ECLI:NL:TGZREIN:2013:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1348

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:67
Datum uitspraak: 30-12-2013
Datum publicatie: 30-12-2013
Zaaknummer(s): 1348
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerster, huisarts, dat zij klaagster hulp heeft ontzegd naar aanleiding van klaagsters signalering van huiselijk geweld, niet objectief heeft gehandeld, een onzorgvuldige diagnose bij een andere hulpverlener heeft geforceerd en deze diagnose zonder toestemming heeft opgevraagd en aan klaagsters dossier heeft toegevoegd. Klacht deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond.

Uitspraak: 30 december 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

Heeft het volgende overwogen en beslist over de op 5 maart 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. L. Fedder te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek en de aanvullingen daarop

- de dupliek

- het medisch dossier (gedeeltelijk)

- het proces verbaal van het mondelinge vooronderzoek

- diverse brieven van klaagster met bijlagen.

Partijen hebben gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 20 november 2013 behandeld. Klaagster was afwezig met bericht van verhindering. Verweerster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde.

2 De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerster was de huisarts van klaagster, van haar moeder, haar vader en van haar broer. Klaagster heeft in februari 2010 de behandelrelatie met verweerster beëindigd. Verweerster is nog steeds de huisarts van de moeder van klaagster.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerster dat zij:

- jarenlang de ouders en broer van klaagster heeft gesteund in het plegen van huiselijk geweld

tegen klaagster in plaats van dat zij klaagster heeft ondersteund;

- klaagster onder valse voorwendselen een psychologische test heeft laten invullen;

- zonder toestemming van klaagster de diagnose bij [E] heeft opgevraagd en deze

diagnose in het dossier van klaagster heeft opgenomen;

- klaagster onder druk heeft gezet om zich te laten opnemen in een psychiatrische instelling,

terwijl daar geen reden voor was;

- klaagster heeft geïntimideerd en misbruik heeft gemaakt van de machtsrelatie

patiënt-huisarts doordat zij klaagster in het vooruitzicht heeft gesteld medische hulp aan haar

te weigeren;

- een valse aangifte van huiselijk geweld van de moeder van klaagster tegen klaagster heeft

ondersteund door een onterechte verklaring te geven.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster kan zonder inzage in het dossier niet adequaat op de klachten reageren, zeker niet omdat deze van ruim 24 jaar terug zijn. Verweerster doet een beroep op verjaring. Zij herkent zich niet in het van haar geschetste beeld. Verweerster heeft altijd getracht klaagster zo goed mogelijk te helpen en nooit een valse aangifte ondersteund, onder valse voorwendselen een psychologische test laten invullen of gedreigd met opname in een instelling. Verweerster heeft klaagster niet naar [E] verwezen. Klaagster is daar zelf heen gegaan. Verweerster heeft de psychiater van klaagster gebeld in april 2005 omdat zij zich ongerust maakte over klaagster. Hij vertelde toen dat hij aan de diagnose borderline dacht, maar dat klaagster nog in de intakefase zat. Verweerster heeft niet vermeld dat de diagnose definitief was. Klaagster heeft verweerster nimmer gevraagd het medisch dossier aan te passen of bepaalde passages te verwijderen. Verweerster heeft klaagster in januari 2010 dringend geadviseerd om te kiezen voor een dagbehandeling in een psychiatrische instelling omdat zij zich zorgen maakte over de suïcidaal getinte uitspraken van klaagster, maar klaagster wilde dat niet. Verweerster heeft in de verklaring die zij na de aangifte door de moeder van klaagster op verzoek van de politie heeft opgesteld slechts kort aangegeven welke lichamelijke letsels zij waarnam zonder daar enige conclusie aan te verbinden.

5. De overwegingen van het college

Het college constateert dat verweerster bemoeilijkt is in haar verweer omdat klaagster niet het volledige medische dossier heeft overgelegd. Er ontbreken brieven die aan bepaalde aantekeningen in het dossier ten grondslag liggen en er zijn twee versies van eenzelfde brief van de huisartsenpraktijk d.d. 16 februari 2010 overgelegd. De brieven en het medisch dossier zijn op meerdere plaatsen voorzien van geschreven commentaar en verweerster zegt dat dit commentaar niet van haar hand is.

Het voorgaande in aanmerking nemend oordeelt het college ten aanzien van de achtereenvolgende klachtenonderdelen als volgt.

