ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2666 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12108b
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2666 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-02-2013 |
Datum publicatie: | 21-02-2013 |
Zaaknummer(s): | 12108b |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Huisarts. Klaagster verwijt verweerder dat zij de diagnose gebroken rib heeft gemist, ten onrechte heeft vastgehouden aan de diagnose luchtweginfectie en spierontsteking en een verkeerd beleid heeft ingesteld. En dat zij op de gemaakte röntgenfoto’s niet heeft waargenomen dat er sprake was van long- en luchtwegkanker. Ongegrond. |
Uitspraak: 21 februari 2013
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 10 juli 2012 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klaagster
tegen:
C
huisarts
werkzaam te B
wonende te D
verweerster
gemachtigde mr. L. Beij te Utrecht
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en een aanvulling daarop
- het verweerschrift
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 14 januari 2013 behandeld. Verweerster was aanwezig en werd bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster was niet aanwezig.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Verweerster werkte sinds 2007 als waarnemer in de praktijk van de huisarts van klaagster. Zij zag klaagster voor het eerst op 20 maart 2009 en werd toen bekend met de uitgebreide medische voorgeschiedenis van klaagster, waaronder een gemetastaseerd mammacarcinoom. Daarna heeft verweerster klaagster regelmatig vanwege verschillende klachten gezien. Op 1 juli 2010 nam verweerster de praktijk van de huisarts van klaagster volledig over. De voormalige huisarts van klaagster is sindsdien werkzaam als waarnemer. Klaagster werd nog door haar voormalige huisarts en door verweerster gezien.
In juni 2011 vertrok klaagster naar Afrika waar ze een longontsteking opliep. Door Artsen zonder Grenzen was haar een antibioticakuur voorgeschreven. Nadat klaagster vanwege haar klachten naar Nederland was teruggekeerd, bezocht zij op 1 augustus 2011 verweerster, waarbij zij klaagde over pijn in de ribben en hoesten. Verweerster onderzocht haar en liet een thorax foto maken teneinde de klachten in kaart te brengen. Diezelfde dag ontving verweerster de uitslag, waaruit bleek dat er vermoedelijk sprake was van een longontsteking. Verweerster schreef een nieuwe antibioticakuur voor. Op 16 augustus 2011 werd klaagster gezien door haar voormalig huisarts. Klaagster werd geadviseerd te stoppen met roken en er werd augmentin voorgeschreven. De klachten hielden aan en klaagster bezocht verweerster opnieuw op 23 augustus 2011. Bij onderzoek constateerde verweerster afwijkingen aan de linkerzijde van de longen en liet diezelfde dag opnieuw een foto maken. Op de foto bleken dezelfde afwijkingen als op die van 1 augustus 2011. Verweerster overlegde met de longarts die aangaf dat verweerster zich geen zorgen hoefde te maken. De geconstateerde afwijking was reeds zichtbaar op een foto die in 2005 was vervaardigd. De longarts adviseerde verweerster een sputumkweek af te laten nemen. Verweerster besprak dit met klaagster en informeerde haar over het proces. Op 14 september 2011 zag verweerster klaagster opnieuw. De uitslag van de foto werd opnieuw besproken. Op 20 september 2011 bezocht klaagster verweerster opnieuw. Zij was in elkaar geslagen. Verweerster onderzocht haar waarbij geen duidelijke breuken werden geconstateerd. Verweerster koos voor een expectatief beleid. Op 10 oktober 2011 meldde klaagster een blaasontsteking en werd in overleg tussen de doktersassistente en klaagsters vroegere huisarts antibiotica voorgeschreven. Op 27 oktober 2011 bleek dat er nog steeds sprake was van een urineweginfectie en werd klaagster geadviseerd een kweek in het ziekenhuis te laten nemen, gevolgd door antibioticakuur. Op 10 november 2011 klaagde klaagster over last van haar rug. Ook vertelde