieren in verband met haar problemen met de fijne motoriek.

Zonder haar toestemming en medeweten zijn haar medische gegevens naar de ISD gestuurd. Ondanks dat het rapport is teruggetrokken, is er toch een besluit genomen en heeft klaagster schade opgelopen.

Er mag geen open machtiging gestuurd worden. Klaagster heeft een beperkte machtiging afgegeven, die zij ook gebruikt wil zien.

Er moet goed onderzoek gepleegd worden. Verweerder heeft gegevens gebruikt van leken. Als je niet bekend bent op dit gebied, dan moet je wel de juiste wegen bewandelen. De optometrist heeft klaagster doorgestuurd naar de oogarts. Als de optometrist het al niet weet, dan weet een gewone arts het al helemaal niet. Klaagster is waarschijnlijk niet een gemiddelde patiënt.

De oogmetingen in 2010, 2011 en 2012 zijn gedaan door de optometrist.

Klaagster is naar hem toe gegaan omdat zij niet meer goed zag. Haar ogen veranderen nogal eens. De plaats van de cilinder is veranderd als gevolg van diabetes; niet de cilinder zelf. Daardoor is klaagster een gevaar op de weg. Alleen de glazen zijn vervangen, niet het montuur. Zij zit regelmatig bij de opticien, om haar bril recht te laten zetten. Klaagster is chronisch pijnpatiënt sinds zij een jaar of 6-7-8 was. Er hebben onderzoeken plaatsgevonden bij de reumatoloog en diverse andere disciplines. Bij haar is fybromyalgie vastgesteld. Klaagster kan geen zware bril vergen op haar gezicht. Het moet een lichtgewicht bril zijn. Zij heeft ook een lichtgewicht rollator. Haar bewegingen met haar vingers zijn moeilijk te sturen. Daarom stoot zij vaak haar bril af bij het op- en afzetten. Verweerder is ten onrechte van mening dat als klaagster een vel papier kan manipuleren, zij ook een brilmontuur kan hanteren. Omdat verweerder geen adequate informatie heeft ingewonnen, is hem niet duidelijk geworden waarom klaagster geen normale bril met scharnierende pootjes kan dragen. Indien verweerder bij de behandelaars naar de huidige stand van zaken zou hebben geïnformeerd, had hij tot een correcte indicatie kunnen komen.

Omdat de cilinder de laatste drie jaar vaak veranderde en omdat de optometrist een vraag had over het inzetten van een prisma, is klaagster doorgestuurd naar de oogkliniek in H. Ook wordt er bij klaagster onderzoek gedaan naar het ziektebeeld Sjögren, omdat daar meerdere aanwijzingen voor zijn. Klaagster staat aan alle kanten onder controle.

Verweerder geeft aan dat een goede opticien in staat zou zijn om adequaat een bril aan te meten. Klaagster heeft een goede opticien. Met die opmerking suggereert verweerder dat de opticien van klaagster niet goed zou zijn.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder, die reeds 9 jaren in dienst is van de GGD en daarvoor 26 jaren zelfstandig als huisarts heeft gewerkt, is van mening op elk punt van het klaagschrift zorgvuldig gehandeld te hebben.

Ondanks het feit dat tegen een beslissing van de ISD bezwaar open staat en ondanks het feit dat verweerder zich in het geheel niet kan vinden in de stellingen van klaagster, heeft verweerder in overleg met de GGD besloten het uitgebrachte advies in te trekken.

Ten aanzien van klacht 1:

Het is verweerder niet duidelijk geworden dat klaagster niet wilde dat de rapportage naar de ISD zou worden gezonden zonder dat zij vooraf inzage zou hebben gehad. In de door verweerder gemaakte aantekeningen van het consult, dat 15 tot 20 minuten heeft geduurd, heeft verweerder niet terug kunnen vinden dat klaagster zich als voormeld heeft uitgelaten. Zeker als klaagster een dergelijke opmerking driemaal, zoals zij stelt, zou hebben gemaakt, zou verweerder het zonder enige twijfel hebben genoteerd. Bovendien is het uitbrengen van een rapport een voorwaarde voor het nemen van een besluit door de ISD. Klaagster kende de procedure. Nu klaagster tijdens het spreekuur niet heeft gemeld dat zij inzage in het rapport wilde, is verweerder er van uitgegaan dat de toestemming om de informatie door te sturen aan de ISD bestond.