De klacht over het huiselijk geweld tegen klaagster heeft betrekking op het jaar 1989 en klaagster heeft daarover kennelijk in 2002 met verweerster gesproken. De onderhavige tuchtklacht is ingediend op 5 maart 2013. Ingevolge artikel 65 lid 5 van de wet BIG vervalt na tien jaar de bevoegdheid tot klagen. Klaagster kan derhalve niet worden ontvangen in dit onderdeel van de klacht.

Klaagster heeft onvoldoende feiten aangevoerd om te kunnen vaststellen dat verweerster klaagster naar [E] heeft verwezen. Gebleken is evenmin dat verweerster haar onder valse voorwendselen een psychologische test heeft laten invullen. Verweerster heeft ter zitting meegedeeld dat zij in de loop der jaren (september 2002 tot februari 2010) verschillende keren verwijsbrieven voor klaagster heeft geschreven en klaagster een lijst heeft gegeven van psychiaters die verweerster zelf kende. Zij liet het vervolgens aan klaagster over om een van de psychiaters op de lijst te kiezen.

Op een door klaagster overgelegde pagina van het medisch dossier staat bij 29 maart 2005: gebeld met psych: borderl pers stoornis, soms kortd psychot episodes, veel angst,(…) zit nog in de intake fase, nog geen echte behand band(…). Verweerster weet niet meer of deze aantekeningen van haar hand zijn of opgenomen zijn in het dossier bij de overgang naar de nieuwe huisarts. Onderliggende correspondentie ontbreekt. Naar het oordeel van het college is niet komen vast te staan dat verweerster deze aantekeningen heeft gemaakt. Ook als verweerster dat wel heeft gedaan en informatie bij de psychiater heeft ingewonnen was zij daartoe overigens als medebehandelaar gerechtigd. Het is bovendien duidelijk dat het gaat om een quote van de behandelend psychiater. Anders dan klaagster beweert staat in de aantekeningen van die psychiater wel een passage over de borderline persoonlijkheid. Vlak boven de datum 13 april 2005 staat immers test 1 geeft borderline persoonlijkheid aan? Uit deze passage en de passage in het medisch dossier blijkt naar het oordeel van het college genoegzaam dat het gaat om een door de behandelend psychiater en niet door verweerster gestelde (voorlopige) diagnose.

Tussen partijen staat vast dat verweerster in januari 2010 klaagster een intensieve begeleiding in het [F] heeft geadviseerd. Verweerster vond dat geïndiceerd vanwege de in die periode bij klaagster geconstateerde depressie in combinatie met haar persoonlijkheidsstoornis en haar psychische klachten in voorafgaande jaren. Verweerster heeft klaagster dit advies dus niet zonder reden gegeven en mocht dat ook doen.

Het standpunt van klaagster dat verweerster haar heeft geïntimideerd en misbruik heeft gemaakt van de machtsrelatie patiënt-huisarts wordt verworpen, nu dit door verweerster wordt ontkend en klaagster onvoldoende omstandigheden naar voren heeft gebracht om haar standpunt in deze te staven. De klacht ontbeert op dit onderdeel een feitelijke grondslag.

Ten aanzien van het onderdeel van de klacht dat betrekking heeft op de ‘valse’ aangifte staat voorop dat het niet aan het tuchtcollege is om te beoordelen of sprake was van een valse aangifte. Het is aan de strafrechter om dat te doen. Met betrekking tot de vraag of de verklaring voldoet aan de daaraan vanuit het oogpunt van een adequate beroepsbeoefening te stellen eisen overweegt het college het volgende. Hoewel verweerster er om een (mogelijk) belangenconflict te voorkomen beter aan had gedaan de moeder van klaagster te verwijzen naar een andere arts betekent dit nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld. Het gaat er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen immers niet om of het handelen beter had gekund maar of het voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het college constateert dat dat hier het geval is. De door verweerster opgestelde verklaring bevat uitsluitend feitelijke constateringen en objectieve medische informatie. Daarmee voldoet de verklaring aan (artikel 3.2 van) de richtlijnen van de KNMG inzake het omgaan met medische gegevens. Verweerster is ook op dit punt vanuit tuchtrechtelijk oogpunt niet tekortgeschoten tegen klaagster.

Het college komt, het geheel overziende, tot de slotsom dat de klacht, voorover deze betrekking heeft op het huiselijk geweld in 1989 niet ontvankelijk is. De klacht is voor het overige ongegrond en zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart klaagster deels niet-ontvankelijk;

- wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, J.D.M. Schelfhout,

H.C.Th. Maassen en M.F.J.M. Broekman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2013 in aanwezigheid van de secretaris.