ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2874 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1264

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2874
Datum uitspraak: 24-04-2013
Datum publicatie: 24-04-2013
Zaaknummer(s): 1264
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt verweerder, arts, dat hij klaagsters broer ten onrechte heeft ontslagen uit het ziekenhuis terwijl deze in een psychose verkeerde. Klacht ongegrond.    

Uitspraak: 24 april 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 april 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

arts

werkzaam te D

wonende te E (België)

verweerder

gemachtigde mr. H.A.J. Stollenwerck te Maastricht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de drie aanvullingen daarop

-         het verweerschrift en de aanvulling daarop

-         de repliek

-         de dupliek

-         de brief met bijlagen d.d. 23 februari 2013 van de getuige namens klaagster

-         brieven van 2 en 7 maart 2013 van klaagster met bijlagen

Klaagster heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Een proces-verbaal van dit op 28 januari 2013 gehouden vooronderzoek bevindt zich bij de stukken.

De klacht is ter openbare zitting van 13 maart 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig; verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

Ter zitting zijn twee getuigen gehoord. Van de verhoren zijn aantekeningen gemaakt.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

De tweelingbroer van klaagster, hieronder ook genoemd: de patiënt, is bekend met alcoholverslaving en drugsgebruik. Op 7 februari 2012 is hij door bemiddeling van zijn huisarts B opgenomen in het ziekenhuis te H wegens een acuut nierprobleem. Op vrijdag 10 februari 2012 zou hij uit het ziekenhuis worden ontslagen omdat het nierprobleem onder controle was gebracht. Een zekerheidshalve in consult gevraagde psychiater zag geen indicatie voor opname op de PMU. Omdat er geen thuisopvang was geregeld, is besloten hem dat weekend nog in het ziekenhuis te houden.

Een andere broer van klaagster heeft, toen verweerder hem meedeelde dat zijn broer ontslagen zou worden, heftig bezwaar gemaakt tegen het voorziene ontslag door e-mails te richten aan het ziekenhuis en telefoongesprekken te voeren met het verplegend personeel van de afdeling. Hij heeft een klacht ingediend bij het ziekenhuis. Deze broer is een van de getuigen die in deze zaak zijn gehoord.

Op maandag 13 februari 2012 is aan de familie gevraagd hun broer te komen ophalen. Aanvankelijk heeft klaagster daarin toegestemd, maar later hebben zij en haar broer gezegd het niet verantwoord te vinden hun broer, die huns inziens in een psychose verkeerde, mee te nemen. Na contact met de huisarts B en na nogmaals een psychiater in consult te hebben geroepen – die geen reden zag voor opname van de patiënt in het ziekenhuis – is de patiënt op dinsdag 14 februari 2012 door verweerder uit het ziekenhuis ontslagen. Hij is met een taxi naar zijn woning gebracht, nadat het ziekenhuis via de huisarts en een buurvrouw van de patiënt diens adres had achterhaald.

Op 16 februari 2012 heeft de familie, die niets van hun broer vernomen had en geen contact met hem kon krijgen, de politie gewaarschuwd. Die heeft om ongeveer 22.00 uur de deur van de woning van hun broer geforceerd. De patiënt is vervolgens door een vriend van de familie – de andere in deze zaak gehoorde getuige – naar de eerstehulppost van het ziekenhuis gebracht. Van daaruit is de patiënt de volgende dag opgenomen in een inrichting voor verslavingszorg.

Verweerder was op bovengenoemde data als arts-assistent onder supervisie van dr. F werkzaam in het ziekenhuis te H op de afdeling interne geneeskunde.

Vast is komen staan dat de patiënt lijdt aan de ziekte van Korsakov en niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen.

3. Het standpunt van klaagster en de klachten

Klaagster verwijt verweerder haar broer op 14 februari 2012 ten onrechte te hebben ontslagen uit het ziekenhuis, omdat het toen onverantwoord was haar broer alleen naar huis te laten gaan, daar hij op dat moment in een psychose verkeerde. Zij wijst erop dat haar broer desgevraagd niet wist waar hij woonde. Volgens klaagster had hij op de PAAZ-afdeling moeten worden opgenomen of in een gespecialiseerde kliniek. Op 16/17 februari 2012 bleek het wél noodzakelijk haar broer in een verslavingskliniek op te nemen. Er had van alles kunnen gebeuren, aldus klaagster, als zij geen medewerking van de politie zou hebben gehad op 16 februari 2012. Klaagster stelt dat haar klacht vooral gericht is tegen het systeem. De klacht tegen het ziekenhuis is niet ernstig genomen. Voor de onderhavige procedure heeft ze echter een naam nodig.

