ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2693 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12147

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2693
Datum uitspraak: 11-03-2013
Datum publicatie: 11-03-2013
Zaaknummer(s): 12147
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Diverse klachten over plaatsing van een kroon door tandarts ongegrond. Mede gelet op de patiëntenkaart en de foto’s kan niet worden geconcludeerd dat verweerder met zijn behandeling niet binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

Uitspraak: 11 maart 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 juni 2012 bij het tuchtcollege

Den Haag ingekomen klacht, die door het tuchtcollege Eindhoven is ontvangen op

4 september 2012 van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

tandarts

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

gemachtigde: mr. A.K. Sjouw, advocaat te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         de pleitnotities van de gemachtigde van verweerder.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 25 januari 2013 behandeld. Partijen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht, waarbij de gemachtigde van verweerder gebruik heeft gemaakt van pleitnotities, welke zijn overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Sinds 2002 had klaagster een kroon op haar linker voortand (21). In januari 2012 is klaagster met de fiets gevallen, waardoor de linker voortand is gebroken. Door haar eigen tandarts is een noodvulling geplaatst. Toen deze noodvulling er twee weken later uitviel, is klaagster door haar tandarts geadviseerd naar verweerder te gaan. Op 8 februari 2012 heeft klaagster verweerder gebeld met het verzoek haar met spoed te zien. Op 9 februari 2012 is klaagster bij verweerder geweest. De wortel werd in twee delen verwijderd met een periotome, waarna een Curvax White Implantaat werd geplaatst. Vervolgens werd een afsluitkap geplaatst, de etsbrug noodvoorziening werd gemaakt en klaagster werden de nodige instructies gegeven.

Twee dagen voor de volgende afspraak op 7 april 2012 belde klaagster naar de praktijk van verweerder met de mededeling dat zij de kroon liever liet plaatsen door haar eigen tandarts. Verweerder heeft daarop overleg gehad met die tandarts. Het resultaat was dat de tandarts aangaf geen ervaring met de onderhavige soort implantaten te hebben en het beter te vinden dat verweerder het gehele traject voor zijn rekening nam. Op 7 mei 2012 heeft verweerder, na verwijdering van de noodvoorziening, kleurenfoto’s gemaakt van de staat van genezing van het implantaat. De kleurbepaling van de kroon is door verweerder middels kleurbepalingslampen gedaan. Tijdens het cementeren van het abutment heeft verweerder de mond van klaagster met zijn vinger opengehouden opdat het cement niet nat werd door speeksel. De kroon preparatie en afdrukken zijn vervaardigd en ook een nieuwe noodvoorziening. Op 21 mei 2012 heeft verweerder de zirkonia kroon geplaatst, waarna twee buurelementen (de 12 en 11) zijn voorzien van directe composite facings.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Ter zitting is duidelijk geworden dat klaagster verweerder het navolgende verwijt.

Verweerder heeft ten onrechte zelf de kleur van de kroon bepaald en deze geplaatst, waarna hij in verband met de kleur van de kroon facings heeft geplaatst op twee andere goede tanden. Daardoor is een onomkeerbare situatie ontstaan. De kroon was niet goed van maat en is door verweerder niet zorgvuldig geplaatst. De kroon was te lang, te dik, te breed en te geel; daarbij was het tandvlees omhoog geschoven. De achterkant van de kroon en de facings zijn niet glad afgewerkt en ook tussen de tanden is het niet glad afgewerkt. Door de eigen tandarts zijn later de kroon en de facings afgewerkt, waarbij hij heeft geconcludeerd dat er onzorgvuldig werk geleverd lijkt te zijn.  

Er is sprake geweest van grensoverschrijdend gedrag doordat verweerder niet zorgvuldig naar klaagster heeft geluisterd, tijdens de ‘gesprekken’ de mond van klaagster opengesperd heeft gehouden en zijn buik tegen het hoofd van klaagster heeft gehouden, terwijl zij zich in een lager liggende positie bevond. Toen de kleurbepaling werd gedaan, heeft klaagster gevraagd 

om doorgestuurd te worden naar de tandtechnicus. Klaagster wist hoe belangrijk die kleurbepaling was: haar vorige kroon is nooit als zodanig herkend. Verweerder vond dat echter niet nodig: hij wist heel goed hoe hij de kleur moest bepalen. Klaagster als patiënt moest daarop vertrouwen. Toen de kroon geplaatst zou worden, heeft verweerder gezegd: “jammer dat hij niet goed past bij de andere tanden”, dan zetten we daar facings op. Klaagster lag op dat moment met haar mond open, haar hoofd werd tegen de buik aangehouden en dan wordt een reactie verwacht. Het is te snel gegaan. Als het al nodig was geweest facings te plaatsen, dan had klaagster dat door haar eigen tandarts willen laten doen.

Klaagster heeft zich vanwege de toon van verweerder en de ambiance waarin zij zich bevond niet prettig gevoeld.

