ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2664 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1274b
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2664 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-02-2013 |
Datum publicatie: | 21-02-2013 |
Zaaknummer(s): | 1274b |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Huisarts: klager verwijt verweerder dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Ongegrond. |
Uitspraak: 21 februari 2013
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 mei 2012 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klager
gemachtigde: mr. M.A.W. Ketelaars te Helmond
tegen:
C
huisarts
werkzaam te B
wonende te B
verweerder
gemachtigde: mr. L. Neuschäfer-Greebe van DAS
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de twee aanvullingen daarop
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek
- de pleitnotities overgelegd door de gemachtigde van klager en door klager zelf.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 14 januari 2013 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Tot 1 april 2008 is de voorganger van verweerder de huisarts van klager geweest. In het huisartsenjournaal staat op 28-2-2008 het navolgende vermeld:
“S J PSA gesprek: vanuuit dienst, werk en inkomen
S J vroegen ze naar een diagnose. Daarmee is hij
S J indertijd naar de psychiater gegaan. Het verhaal
S J lijkt een hele dubbele bodem te hebben. Cave
S J informatieverstrekking.”
Na 1 april 2008 tot eind december 2008 is klager patiënt bij verweerder geweest, waarna hij zich bij een andere huisartsenpraktijk heeft laten inschrijven.
Op 6 september 2010 heeft klager zich door een psycholoog laten onderzoeken, waarbij de vraagstelling was “zijn er aanwijzingen te vinden voor een eerdere gestelde diagnose, namelijk ‘paranoïde waanstoornis’?”
De conclusie van het onderzoek luidde dat er geen ernstige psychopathologie kon worden afgeleid en geen aanwijzingen waren gevonden voor de diagnose ‘paranoïde waanstoornis’.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Op grond van het klaagschrift, de toelichting en de repliek concludeert het college dat klager verweerder verwijt dat hij op 28 februari 2008 zijn beroepsgeheim heeft geschonden met alle ellendige gevolgen van dien.
Klager heeft tijdens de behandeling van de klacht aangegeven dat hij op grond van de bovenaangehaalde tekst er van uitgaat dat de sociale dienst informatie heeft kunnen verkrijgen uit het medisch dossier met betrekking tot een psychiatrische diagnose, waarna die diagnose heeft gezorgd voor sociale ellende, zoals uithuiszetting.
Voorts heeft klager bij de behandeling van de klacht verweerder tevens verweten dat hij klager heeft verwezen vanwege een bloedblaar op de tongrand, hetgeen een stigmatiserende uitwerking voor klager heeft gehad en voorts dat verweerder het medisch dossier niet volledig heeft bijgehouden en niet bekend was met de praktijk van META.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder kan gelet op het feit dat hij de praktijk van zijn voorganger eerst per 1 april 2008 heeft overgenomen, niet betrokken zijn geweest bij de door klager bedoelde informatieverstrekking aan de dienst Werk Zorg Inkomen.
Bij verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat niet duidelijk is of hem in de onderhavige procedure nog wordt verweten dat er verwarring is ontstaan over een afwijking aan de tongrand van klager. Klager heeft zich daaromtrent niet eerder dan ter zitting uitgelaten, waardoor verweerder in zijn verdediging is geschaad. Verweerder heeft daaromtrent nog wel opgemerkt dat klager bij hem op het spreekuur kwam met een plekje aan de tongrand. Vanwege medische redenen vond verweerder dat er door een deskundige naar gekeken moest worden. Hoewel klager dat niet nodig vond, heeft verweerder hem toch verwezen naar de kaakchirurg. Verweerder is door na te gaan of klager aan de verwijzing gehoor had gegeven, extra zorgvuldig geweest.
De klacht dat verweerder gebrekkig is geweest in zijn dossiervoering is eerst ter zitting naar voren gebracht, waardoor verweerder zich niet op zijn verdediging op dit punt heeft kunnen voorbereiden.
Ook de klacht over de bekendheid met META is nieuw. Nu klager eerst met META van doen heeft gehad, nadat hij uit de praktijk van verweerder was uitgeschreven, is verweerder niet duidelijk wat hem ter zake kan worden verweten.
5. De overwegingen van het college
Het college stelt voorop dat aan het tuchtrecht voor de gezondheidszorg het beginsel van persoonlijke verwijtbaarheid ten grondslag ligt.
Het college ziet niet in hoe de vermelding op 28 februari 2008 verweerder, die eerst vanaf 1 april 2008 de praktijk voerde, verweten kan worden.
Bovendien is gesteld noch gebleken dat verweerder naar aanleiding van die vermelding derden heeft geïnformeerd.
Voorts is vast komen te staan dat klager op de in het verweerschrift geuite vraag of de kwestie van de tongrand nog een rol in de klachtprocedure speelde niet eerder heeft gereageerd dan ter zitting. Klager heeft verweerder daardoor in de veronderstelling gelaten dat dit onderwerp geen rol meer speelde. Het gaat niet aan dit onderwerp desondanks weer ter zitting aan de orde te stellen. Verweerder is door de houding van klager immers beknot in zijn verweer.
Tenslotte heeft klager ter zitting klachten geformuleerd die niet eerder in de schrifturen naar voren zijn gekomen. Het college is van oordeel dat klager in die klachten niet ontvankelijk behoort te worden verklaard, nu verweerder niet in de gelegenheid is gesteld zich zijn verweer op die klachten voor te bereiden.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de navolgende beslissing.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klager in zijn klachten over de onvolledige dossiervoering en de onbekendheid met META niet ontvankelijk;
- wijst de klacht voor het overige af.
Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, J.L.M. van Helmond, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en M.F.J.M. Broekman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C. Chapelle als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2013 in aanwezigheid van de secretaris.