ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2818 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12168

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2818
Datum uitspraak: 08-04-2013
Datum publicatie: 08-04-2013
Zaaknummer(s): 12168
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verpleegkundige wordt verweten dat hij, nadat de professionele begeleiding van een cliënte met een psychiatrische achtergrond beëindigd was, contact is blijven onderhouden via bezoeken bij cliënte thuis en via sms-berichten. Verweerder heeft onvoldoende afstand gehouden tot een van hem afhankelijke en, zoals hij wist, kwetsbare cliënte. Vanwege het feit dat verweerder reeds ontslagen is, wordt volstaan met een waarschuwing.

Uitspraak: 8 april 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 september 2012 binnengekomen klacht van:

A

te B

in de persoon van drs. C

klager

tegen:

D

verpleegkundige

werkzaam te B

wonende te E

verweerder

gemachtigde mr. H.C. Egger-van Oppen te Vierlingsbeek

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvulling daarop

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 27 februari 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, klaagster vertegenwoordigd door drs. F en verweerder in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder was als verpleegkundige in dienst bij klager. Als zodanig heeft hij een cliënte van de zorginstelling van klager, hierna: de cliënte, vrijwillig ambulant begeleid vanaf december 2009 tot en met mei 2011, toen de begeleiding werd overgenomen door een (vrouwelijke) collega. De cliënte woonde zelfstandig in een appartement met een AWBZ-indicatie klasse K2 van 2 tot 3,9 uur begeleiding per week. De cliënte had een langdurige psychiatrische geschiedenis sinds 1979 en was bekend met angst, spanningsklachten en stemmingswisselingen, naast een alcoholafhankelijkheid bij een persoonlijkheid gekenmerkt door afhankelijke, passief agressieve en borderlinetrekken. Na mei 2011 is verweerder de cliënte met enige regelmaat blijven opzoeken. Daarnaast bleef hij sms-verkeer met haar onderhouden. In mei 2012 heeft verweerder de relatie beëindigd, nadat de cliënte hem kenbaar had gemaakt dat zij verliefd op hem was. In juli 2012 heeft de cliënte aan haar toenmalige begeleidster, toen deze vroeg of de cliënte het goed vond dat verweerder in haar vakantie de begeleiding waarnam, melding gedaan van een langer durende seksuele relatie met verweerder, die kort tevoren was beëindigd. Klager heeft een melding gedaan bij IGZ, er zijn gesprekken geweest met verweerder en de arbeidsovereenkomst met verweerder is ontbonden.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager heeft een rechtstreeks belang bij de klacht omdat verweerder het vertrouwen ernstig heeft geschaad en zijn plichten uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en de beroepsuitoefening heeft veronachtzaamd. Er was een contact, waarvan weliswaar niet vaststaat dat het een seksuele relatie betrof, maar wel is duidelijk geworden dat er een contact was dat niet was terug te voeren op een begeleidingsdoel. Klager wijst in dit verband onder meer op de tekst van de sms-berichten die zijn overgelegd.

4. Het standpunt van verweerder

In artikel 65, lid 1, sub c van de wet BIG is bepaald dat een klacht kan worden ingediend tegen degene bij wie de beklaagde werkzaam is, zodat een ex-werkgever, zoals klager, niet-ontvankelijk is.

Subsidiair voert verweerder het volgende aan.

Verweerder ontkent dat sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag en ook dat zijn contacten met de cliënte vriendschappelijk van aard waren. Alle contacten waren terug te voeren op het begeleidingsdoel. Dat verweerder meer tijd, ook privétijd, heeft besteed dan binnen het contract met de werkgever mogelijk was, heeft hij nooit als grensoverschrijdend gezien, maar als het helpen van een medemens, een vorm van vrijwilligerswerk. De collega die hem was opgevolgd als begeleider van de cliënte was ervan op de hoogte dat verweerder de cliënte hielp met klussen en heeft geen reden gezien daarvan melding te maken. Vanaf het moment dat de cliënte heeft gezegd dat zij verliefd op hem was, heeft hij het contact langzaam afgebouwd; twee maanden later kwam de cliënte met de beschuldiging van seksueel misbruik.

Verweerder heeft niet gewerkt buiten de toepasselijke protocollen, die nimmer zijn uitgereikt. De tekst van de protocollen is zodanig dat verweerder er niet op bedacht had kunnen zijn dat contacten met een begeleidingsdoel maar buiten werktijd hier onder zouden kunnen vallen.

Verweerder bestrijdt de juistheid van de uitgewerkte sms-berichten. Onafhankelijke derden zouden moeten vaststellen dat deze berichten daadwerkelijk bestaan.

5. De overwegingen van het college

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

Klager is ontvankelijk. In de jurisprudentie is (meermalen) uitgemaakt dat het bestuur van een instelling een tuchtklacht kan indienen tegen een voormalig werknemer van de instelling wegens handelen ten tijde van het dienstverband.

Ten aanzien van de inhoud van de klacht

Na het beëindigen van de professionele relatie in mei 2011, toen verweerder door een collega werd opgevolgd, is verweerder contact met de cliënte blijven onderhouden via bezoeken bij cliënte thuis en via sms-berichten. Dat hierbij sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag is niet aangetoond. Maar de overgelegde teksten van de sms-berichten hebben het college er wel van overtuigd, ook al is slechts sprake van een selectie, dat de relatie tussen de cliënte en verweerder persoonlijker was dan in het kader van een professionele relatie nodig en wenselijk was. Verweerder heeft onvoldoende afstand gehouden tot een van hem afhankelijke en, zoals hij wist, kwetsbare cliënte.

De contacten, die vaak bij de cliënte thuis in één op één situaties plaatsvonden, zijn door toedoen van verweerder niet transparant en toetsbaar. Als sprake zou zijn geweest van professionele begeleiding, zoals verweerder stelt, had verweerder zijn handelingen zorgvuldig in het dossier moeten vastleggen en had hij zijn handelen onderwerp moeten maken van overleg met klager. Dat is allemaal niet gebeurd; de stelling van verweerder dat de opvolgend behandelaar van een en ander op de hoogte was, is niet onderbouwd en zou overigens, indien al juist, onvoldoende zijn geweest om het handelen van verweerder te beoordelen als overeenstemmend met de voor hem geldende professionele maatstaven.

Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is.

Het college zal volstaan met het aan verweerder, die wegens zijn onprofessionele gedrag al is ontslagen, opleggen van de maatregel van waarschuwing.

Het college zal, om redenen aan het openbaar belang ontleend, bepalen dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk zal zijn, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Tijdschrift voor Ziekenverpleging’ en ‘Nursing’.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart klager ontvankelijk;

- verklaart de klacht gegrond en waarschuwt verweerder;

- bepaalt dat de beslissing, zodra zij onherroepelijk is geworden, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan ‘Tijdschrift voor Ziekenverpleging’ en ‘Nursing’.

Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als voorzitter,

mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, G.P. Haas, A. Petiet en C.E.B. Driessen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2013 in aanwezigheid van de secretaris.