ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2949 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12113

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2949
Datum uitspraak: 30-05-2013
Datum publicatie: 30-05-2013
Zaaknummer(s): 12113
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Huisarts. Klager is van mening dat verweerder de richtlijnen van de KNMG heeft overschreden inzake het verstrekken van gegevens op verzoek van derden. Daarmee is het beroepsgeheim geschonden en is inbreuk gemaakt op de privacy van klager, waardoor hij nadeel heeft geleden. De verstrekte informatie is ten dele onjuist en ten dele niet gebaseerd op feiten, doch slechts op mededelingen van derden. Er is sprake van oordelen en conclusies die niet van feitelijke aard zijn. Gegrond, waarschuwing.  

Uitspraak: 30 mei 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 oktober 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mr. A.M.H.E.G. Lemmens te Maastricht

tegen:

C

huisarts

werkzaam en wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         het medisch dossier.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. 

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 24 april 2013 behandeld. De gemachtigde van klager was aanwezig. Klager was, met bericht, afwezig. Verweerder was aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager was sinds 1996, samen met zijn kinderen en ex-echtgenote, patiënt bij verweerder. Het laatste consult aan verweerder vond plaats op 27 april 2007. Vanaf deze datum is de patiëntrelatie feitelijk beëindigd. Pas in 2009 ontving verweerder bericht dat klager een andere huisarts had. De ex-echtgenote en de kinderen bleven patiënt bij verweerder. Na het laatste consult ontving verweerder overigens wel nog medische informatie over klager. Op 12 september 2011 werd verweerder, met instemming van klager en zijn ex-echtgenote, telefonisch als informant gehoord door de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) in het kader van een omgangsregeling tussen klager en zijn kinderen. De van verweerder verkregen informatie is verwerkt in het onderzoeksrapport van de raad. Volgens dit rapport heeft verweerder (onder meer) opmerkingen gemaakt over uiterst pijnlijke, ongewenste en herhaaldelijke ontsporingen tijdens het huwelijk van klager, dat het daarbij ging om grensoverschrijdend gedrag van klager jegens de ex-echtgenote en andere vrouwen met diepgrijpende gevolgen, dat sprake was van een softdrugverslaving van klager tijdens het huwelijk waarvoor hij was opgenomen geweest op de PAAZ  en dat klager onvoldoende gemotiveerd was om hulpverlening te accepteren. Op verzoek van klager heeft verweerder op 6 augustus 2012 een nader, deels corrigerend, bericht aan de advocaat van klager gezonden.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager is van mening dat verweerder de richtlijnen van de KNMG heeft overschreden inzake het verstrekken van gegevens op verzoek van derden. Daarmee is het beroepsgeheim geschonden en is inbreuk gemaakt op de privacy van klager, waardoor hij nadeel heeft geleden. De verstrekte informatie is ten dele onjuist en ten dele niet gebaseerd op feiten, doch slechts op mededelingen van derden. Er is sprake van oordelen en conclusies die niet van feitelijke aard zijn.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft met klager, zijn ex-echtgenote en hun kinderen zeer regelmatig contact gehad zodat hij zich een goed beeld kon vormen van de omstandigheden waarin het gezin leefde. Klager is regelmatig bij verweerder op de praktijk geweest. Na 27 april 2007 heeft verweerder niets meer van klager vernomen. Ook heeft hij niet van een nieuwe huisarts vernomen.

Verweerder had uit diverse bronnen duidelijke aanwijzingen voor grensoverschrijdend gedrag. Zijn zorgen over de situatie van het gezin en ook over klager maakten dat hij hierover een opmerking moest maken tijdens het gesprek met de raad. Verweerder heeft de relatieproblemen regelmatig met klager besproken. Enkele gesprekken werden gevoerd in aanwezigheid van de ex-echtgenote.

Verweerder stelde de softdrugverslaving vast in 1998 en heeft dit probleem regelmatig met klager besproken. Verweerder heeft getracht te achterhalen of klager was gestopt. Dit bleek niet. Wel ontving verweerder informatie over overmatig alcohol gebruik. Er was voor verweerder geen reden de probleemlijstmelding “softdrugsverslaving” op niet-actief te zetten. Verweerder handelde hiermee conform de NHG-richtlijnen.

