ECLI:NL:TGZREIN:2013:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1388

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:68
Datum uitspraak: 30-12-2013
Datum publicatie: 30-12-2013
Zaaknummer(s): 1388
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, huisarts, dat hij zonder toestemming van klager medische informatie van klager aan derden heeft verstrekt. Klacht gegrond, waarschuwing.

Uitspraak: 30 december 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 april 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde mr. D. Marcus te Tilburg

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam en wonende te [B]

verweerder

gemachtigde mr. L. Fedder te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 20 november 2013 behandeld. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

In 2009 heeft verweerder enkele brieven van de GGZ, klager betreffende, uit diens medisch dossier meegegeven aan de ex-echtgenote van klager.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij zonder instemming van klager hem persoonlijk betreffende informatie aan zijn ex-echtgenote heeft verstrekt. Zij heeft met die informatie weten te bewerkstelligen dat klager uit zijn woning in [D] is gezet en dat zijn minderjarige dochter in aanraking is gekomen met jeugdzorg.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder erkent dat hij zonder toestemming van klager diens medische gegevens aan de ex-echtgenote heeft verstrekt. Volgens verweerder lag daaraan een conflict van plichten ten grondslag. Hij dacht in het belang van de dochter van klager te handelen. Zij woonde bij haar vader en de ex-echtgenote maakte zich zorgen over haar. De ex-echtgenote wilde de informatie over klager aan diens arts in [D] geven, zodat deze behulpzaam zou zijn, hetgeen een positieve bijdrage zou leveren aan het welzijn van haar dochter. Verweerder vond dat het belang van het welzijn van de dochter zwaarder moest wegen dan het belang van geheimhouding van de medische gegevens van klager.

Verweerder realiseerde zich later dat hij de medische gegevens van klager niet zonder meer aan de ex-echtgenote had mogen meegeven en betreurt dat hij dat destijds heeft gedaan.

5. De overwegingen van het college

Het college is met verweerder van mening dat hij de brieven over klager niet had mogen meegeven aan de ex-echtgenote. De goede bedoelingen van verweerder volstaan niet voor doorbreking van het beroepsgeheim jegens klager. Het beroep van verweerder op een conflict van plichten slaagt niet, omdat niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria. Zo heeft verweerder niet getracht eerst de toestemming van klager te vragen. Voorts is niet gebleken dat het respecteren van het beroepsgeheim de dochter van klager ernstige schade kon opleveren, noch dat er geen andere mogelijkheid was om het probleem op te lossen.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht gegrond is. Verweerder erkent achteraf gezien dat hij het beroepsgeheim niet had mogen doorbreken en betreurt zijn handelen. Dat inzicht neemt echter niet weg dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Het college zal verweerder daarvoor de hierna te noemen maatregel opleggen, die passend wordt geacht.

6. De beslissing

Het college:

- waarschuwt verweerder.

Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, J.D.M. Schelfhout,

H.C.Th. Maassen en M.F.J.M. Broekman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2013 in aanwezigheid van de secretaris.