ECLI:NL:TGZREIN:2013:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1354

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:65
Datum uitspraak: 20-12-2013
Datum publicatie: 20-12-2013
Zaaknummer(s): 1354
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de gynaecoloog dat hij als hoofd van de afdeling tuchtrechtelijk aansprakelijk is voor fouten die door medewerkers van de afdeling zijn gemaakt bij de behandeling van zijn dochter, bestaande uit het ten onrechte niet verschaffen van Fraxiparine, het vermelden van onjuistheden in het (op zeker moment kwijtgeraakte) medisch dossier en een onheuse en beledigende bejegening. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 20 december 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 11 maart 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

gynaecoloog

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. V.C.A.A.V. Daniëls te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvulling daarop

- het verweerschrift

- de brief van de gemachtigde van verweerder van 30 juli 2013 met bijlagen

- pleitnota met twee producties van klager

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 13 november 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager is de vader van [D] (geboren 1993). [D], hierna te noemen: patiënte, is 2010 overleden.

Patiënte werd op 14 juli 2010 opgenomen in het ziekenhuis met hevige buikpijn. Op vermoeden van haar ouders dat sprake kon zijn van een ontstoken blindedarm hebben zij hun dochter naar de afdeling Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis gebracht, van waaruit zij werd opgenomen op de afdeling chirurgie. In overleg met de kinderarts werd afgesproken om, in verband met de verdenking op een acute blindedarm, een laparoscopie te verrichten en werd zij opgenomen op de afdeling kindergeneeskunde. Op 15 juli 2010 verrichtte de chirurg een kijkoperatie. Voor de kijkoperatie schreef de anesthesist conform gebruik bij de afdeling chirurgie Fraxiparine voor. Bij de operatie bleek dat de blindedarm niet ontstoken was en wilde de chirurg een adnexitis uitsluiten. Daarop werd de gynaecoloog in consult gevraagd. De werkdiagnose bleef een adnexitis. Later bleek de PCR voor chlamydia in de urine positief. Patiënte kreeg, conform het vigerende protocol van de afdeling gynaecologie, geen trombose-profylaxe. De gynaecoloog heeft patiënte op 15, 17, 18 en 19 juli 2010 gezien en hij heeft op 20 juli 2010 de zorg voor patiënte overgedragen aan de kinderarts, die patiënte op 20 juli 2010 heeft ontslagen. Op 22 juli 2010 ging het mis. Via de ouders en huisarts arriveerde patiënte per ambulance in het ziekenhuis waar de diagnose ruiterembolie werd gesteld. Behandeling baatte niet. Rond 19 uur die dag is patiënte overleden.

Verweerder is hoofd van de afdeling gynaecologie van het ziekenhuis. Hij werd als zodanig door de behandelend gynaecoloog op 22 juli 2010 geïnformeerd over de ernstige toestand van de op dat moment nog niet overleden patiënte. Daarop is verweerder met de behandelend gynaecoloog naar de ouders van patiënte gegaan en heeft hen sterkte gewenst.

Verweerder is niet bij de behandeling betrokken geweest.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager is van mening dat:

a. patiënte onheus en beledigend is bejegend;

b. ten onrechte geen Fraxiparine is verschaft aan patiënte;

c. er onjuistheden staan in het (op zeker moment kwijtgeraakte) medisch dossier.

Klager is van mening dat verweerder als hoofd van de afdeling tuchtrechtelijk aansprakelijk is voor fouten die door medewerkers van de afdeling zijn gemaakt.

4. Het standpunt van verweerder

Ad a

Verweerder heeft patiënte nooit gezien of gesproken.

Ad b

Gelet op zijn zeer beperkte betrokkenheid kan verweerder tuchtrechtelijk hierop niet worden aangesproken.

Ad c

Verweerder heeft geen onjuistheden in het dossier gezet en is niet betrokken geweest bij het kwijtraken ervan. Dat valt onder de verantwoording van de directie van het ziekenhuis.

5. De overwegingen van het college

Het college ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.

Klager is bij het indienen van zijn klacht tegen verweerder ervan uitgegaan dat verweerder als hoofd van de afdeling gynaecologie tuchtrechtelijk kan worden aangesproken voor fouten die er op zijn afdeling worden gemaakt.

Dat uitgangspunt moet -helaas voor klager- als onjuist worden aangemerkt. Het tuchtrecht gaat uit van individuele verwijtbaarheid zodat verweerder tuchtrechtelijk slechts aansprakelijk is voor zijn eigen handelen of nalaten.

Nu verweerder niet bij de behandeling betrokken is geweest en patiënte nooit heeft gezien of gesproken, treft hem geen individueel verwijt en zullen de klachten tegen hem moeten worden afgewezen. Voorts overweegt het college nog dat niet is gebleken dat eventuele fouten bij de behandeling van patiënte zijn veroorzaakt doordat verweerder verwijtbaar tekortgeschoten is in zijn leidinggevende taken. In dit verband merkt het college op dat de inhoud van het destijds vigerende protocol van de afdeling niet strijdig was met een behoorlijke beroepsuitoefening.

Het college merkt overigens wel op dat verweerder zijn verantwoordelijkheid als hoofd van de kliniek heeft genomen door de melding van de calamiteit aan de inspectie en door het antistollingsprotocol van het ziekenhuis te doen aanpassen.

Het college hecht er ten slotte aan op te merken dat het de dramatische afloop van de behandeling van patiënte en het voor klager teleurstellende verloop van de onderhavige procedure zeer betreurt; dit kan echter niet leiden tot een ander oordeel.

De klacht zal op grond van het bovenstaande worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. P. Hoekstra als lid-jurist,

dr. A. Huisman, dr. G.A. Hoffland en A. de Jong als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013 in aanwezigheid van de secretaris.