Met betrekking tot de opmerking dat klager onvoldoende gemotiveerd was om hulpverlening te accepteren merkt verweerder op dat verweerder ook van de psychiater informatie ontving waaruit twijfel bleek over de kans dat klager zijn psychische problemen tot een volledige en succesvolle afronding zou kunnen krijgen. Voorts was klager plotseling verdwenen zonder achterlating van een adres of andere informatie waarmee klager bereikt zou kunnen worden. Verweerder heeft pogingen ondernomen om klager te bereiken, maar dat is niet gelukt.

Verweerder is zich er van bewust dat hij geen recente informatie over klager heeft. Het dossier over klager is echter omvangrijk en bevat ook informatie uit andere bronnen. Verweerder heeft er tijdens zijn telefonisch contact met de raad uitdrukkelijk op gewezen dat hij geen zicht heeft op het huidige functioneren van klager.

De tekst van de door de raad uitgewerkte versie van het telefoongesprek heeft verweerder ter beoordeling ter inzage gekregen. Verweerder vond de tekst verre van optimaal, maar hij kon zich erin vinden.

5. De overwegingen van het college

Tussen partijen is niet in geschil dat aan het toestemmingsvereiste om informatie te verstrekken aan de raad is voldaan.

Bij het verstrekken van informatie aan derden, zoals de raad, dient de (gewezen) behandelend arts slechts relevante en uiteraard juiste medische informatie van feitelijke aard te verstrekken. Hij dient zich daarbij te onthouden van het geven van waardeoordelen. Indien informatie wordt verstrekt van subjectieve aard (onder het kopje S in het dossier) dient duidelijk te worden gemaakt dat deze informatie geen objectieve, door de arts waargenomen of vastgestelde feiten betreft.  Zie ook de KNMG-richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens, paragraaf 3.2.

Het college is van oordeel dat verweerder bij het verstrekken van zijn informatie over klager niet aan de hiervoor genoemde criteria heeft voldaan.

In de eerste plaats heeft verweerder feitelijk onjuiste informatie gegeven; hij heeft immers ten onrechte vermeld dat klager tijdens het huwelijk leed aan een softdrugsverslaving en (onder andere) hiervoor was opgenomen geweest op de PAAZ-afdeling, In het dossier van klager stond echter iets heel anders vermeld te weten dat klager, die blijkens het dossier in 1997 was gehuwd, begin 1988 wegens psychische stoornissen was opgenomen geweest in de PAAZ-afdeling. Het college acht het zeer onzorgvuldig dat verweerder de vermelding over deze opname ten onrechte plaatst in een veel recentere periode en ook de reden van de opname afwijkend van het dossier weergeeft. Bovendien wordt over deze, door klager betwiste, softdrugsverslaving, die volgens verweerder door hem in 1998 vastgesteld en meermalen is besproken, niets door verweerder in het dossier vermeld en staat deze verslaving daarmee ook niet vast.

Het college acht de verklaring op deze onderdelen temeer onzorgvuldig omdat, zoals verweerder ter zitting heeft gezegd, de tekst ter beoordeling aan hem was voorgelegd en hij deze tekst heeft geaccordeerd. Dat verweerder, op verzoek van de advocaat van klager, (pas in augustus 2012) de tekst (gedeeltelijk) heeft gecorrigeerd door de tekst ‘de opname 1988 kan niet direct aan verslaving worden gelinkt’, doet aan het voorgaande niet af.

Dat sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag van klager kan niet uit het dossier van klager als objectief en vaststaand feit worden opgemaakt. Waar dit gedrag “vier andere vrouwen” zou betreffen, staat in het dossier zelfs expliciet vermeld dat klager dit ontkent. Het betrof hier in ieder geval geen door de arts zelf waargenomen feiten. Verweerder had dit in zijn verklaring moeten vermelden.

Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is.

Het college acht gronden aanwezig om verweerder, die zich tijdens de zitting een bij zijn patiënten betrokken arts toonde, de maatregel van waarschuwing op te leggen.

Bovendien zal het college, om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepalen dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk zal zijn, wordt gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.

6. De beslissing

Het college:

-         waarschuwt verweerder;

-         bepaalt dat de beslissing zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter,   mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, M.Ch. Doorakkers, J.D.M. Schelfhout en J.C.F. Schellekens als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C. Chapelle als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2013 in aanwezigheid van de secretaris.