ze last te houden van stinkende urine. Er werd afgesproken dat opnieuw een foto van de rug zou worden vervaardigd. Op 18 november 2011 kwam klaagster voor controle. Verweerster constateerde aan de hand van de foto afwijkingen op niveau L4. Verweerster heeft tijdens het consult met de behandelende oncoloog gebeld. Deze zag de foto’s in in het ziekenhuis en gaf aan dat er geen duidelijke aanwijzingen voor nieuwe metastasen bestonden. Hij adviseerde pijnstilling en controle op termijn van twee weken. Er werd voor twee weken pijnstilling voorgeschreven. Op 23 november 2011 bleek uit de genomen kweek dat er sprake was van een zogenaamde E coli-bacterie. Er werd opnieuw een antibioticakuur voorgeschreven. Op 24 november 2011 nam klaagster telefonisch contact op met de doktersassistente in verband met een mogelijk ontstoken (rug)spier. Na overleg met verweerster werd diclofenac en eventueel fysiotherapie voorgeschreven. Op 25 november 2011 nam klaagster opnieuw telefonisch contact op in verband met aanhoudende pijnklachten in de regio van de schouder tot aan de nek. In overleg met verweerster werd Traumadol voorgeschreven. Op 26 november 2011 werd klaagster op de huisartsenpost gezien in verband met thoracale pijnklachten waarbij werd gedacht aan myogene spierklachten en ossale metastasen. Op 1 december 2011 zag verweerster klaagster, zoals afgesproken op 18 november 2011, opnieuw. Klaagster vertelde dat zij geen klachten van rugpijn meer had. Verweerster heeft naar de longen van klaagster geluisterd waarbij zij geen bijzonderheden constateerde. Bij onderzoek constateerde ze drukpijn aan de linkerkant van de ribben. De volgende keer dat verweerster klaagster sprak was op 27 februari 2012. Van de doktersassistente had verweerster vernomen dat klaagster van huisarts wilde wisselen. Verweerster nam contact op met klaagster. Klaagster vertelde verweerster dat zij last had van keelpijn en pijn aan de ribben en de rug. De volgende dag had ze een afspraak bij de oncoloog. Op 6 maart 2012 belde klaagster met de doktersassistente en vertelde dat uit onderzoek was gebleken dat er sprake was van metastasen in de longen en de lever. Verweerster heeft op 15 maart 2012 een visite afgelegd waarbij gesproken is over de diagnose. Op 22 maart, 2 april en 16 april 2012 heeft verweerster klaagster opnieuw thuis bezocht. Daarna hebben enkele telefoongesprekken tussen klaagster en verweerster en de doktersassistente plaatsgevonden. Op 22 mei 2012 zag verweerster klaagster opnieuw. Op 2 juli 2012 heeft verweerster zich laten uitschrijven uit de praktijk.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Het college heeft in het klaagschrift de navolgende klachten onderkend.
Allereerst verwijt klaagster verweerster dat zij op de gemaakte röntgenfoto van december 2011 niet heeft gezien dat bij klaagster sprake was van twee gebroken ribben. Daarnaast verwijt zij verweerster dat zij in de periode van 4 september 2011 tot en met 1 december 2011 ten onrechte zou hebben vastgehouden aan de diagnose luchtweginfectie en spierontsteking in verband waarmee zij een onjuist beleid zou hebben gesteld. Ook verwijt klaagster verweerster dat zij op de gemaakte röntgenfoto’s niet heeft waargenomen dat er sprake was van long- en luchtwegkanker. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar een jaar met een blaasontsteking heeft laten rondlopen en dat zij een verkeerd antibioticum heeft voorgeschreven waardoor een allergische reactie ontstond. Klaagster verwijt verweerster dat zij ondanks drie uitslagen van vervaardigde scans geen juiste diagnose heeft kunnen stellen. Ten slotte verwijt klaagster verweerster dat zij haar na 2 april 2012 niet meer heeft gezien.
4. Het standpunt van verweerster
De röntgenfoto waar klaagster in haar klaagschrift naar verwijst is van december 2011 en werd op verzoek van de voormalige huisarts van klaagster gemaakt. Naar aanleiding van deze foto heeft de voormalige huisarts van klaagster beleid ingesteld.
