ECLI:NL:TGZREIN:2013:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13167
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2013:63 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-12-2013 |
Datum publicatie: | 20-12-2013 |
Zaaknummer(s): | 13167 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door bij haar high risk pregnancy te volstaan met routinematig onderzoek waardoor de afwijkingen aan de ongeboren vrucht ten onrechte niet zijn geconstateerd. Klacht ongegrond. |
Uitspraak: 20 december 2013
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 31 juli 2013 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
gemachtigde mw. mr. J.P.C. van den Bogaard te Eindhoven
tegen:
[C]
gynaecoloog
werkzaam te [B]
verweerder
gemachtigde mr. M.J. Bos te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de aanvulling (incl. CD-ROM) daarop
- het verweerschrift en de aanvulling (incl. CD-ROM) daarop
- de pleitnotitie overgelegd door de gemachtigde van klaagster.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 13 november 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig bijgestaan door hun gemachtigden.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klaagster ontdekte op 7 januari 2013 dat ze zwanger was. Zij was bekend met een neuro-endocriene tumor, waarvoor zij onder controle en behandeling was bij prof. [D]; in verband met deze tumor kreeg klaagster maandelijks een injectie Sandostatine. Zij is daarmee toen op advies van prof. [D] gestopt Zij was uitgerekend op 28 augustus 2013.
Verweerder heeft op 8, 13 en 29 januari 2013 echo’s gemaakt. Ten tijde van de laatste echo was klaagster 9 weken en 5 dagen zwanger.
Op 19 februari 2013 heeft een nekplooimeting plaatsgevonden door een daartoe gecertificeerde, niet BIG-geregistreerde medewerkster van een diagnostisch centrum, die de meting heeft beoordeeld. De meting en de beoordeling zijn voorgelegd aan een daarvoor verantwoordelijke -andere- arts van het diagnostisch centrum. Er werden geen afwijkingen gezien.
Op 13 maart 2013 werd de uitslag van een door klaagster in de VS gevraagde second opinion bekend; daaruit bleek dat de baby een arm en een been miste en een hartafwijking had. Daarop heeft klaagster conform advies de zwangerschap bij 16,5 weken afgebroken.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door bij de high risk pregnancy van klaagster te volstaan met routinematig onderzoek waardoor de afwijkingen aan de ongeboren vrucht ten onrechte niet zijn geconstateerd.
Klaagster heeft vanaf het begin verweerder duidelijk gemaakt dat er sprake was van een high risk pregnancy, omdat zij vanwege haar zwangerschap was gestopt met toediening van Sandostatine, met kans op hernieuwd actief worden van haar tumor. Ze wilde daarom heel zeker weten dat alles goed zou verlopen en wilde geen enkel risico lopen. Daarom zijn de protocollen die gelden bij zwangerschap niet van toepassing op haar geval. Weliswaar is het volgens protocol niet zinvol om vóór week 18-20 te screenen op afwijkingen, maar gelet op de gezondheidsrisico’s voor klaagster hadden eventuele afwijkingen al in een zo vroeg mogelijk stadium opgespoord moeten worden.
Uit de echo van 19 februari maakte klaagster zelf al op dat ledematen ontbraken en zij heeft dat ook tegen de medewerker van het diagnostisch centrum gezegd.
De tumor bleek tijdens de zwangerschap weer actief te zijn geworden.
4. Het standpunt van verweerder
De zwangerschap geeft waarschijnlijk geen verhoogd risico op verergering van de tumor van klaagster, noch op het optreden van een carcinoïd crisis. Verweerder heeft dit tot tweemaal toe telefonisch besproken met prof. [D].
Verweerder heeft geheel volgens de richtlijnen gehandeld. Hij heeft met name gehandeld volgens het door de beroepsvereniging op 13 november 2011 uitgebrachte document “kwaliteitsnorm foetale echoscopie” en ook volgens het document “kwaliteitsnorm prenatale screening”, waarin wordt benadrukt dat in Nederland de detectie van afwijkingen aan de foetus plaatsvindt bij 18 tot 20 weken. Bij een zwangerschapsduur van 9,5 weken wordt het in Nederland niet zinvol geacht te screenen op aangeboren afwijkingen.
Op de afspraak na de nekplooimeting is klaagster, zonder bericht, niet verschenen.
5. De overwegingen van het college
Het college stelt voorop dat het betreurenswaardig is dat de onderhavige gebreken niet eerder zijn opgemerkt. Het college is echter van oordeel dat dit niet aan verweerder kan worden verweten.
Het college overweegt in dit verband dat verweerder door te handelen zoals hij heeft gedaan geheel heeft gehandeld in overeenstemming met de voor hem geldende richtlijnen. Het college vermag niet in te zien op welke grond hij van deze richtlijnen had moeten afwijken. Verweerder is zorgvuldig geweest door met betrekking tot de ziekte van klaagster tot tweemaal toe contact op te nemen met de behandelaar van haar tumor; niet is gesteld of gebleken dat deze behandelaar een andere behandeling door verweerder voorstond dan verweerder heeft toegepast. Met deze telefonische contacten heeft verweerder volledig recht gedaan aan de door klaagster jegens hem uitgesproken zorgen en problemen. Afwijking van de richtlijn was voor hem niet geïndiceerd.
Het college overweegt verder dat, mede gelet op de vraagstelling die in dit stadium niet op het vaststellen van gebreken gericht is, verweerder in redelijkheid niet in staat kon worden geacht op de echo van 29 januari 2013 te zien dat de foetus gebrekkig was. Daarvoor is een echo in dit stadium ook niet bedoeld.
Voor het college is ten slotte komen vast te staan dat verweerder geen verantwoordelijkheid heeft voor en bemoeienis heeft gehad met de beoordeling van de op 19 februari 2013 in het diagnostisch centrum verrichte meting. Hij kan daarop tuchtrechtelijk niet aangesproken worden.
Gezien het bovenstaande zal de klacht als zijnde ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
-wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. P. Hoekstra als lid-jurist, A. de Jong, dr. G.A. Hoffland en dr. A. Huisman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013 in aanwezigheid van de secretaris.