ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2663 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1274a
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2663 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-02-2013 |
Datum publicatie: | 21-02-2013 |
Zaaknummer(s): | 1274a |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Huisarts. Klager verwijt verweerder dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Ongegrond |
Uitspraak: 21 februari 2013
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 mei 2012 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klager
gemachtigde: mr. M.A.W. Ketelaars te Helmond
tegen:
C
huisarts
destijds werkzaam te B
wonende te B
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de twee aanvullingen daarop
- het verweerschrift
- de repliek en een aanvulling daarop
- de dupliek
- de pleitnotities overgelegd door de gemachtigde van klager en door klager zelf.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 14 januari 2013 behandeld. Klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, was aanwezig. Verweerder is niet verschenen. Het standpunt van klager is toegelicht, waarbij zowel de gemachtigde van klager als klager zelf gebruik hebben gemaakt van pleitnotities, welke zijn overgelegd.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Tot 1 april 2008 is verweerder de huisarts van klager geweest. In het huisartsenjournaal staat op 28-2-2008 het navolgende vermeld:
“S J PSA gesprek: vanuuit dienst, werk en inkomen
S J vroegen ze naar een diagnose. Daarmee is hij
S J indertijd naar de psychiater gegaan. Het verhaal
S J lijkt een hele dubbele bodem te hebben. Cave
S J informatieverstrekking.”
Na 1 april 2008 tot eind december 2008 is klager patiënt bij de opvolger van verweerder geweest, waarna hij zich bij een andere huisartsenpraktijk heeft laten inschrijven.
Op 6 september 2010 heeft klager zich door een psycholoog laten onderzoeken, waarbij de vraagstelling was “zijn er aanwijzingen te vinden voor een eerdere gestelde diagnose, namelijk ‘paranoïde waanstoornis’?”
De conclusie van het onderzoek luidde dat er geen ernstige psychopathologie kon worden afgeleid en geen aanwijzingen waren gevonden voor de diagnose ‘paranoïde waanstoornis’.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Op grond van het klaagschrift, de toelichting en de repliek concludeert het college dat klager verweerder verwijt dat hij op 28 februari 2008 zijn beroepsgeheim heeft geschonden met alle ellendige gevolgen van dien.
Klager heeft tijdens de behandeling van de klacht aangegeven dat hij op grond van de bovenaangehaalde tekst er van uitgaat dat verweerder zich tegenover de sociale dienst heeft uitgelaten over een psychiatrische diagnose, waarna die diagnose heeft gezorgd voor sociale ellende, zoals uithuiszetting.
Klager heeft verklaard de diagnose paranoïde waanstoornis in 2009 bij het bekijken van zijn medisch dossier te hebben ontdekt. Deze diagnose heeft hij door genoemde psycholoog laten ontkrachten.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft met klem beweerd dat hij nooit medische informatie aan derden, zoals de woningstichting of de politie heeft verstrekt. Omdat hij een eenmanspraktijk had, kan ook geen informatie gelekt zijn.
5. De overwegingen van het college
Over de vraag of verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden staan de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar.
In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klaagster in beginsel niet gegrond worden bevonden.
Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.
In casu geldt bovendien nog dat uit hetgeen op 28 februari 2008 door verweerder is opgetekend, niet kan worden afgeleid dat hij ook maar iets omtrent klager naar buiten heeft gebracht. Eerder het tegendeel, nu verweerder - zich kennelijk bewust van zijn geheimhoudingsplicht – de woorden ‘cave informatieverstrekking’ heeft geschreven, hetgeen niet anders kan worden verstaan dan ‘hoedt u voor informatieverstrekking’.
Voorts is niet duidelijk geworden waar de woorden paranoïde waanstoornis vandaan zijn gekomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient de klacht ongegrond te worden verklaard.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, J.L.M. van Helmond, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en M.F.J.M. Broekman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C. Chapelle als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2013 in aanwezigheid van de secretaris.