ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2534 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12123

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:YG2534
Datum uitspraak: 07-01-2013
Datum publicatie: 07-01-2013
Zaaknummer(s): 12123
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verwijzing door ANIOS SEH naar huisartsenpost wegens drukte niet verwijtbaar, evenmin als gang van zaken nadien op SEH die volgens het geldende triagesysteem was, noch de wijze van dossiervorming.

Uitspraak: 7 januari 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 1 augustus 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

arts

werkzaam te B

wonende te D

verweerster

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         het medisch dossier en de cd-rom, ontvangen van klager d.d. 9 november 2012

-         de pleitnotitie overgelegd door klager

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. 

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 26 november 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig; verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager heeft op 7 maart 2012 zijn uroloog bezocht in verband met zijn al langer bestaande aandoening medullaire spons nieren. Op genoemde dag zijn een röntgenfoto en een CT-scan gemaakt. Daaruit bleek dat een niersteen de linker ureter afsloot, waarna nog diezelfde dag gepoogd is de niersteen in de niersteenvergruizer te vergruizen. Klager heeft in de nacht van vrijdag 9 maart 2012 klachten van niersteenkolieken links gekregen met bijkomende klachten van overgeven, bewegingsdrang en bloed in de urine. De ingenomen pijnstillende middelen Diclofenac en Buscopan werkten onvoldoende. Op zaterdag 10 maart 2012 heeft klager om 11.56 uur telefonisch contact opgenomen met de afdeling Spoedeisende Hulp (hierna: SEH) van het ziekenhuis. Hij is daar doorverbonden met verweerster, aan wie hij zijn verhaal heeft gedaan. Zij deelde mee dat het erg druk was op de afdeling en gaf aan dat klager eerst de huisartsenpost zou bellen. Klager heeft om 12.01 uur de huisartsenpost gebeld, waar hij direct terecht kon. De waarnemend huisarts heeft pijnstillende injecties gegeven (Diclofenac 75 mg en Buscopan 10 mg) en heeft contact opgenomen met de dienstdoende uroloog van het ziekenhuis – dit bleek de behandelende specialist van klager te zijn – die heeft gezegd dat klager direct naar de afdeling Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis moest gaan en dat nagenoeg zeker een spoedopname zou volgen. De arts van de huisartsenpost heeft de klassificatie “spoed U2” toegekend. Om 12.54 uur is klager geregistreerd op de afdeling Spoedeisende Hulp. Hij is in een behandelkamer gelegd en hem is per injectie Buscopan toegediend. Rond 15.30 uur is hij door een vrouwelijke arts gezien. In het opgemaakte verslag, dat door verweerster is ondertekend, is als diagnose vermeld: nefrolithiasis met urineweginfectie. In een overgelegde uitdraai van het digitale patiëntendossier van klager is verweerster steeds als arts Spoedeisende Hulp vermeld. Op genoemde zaterdag is nog een röntgenfoto gemaakt. In het verslag van de radioloog is onder meer te lezen: “Het obstruerend concrement in de linker ureter wordt niet overtuigend terug gezien”.

Klager is omstreeks 16.30 uur overgebracht naar een verpleegafdeling van het ziekenhuis. Op maandag 12 maart 2012 is een CT-scan gemaakt. De radioloog merkt onder meer op: “Hydro-uretronefrose links bij concrement projecterend ter hoogte van corpus L3, ongewijzigd. Maximale diameter van 9 mm”.

Op dinsdag 13 maart 2012 is niersteen door middel van uretero-renoscopie verwijderd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klagers klacht valt in drie onderdelen uiteen. Het eerste onderdeel betreft de reactie van verweerster op zijn telefonische melding bij de SEH. Klager stelt dat hij haar heeft gewezen op eerdere opnames via de SEH ten gevolge van niertsteenkolieken, de poging twee dagen tevoren de niersteen te vergruizen, de hevige pijn ondanks ingenomen pijnstilling, het overgeven, hevige bewegingsdrang en bloed in de urine, en dat hij heeft aangedrongen op opname bij de SEH. Verweerster is daar niet op ingegaan, maar heeft klager ten onrechte naar de huisartsenpost verwezen, met de mededeling dat het erg druk was op de SEH-afdeling. Zij is ook niet ingegaan op het verzoek de dienstdoende uroloog te raadplegen.

Het tweede onderdeel betreft de behandeling bij de SEH. Klager stelt dat hij, ondanks de spoedmelding van de huisarts, niet met de nodige spoed is behandeld. Een verpleegkundige heeft per injectie Buscopan toegediend, maar de arts is ondanks de pijn die klager leed – hetgeen hij en zijn vrouw ook meermalen aan de verpleegkundige hebben meegedeeld –  pas rond half vier gekomen. Klager is er steeds van uitgegaan dat de arts die hem toen heeft onderzocht verweerster was. Pas later heeft hij te horen gekregen dat het een andere (vrouwelijke) arts zou zijn geweest. Wie dat dan was heeft hij nooit te horen gekregen. Pas ter zitting van het college heeft hij de naam van die arts vernomen. Hij had veel pijn en kan nu niet zeggen of verweerster, die hij hier aanwezig ziet, hem op de SEH heeft geholpen.