Verweerster heeft de klachten van klaagster steeds serieus genomen en heeft twee keer een thoraxfoto laten maken. Naar aanleiding van de eerste foto, waarop een longontsteking zichtbaar was heeft verweerster een antibioticakuur voorgeschreven. Naar aanleiding van de tweede foto heeft verweerster overleg gevoerd met de longarts. Deze verzekerde haar dat er geen sprake was van afwijkingen die nader onderzoek behoefde. Verweerster adviseerde klaagster een sputumkweek te laten nemen. Echter aan dit advies heeft klaagster geen gehoor gegeven. In november 2011 liet verweerster opnieuw een foto vervaardigen die zij vervolgens uitgebreid met de oncoloog heeft besproken. Nader onderzoek was naar zijn mening op dat moment niet nodig.
Verweerster constateerde op basis van de vervaardigde röntgenfoto’s wel afwijkingen. Zij heeft dan ook contact opgenomen met de longarts en de oncoloog om de foto’s door hen te laten beoordelen waarop uitgebreid overleg is gevolgd. Tijdens deze overleggen bleek dat er op dat moment geen aanleiding was voor (verwijzing voor) nader onderzoek. Verweerster mocht afgaan op de door deze specialisten gegeven adviezen.
Klaagster heeft inderdaad langere tijd met een blaasontsteking gekampt. In verband daarmee is steeds overleg met verweerster of de voormalige huisarts van klaagster geweest, is een kweek genomen en beleid ingesteld. De doktersassistente heeft steeds in overleg met verweerster of met de voormalige huisarts van klaagster een antibioticakuur uitgeschreven waarbij eerst overleg is gevoerd met de apotheek in verband met de allergieën van klaagster. Verweerster en haar collega’s zijn hier dan ook zorgvuldig mee omgegaan. Uit de patiëntenkaart leidt verweerster af dat een allergische reactie tijdens haar vakantie is geweest.
Verweerster weet niet op welke scans klaagster doelt in haar verwijt dat verweerster ondanks de drie uitslagen van scans niet zag wat er aan klaagster mankeerde. Verweerster meent dat zij steeds zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en naar aanleiding daarvan voldoende overleg heeft gevoerd met de daartoe bekwame specialisten. Zij kon en mocht met name op het advies van de oncoloog af gaan.
Verweerster is op 16 april 2012 voor het laatst bij klaagster op visite geweest. Tijdens dit gesprek is besproken dat klaagster contact op zou nemen indien daaraan behoefte bestond. Daarna bezocht klaagster verweerster nog op 22 mei 2012 op het spreekuur. Dit consult en de contacten die daar op volgden, verliepen in goede harmonie waarbij verweerster geen signalen van onvrede of behoefte aan visite heeft hebben bereikt. Verweerster was verrast door het vertrek van klaagster uit de praktijk.
5. De overwegingen van het college
Het is belangrijk om voorop te stellen dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van het professioneel handelen van een arts er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar dat daarbij beslissend is het antwoord op de vraag of de arts vanuit tuchtrechtelijk oogpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
Niet is gebleken dat klaagster over pijn aan haar ribben heeft geklaagd. Bovendien zijn ribfracturen vaak moeilijk op foto's te herkennen. Dat verweerster deze breuken niet heeft opgemerkt valt haar dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten.
Naar aanleiding van de gemaakte röntgenfoto's die werden besproken tijdens de consulten van 23 augustus 2011 en 18 november 2011 heeft verweerster telkens contact opgenomen met één of meer specialisten. Deze specialisten stelden verweerster gerust en op basis daarvan heeft verweerster haar beleid bepaald. Van een onzorgvuldige behandeling door verweerster is niet gebleken. Klaagster heeft langere tijd last van een blaasontsteking gehad. Dat deze ontsteking een jaar heeft geduurd, is niet vast komen te staan. Gebleken is dat verweerster en/of de voormalige huisarts van klaagster onderzoek hebben gedaan en dat het beleid, mede door de allergieën van klaagster, is bepaald in overleg met de apotheek. Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel zijn geen feiten en/of omstandigheden komen vast komen te staan op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld.
De klacht wordt dan ook ongegrond bevonden.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af
Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, J.L.M. van Helmond, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en M.F.J.M. Broekman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C. Chapelle als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2013 in aanwezigheid van de secretaris.