Onder verwijzing naar artikel 7:464 lid 2 sub b BW stelt verweerder dat klaagster geen blokkeringsrecht toekomt.

Het staat verweerder vrij specialistische kennis van buiten de eigen instelling te vragen. Verweerder heeft uitgebreid contact gehad met een gerenommeerde opticien, die hij geheel geanonimiseerd, geheel casuïstisch en slechts op basis van objectieve medische gegevens heeft voorzien van relevante informatie en aan wie hij gerichte vragen heeft gesteld.

Voorts heeft verweerder de kwestie geanonimiseerd besproken tijdens een reguliere casusbespreking binnen de GGD-instelling. Dat verweerder zulks heeft gedaan, getuigt juist van vergaande zorgvuldigheid.

Ten aanzien van klacht 2:

Verweerder stelt voorop dat hij geen diagnose heeft gesteld. Verweerder heeft gekeken hoe klaagster binnenkwam. Tijdens het consult heeft hij met klaagster gesproken en naar haar vingers gekeken, ook wat klaagster doet met haar handen, zoals papier oppakken. Verweerder heeft alleen recente gegevens bij de beoordeling gebruikt, te weten een brief van 2010 van klaagsters huisarts, een brief van de manueel therapeut, gegevens van de opticien over de jaren 2010/2011 en 2012 en het GGD-dossier van klaagster. Verweerder heeft de nikkelallergie als feit geaccepteerd.

Ten aanzien van klacht 3:

Verweerder gaat niet op de stoel van de verschillende specialisten zitten, maar verzamelt de benodigde informatie en kennis bij door hem noodzakelijk geachte specialisten teneinde uit de beschikbare gegevens een medische beoordeling van de noodzaak van de gevraagde voorziening te maken.

Ten aanzien van klacht 4:

Het aan klaagster toegezonden machtigingsformulier betrof het standaardformulier van de GGD, zoals dit al jaren is gebruikt. Daarom mocht verweerder er van uitgaan dat dit formulier juridisch correct zou zijn. Klaagster heeft het formulier niet ondertekend. Verweerder heeft dan ook geen gegevens middels dit formulier opgevraagd.

Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de door klaagster opgestelde machtiging omdat voor de beoordeling van de medische noodzaak voldoende gegevens beschikbaar waren. Het is aan verweerder om te beoordelen of hij voor deze beoordeling al dan niet aanvullende informatie nodig heeft. Verweerder heeft als ervaren en deskundig keuringsarts geoordeeld dat zulks niet het geval was.

Ten aanzien van klacht 5:

Verweerder is een deskundige en ervaren keuringsarts. Hij is zeer wel in staat de juiste vragen aan zijn collega’s en de opticien te stellen. Daarbij komt dat klaagster onmogelijk kan weten welke vragen verweerder heeft gesteld. Klaagster is niet bij de gesprekken geweest en heeft ook nooit gevraagd naar de door verweerder gestelde vragen. De vraag of de bril wel of geen scharnieren moest hebben, vond verweerder niet echt relevant. Zijn idee was dat het belangrijk was een stevig montuur te hebben dat goed op neus blijft staan.

Ten aanzien van klacht 6:

Verweerder heeft slechts naar de webwinkel verwezen om een voorbeeld te geven. Klaagster is op geen enkele wijze verplicht een bril bij het betreffende bedrijf aan te schaffen.

Met de opmerking ‘een goede opticien zal in staat zijn om adequaat een bril aan te meten’ heeft verweerder op geen enkele wijze een verwijzing gemaakt naar de opticien van klaagster. Dat verweerder met die zin de opticien van klaagster zou beledigen, is dan ook ver gezocht.