Het derde onderdeel van de klacht betreft de fouten die zijn opgenomen in het door verweerster opgemaakte verslag d.d. 11 maart 2012 dat verweerster aan de huisarts heeft gezonden. In dat verslag is foutief geschreven over een niersteenvergruizing rechts op donderdag in plaats van links op woensdag, is ten onrechte vermeld dat geen bloed bij de urine is gezien en dat een groot concrement zoals zichtbaar op 07-03 op de foto niet is terug te zien.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster had op zaterdag 10 maart 2012 van 8.00 uur tot 16.00 uur dienst op de SEH-afdeling van het ziekenhuis, samen met een SEH-arts. Verweerster is als ANIOS SEH sinds november 2011 werkzaam in dit ziekenhuis. Verweerster heeft het telefoontje van klager ontvangen. Binnenkomende gesprekken werden in die tijd niet opgenomen of op andere wijze vastgelegd. Voor zover zij zich kan herinneren vertelde klager last te hebben van nierkolieken met bewegingsdrang; dat drie dagen geleden een niersteenvergruizing had plaatsgehad; dat hij reeds Diclofenac en Buscopan had genomen, maar dat hij de pijn daarmee niet onder controle kreeg en dat hij daarom naar de SEH wilde komen. Verweerster achtte op grond van deze berichten pijnstilling en beoordeling door een arts noodzakelijk. Het was op het moment dat klager belde erg druk op de SEH. Verweerster heeft om die reden klager geadviseerd om eerst naar de huisartsenpost te gaan omdat hij dan sneller door een arts beoordeeld kon worden en aanvullende pijnstilling kon krijgen. Een uur later heeft verweerster de behandelende uroloog van klager aan de lijn gehad. Deze meldde dat klager vanuit de huisartsenpost naar de SEH zou komen voor opname. Hij heeft daarbij direct het beleid met betrekking tot de pijnstilling bij opname doorgegeven. Verweerster heeft gevraagd of klager meteen door kon naar de afdeling urologie, omdat het nog steeds erg druk was op de SEH. De behandelende uroloog stelde echter voor om klager via de SEH te laten binnenkomen omdat de gebruikelijke onderzoeken (zoals bloedafname, urine, foto buikoverzicht) dan konden worden verricht.

Omdat zij het beleid van de uroloog had doorgekregen, heeft verweerster dat op het moment van de telefonische aanmelding van klager in het dossier ingevoerd en heeft zij ook haar naam aan het dossier gekoppeld, in de veronderstelling dat zij klager later zou zien. Op de SEH is klager door een verpleegkundige opgevangen voor triage en zijn de controles uitgevoerd. In overleg met verweerster is om 13.29 uur door een verpleegkundige 20 mg Buscopan aan klager toegediend. Door drukte op de afdeling was verweerster om 15.30 uur nog niet in staat klager te zien. Op de SEH wordt gewerkt met een triagescherm, waarop – in kleur – te zien is hoe hoog de urgentie van iedere aanwezige patiënt is. De verpleegkundigen doen de triage en verzorgen het scherm. Tot de aflossing van de avonddienst kwam, had verweerster nog geen gelegenheid gehad klager te zien. Met de aflossing is afgestemd dat iemand van de avonddienst klager zou zien. Dat is vervolgens gebeurd. Hierna is ter verdere pijnstilling om 15.48 uur 15 mg Dipidolor toegediend. De verdere gang van zaken heeft verweerster uit het dossier moeten vernemen. Het overdrachtsformulier en de huisartsenbrief zijn automatisch gegenereerde berichten. Deze zijn kennelijk gekoppeld gebleven aan de naam van verweerster. Verweerster heeft een dag later deze brieven ondertekend. Verweerster is toen niet opgevallen dat haar naam nog vermeld stond. Het gebeurde vaker zo.

5. De overwegingen van het college

Over de inhoud van het telefoongesprek op zaterdag 10 maart 2012, waarbij klager zich meldde bij de SEH, bestaat tussen partijen verschil van mening. Het college kan niet vaststellen welke van de beide lezingen aannemelijk is. Dit brengt mee dat het verwijt van klager, dat gebaseerd is op zijn lezing van de gang van zaken, in beginsel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond. Verwijzing naar de huisartsenpost onder de omstandigheden en met de reden zoals door verweerster aangegeven, laat geen verwijtbaar gedrag zien.

Met betrekking tot de periode dat klager op de SEH is geweest, is het college van oordeel dat verweerster niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die van haar ten opzichte van klager verwacht mocht worden. Binnen de gang van zaken in de SEH, waar, zoals door verweerster ter zitting beschreven, werd gewerkt via het triagescherm, valt verweerster geen verwijt te maken. Klager heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij in een zodanige toestand verkeerde dat hij hoe dan ook onmiddellijk geholpen had moeten worden en dat zulks ook voor verweerster duidelijk had moeten zijn. Ook het tweede onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Verweerster heeft aangegeven dat zij, nadat zij het telefoontje van de uroloog had gekregen, is gestart met het dossier van de SEH. Dit dossier bevat, zoals klager heeft aangegeven, enkele slordigheden. Het college is uiteraard van mening dat slordigheden achterwege dienen te blijven, maar in de gegeven omstandigheden, waarin het een dossier betreft over de opname op de SEH en een opname op de afdeling urologie zou volgen, acht het college nog geen sprake van een aan verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag. Verweerster heeft voorts een voldoende verklaring gegeven voor haar rol bij de dossiervorming en haar ondertekening. Weliswaar kunnen vraagtekens gesteld worden bij de manier waarop in de SEH wordt gewerkt bij de koppeling en de ondertekening van de gegevens, maar het college acht het niet juist dit punt aan verweerster te verwijten. Verweerster had zich wellicht kritischer kunnen opstellen tegen die gang van zaken, maar een tuchtrechtelijk verwijt in de onderhavige zaak acht het college niet op zijn plaats.

Het bovenstaande brengt mee dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, H.J. Weltevrede, J.C.F. Schellekens en P.A.M. Beker als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2013 in aanwezigheid van de secretaris.