Klaagster heeft voorts gemeld dat er fouten staan in de overgelegde patiëntenkaart van haar broer, waarin gegevens over haarzelf staan. Voorts is in het dossier de naam opgenomen van een drie jaar eerder overleden huisarts. De ontslagbrief is ook aan die huisarts gericht.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hem ten aanzien van het ontslag geen verwijt treft. Hij verwijst naar de overgelegde verslagen. Er is besloten de patiënt tijdens het weekend nog in het ziekenhuis te laten liggen, hoewel hij hersteld was van zijn nierlijden. Er is op 14 februari 2012 nog advies gevraagd aan een psychiater; die zag geen noodzaak de patiënt in het ziekenhuis te laten verblijven. In overleg met de supervisor en na overleg met de huisarts B is op 14 februari 2012 besloten tot ontslag.

Met hetgeen op 16 februari 2012 is gebeurd heeft verweerder geen bemoeienis gehad.

5. Verklaring van de getuige M

De getuige heeft – hier samengevat weergegeven – verklaard:

De getuige blijft geheel bij wat hij heeft gesteld in zijn in de procedure overgelegde brief van 10 oktober 2012. De getuige is al een jaar of twaalf bevriend met klaagster en ongeveer zeven jaar met haar tweelingbroer. De getuige is ook, maar in mindere mate bevriend met de andere broer. De getuige is op 16 februari met klaagster naar haar broer gegaan, klaagster heeft geen auto. De agenten die de deur hebben geforceerd zeiden dat de bewoner nog aanspreekbaar was. Op verzoek van de politie heeft de getuige de broer naar het ziekenhuis gebracht. De getuige vond de tweelingbroer zeer verward. De getuige heeft tijdens de eerste opname telefonisch contact met de tweelingbroer gehad. Ook toen was die broer zeer verward.

6. Verklaring van de getuige JK

De getuige heeft – hier samengevat weergegeven – als volgt verklaard:

De getuige is de andere broer van klaagster. Hij heeft een paar maanden voor de opname het contact met zijn broer verbroken wegens drugs- en alcoholgebruik door die broer. De getuige weet uit eigen ervaring dat je door plotseling stoppen met geneesmiddelen – hij gebruikte geneesmiddelen in verband met een depressie – in een psychose terecht kunt komen. Hij was bang dat zijn broer ook in een psychose terecht zou komen door onthouding. Hij heeft dat aan de verpleging duidelijk proberen te maken. Op 10 februari 2012 heeft de getuige op de kamer van zijn broer een gesprek met verweerder gehad. Die heeft het telefoongesprek met de Belgische psychiater toen van hem overgenomen. Het gesprek duurde lang. Een oplossing kwam er niet. De getuige heeft aan verweerder duidelijk gemaakt dat een ontslag niet kon. Op maandag 13 februari 2012 heeft de zus van de getuige zich laten ompraten haar broer mee naar huis te nemen. Toen de getuige dit hoorde heeft hij gezegd dat dat onmogelijk was omdat het onverantwoord was gezien de toestand van zijn broer. Zelf is de getuige gehandicapt. Hij mist een been.

Tegen zijn broer is in het ziekenhuis gezegd dat de familie hem niet wilde komen ophalen. Thuisgekomen heeft de broer van alles kapot gemaakt. Op 16 februari zijn de huisarts en iemand van de verslavingszorg langs geweest bij zijn broer, maar die deed niet open.

Uiteindelijk is zijn broer opgenomen in een inrichting. De laatste veertien maanden is hij maar één keer helder geweest.

7. De overwegingen van het college

De belangrijkste klacht in deze zaak betreft het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis door verweerder op 14 februari 2012.

Het ontslag is door verweerder besproken met zijn supervisor. Vaststaat dat een psychiater advies is gevraagd en dat die geen reden zag tot opname van de patiënt in het ziekenhuis. Ook is er overleg met de huisarts van de patiënt geweest. In de overgelegde brief van de huisarts van 10 oktober 2012 aan klaagster stelt de huisarts onder meer: “Uiteraard begrijp ik, dat patiënt gezien zijn voorgeschiedenis uiteindelijk niet thuishoorde op de afdeling interne geneeskunde van het [ziekenhuis]. Omdat patiënt met ontslag moest, heb ik gemeld de benodigde hulp in te schakelen.”

Onder gemelde omstandigheden is het college van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld toen hij op 14 februari 2012 de patiënt uit het ziekenhuis heeft ontslagen.

De overige klachten betreffen fouten in het dossier. Niet is aannemelijk geworden dat verweerder daarvan een verwijt kan worden gemaakt.

De klachten zijn derhalve ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klachten af.

Aldus beslist door mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, dr. W.F.R.M. Koch, J.N. Voorhoeve en A. de Jong als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

24 april 2013 in aanwezigheid van de secretaris.