5. De overwegingen van het college

Voorop stelt het college dat klaagster een verzoek om een hulpmiddel heeft gedaan waarvoor een rapportage als de onderhavige vereist is in het kader van een door de ISD te nemen beslissing.

Onweersproken is gesteld dat klaagster met een procedure als deze bekend is.

Vast staat dat verweerder de door hem opgemaakte rapportage naar de ISD heeft gestuurd zonder dat klaagster vooraf inzage in de rapportage heeft gehad.

Verweerder heeft erkend dat klaagster een inzage recht heeft. Partijen verschillen van mening over de vraag of klaagster zelfs tot drie keer toe tegen verweerder heeft gezegd dat zij inzage in de rapportage wilde hebben. De beantwoording van deze vraag kan worden daargelaten, nu het op de weg van verweerder lag klaagster de inzage aan te bieden alvorens de rapportage naar de ISD te sturen. Dat de inzage mogelijk zou leiden tot het niet insturen van de rapportage waardoor de ISD niet op het verzoek van klaagster zou beslissen, doet daar niet aan af.

Verweerder heeft in dat kader betoogd dat klaagster geen blokkeringsrecht toekomt. Het college is evenwel van oordeel dat de onderhavige rapportage niet valt onder de weinige uitzonderingen op het aan een betrokkene toekomende blokkeringsrecht.

Op dit onderdeel is de klacht dan ook gegrond.

Met betrekking tot het raadplegen van een opticien en het intercollegiaal overleg is het college van oordeel dat geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken, laat staan komen vast te staan, op grond waarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden dan wel inbreuk heeft gemaakt op de privacy van klaagster.

Ter zitting is door verweerder desgevraagd verklaard dat hij tijdens het consult, dat slechts 15 tot 20 minuten heeft geduurd, zelf geen onderzoek heeft verricht. Verweerder heeft naar de vingers van klaagster gekeken en het gebruik van haar handen.

Verweerder heeft aangegeven af te zijn gegaan op de verschafte recente informatie van de huisarts, manueel therapeut en de opticien. Daarnaast heeft hij bij een opticien nadere informatie gevraagd en intercollegiaal overleg gevoerd.

Het college is van oordeel dat de door verweerder getrokken conclusie niet onjuist is, maar dat de weg naar die conclusie met meer onderzoek en een betere onderbouwing gepaard had kunnen gaan. Zulks te meer nu verweerder heeft verklaard slechts ongeveer drie keer per jaar met dergelijke rapportages te maken te krijgen. Voormeld te kort schieten van verweerder is evenwel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het college merkt hierbij op dat klaagster haar stellingen over onderzoeken bij met name de neuroloog, oogarts en reumatoloog niet met bescheiden heeft onderbouwd.

De door verweerder aan klaagster toegezonden machtiging gaat ten onrechte uit van de premisse dat inzage vooraf niet nodig is en dat er geen sprake is van een blokkeringsrecht.

Nu de machtiging niet is ondertekend en gebruikt heeft klaagster bij die klacht geen belang.

Het verwijt aan verweerder dat hij de opticien zou hebben beledigd, snijdt naar het oordeel van het college geen hout. De uitlating van verweerder is algemeen gesteld en er is geen enkele reden om aan te nemen dat verweerder de deskundigheid van de opticien van klaagster in twijfel trekt. Ook de verwijzing naar de webwinkel is algemeen gesteld. Het staat klaagster vrij om die verwijzing al dan niet op te volgen. Van enige betrokkenheid van verweerder bij die webwinkel is niet gebleken.

De klacht is naar het oordeel van het college dan ook voor het overige ongegrond.

Alles overziend is het college van oordeel dat de maatregel van waarschuwing te dezen passend is. Het college merkt daarbij op dat de waarschuwing een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van de handelwijze uitdrukt zonder daarop het stempel van laakbaarheid te drukken.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen en wijst die voor het overige af;

-         legt de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, J.L.M. van Helmond, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en dr. F.E. Ros als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2013 in aanwezigheid van de secretaris.