4. Het standpunt van verweerder

In de verwijsbrief werd verweerder verzocht de afgebroken voortand te verwijderen en een implantaat met suprastructuur (kroon) te plaatsen. Daaruit mocht verweerder afleiden dat de tandarts van klaagster al de mogelijkheden met betrekking tot het implantaat had besproken met klaagster. Op 9 februari 2012 heeft verweerder samen met klaagster de röntgenfoto’s bekeken en heeft hij haar verteld wat gedaan zou worden en hoeveel het zou gaan kosten. Toen klaagster aangaf dat zij de kroon liever door haar eigen tandarts liet plaatsen, heeft verweerder overlegd met de tandarts. Deze verzocht verweerder echter de verdere behandeling van klaagster voor zijn rekening te nemen. Op 7 mei 2012 is een white abutment geplaatst en zijn de maat en de kleur van de kroon bepaald. Verweerder heeft speciale cursussen gevolgd over kleurbepaling en beschikt over alle benodigdheden, waaronder speciale kleurbepalingslampen, om zelf de kleur te bepalen, zodat het doorsturen van patiënten niet nodig is. Bovendien is doorverwijzing naar een technicus om de kleur te bepalen niet standaard protocol.

Voorafgaand aan de definitieve plaatsing van de kroon is deze los ingepast en is het geheel met behulp van een handspiegel aan klaagster getoond. Vanwege de onregelmatige stand van de voortanden en hun gemêleerde kleuren, heeft verweerder toen voorgesteld de twee buurelementen van facings te voorzien om de kleuren mooier bijeen te brengen en een mooier cosmetisch geheel te vervaardigen. Klaagster heeft zowel met de definitieve plaatsing als met het aanbrengen van de facings ingestemd. De facings zijn eenvoudig te verwijderen, zodat er geen sprake is van een onomkeerbaar proces. Uit de patiëntenkaart blijkt dat klaagster op 21 mei 2012 ‘erg blij met het resultaat’ was.

Op verzoek van klaagster is de kroon iets ingekort. De kroon is niet te lang en bij haar tandvlees is geen recessie opgetreden. Op de foto’s is duidelijk te zien dat klaagster overal recessies heeft en dat de gingiva bij de 21 al hoger was, voordat verweerder aan de behandeling begon. De kroon is ook niet te breed of te geel. De 12 moest zelfs een tint lichter gemaakt worden om er een mooi geheel van te maken. De achterkant van de facings en de facings zelf zijn tot hoogglans gepolijst, wat ook duidelijk op de foto’s is te zien. Tussen de facings heeft verweerder gepolijst met een Profin hoekstuk.

Desgevraagd heeft de tandarts van klaagster aan verweerder medegedeeld geen enkele negatieve uitlating over het door hem verrichte werk te hebben gedaan en de twee facings slechts tot een iets hogere glans te hebben gepolijst.

Verweerder heeft in al zijn overwegingen de meningen van klaagster meegenomen. De behandeling is steeds met klaagster besproken, waarbij ook steeds vooraf een akkoord van klaagster is verkregen. Verweerder heeft met klaagster het plaatsen van de facings besproken terwijl klaagster in de handspiegel keek. Verweerder betwist dat hij klaagster met opengesperde mond tegen zijn buik heeft gehouden. Dat is fysiek onmogelijk. Zijn assistente kan zulks bevestigen. Verweerder is van mening dat van grensoverschrijdend gedrag geen sprake is geweest.

5. De overwegingen van het college

Het college wijst op artikel 47 van de Wet BIG, dat het wettelijk toetsingskader voor het college aangeeft. Het komt erop neer dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar dat daarbij beslissend is het antwoord op de vraag of de arts vanuit tuchtrechtelijk standpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de  beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Allereerst doet zich de vraag voor of verweerder klaagster voor de kleurbepaling van de kroon had moeten verwijzen naar een tandtechnicus. Onweersproken is dat verweerder cursussen over kleurbepaling heeft gevolgd en de benodigde middelen, zoals speciale kleurbepalingslampen, in de praktijk heeft om de kleur te bepalen. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien op grond waarvan verweerder klaagster had moeten verwijzen.

Op meerdere onderdelen staan de standpunten van klaagster en verweerder tegenover elkaar.

Met betrekking tot de kroon is klaagster van mening dat die te lang, te breed, te dik en te geel was. Dat de kroon te geel zou zijn valt evenwel niet te rijmen met het feit dat de facing op 12 een tint lichter gemaakt moest worden. Verweerder is van mening dat de kroon niet te lang, te dik en te breed is.

Waar klaagster stelt dat haar tandvlees omhoog is geschoven, stelt verweerder juist dat het tandvlees al teruggetrokken was en dat er bij de 21 geen sprake is geweest van door de behandeling veroorzaakte recessie.

Met betrekking tot het plaatsen van de facings is klaagster van mening dat haar geen gelegenheid is gegund om rustig te beslissen. Verweerder heeft aangegeven dat klaagster in overleg en met een handspiegel in de hand met de definitieve plaatsing van de kroon en het aanbrengen van facings akkoord is gegaan.

Met betrekking tot het gedrag van verweerder verschillen partijen ook duidelijk van mening.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klaagster in beginsel niet gegrond worden bevonden.

Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Tenslotte merkt het college op dat - mede gelet op de patiëntenkaart en de foto’s - niet kan worden geconcludeerd dat verweerder met zijn behandeling niet binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht het college de klacht dan ook ongegrond.  

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, lid-jurist, J.G.J.M. Niessen en R.F. Lamp en R.C.M. van Gorp als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2013 in aanwezigheid van de secretaris.