ECLI:NL:TGZREIN:2013:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13125

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:58
Datum uitspraak: 12-12-2013
Datum publicatie: 12-12-2013
Zaaknummer(s): 13125
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster, tandarts, dat haar dossiervoering onvoldoende is, dat zij een aantal ontstekingen niet heeft behandeld en voor klager nooit een behandelplan heeft opgesteld. Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.

Uitspraak: 12 december 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 10 mei 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde [C] en [D] te [B]

tegen:

[E]

tandarts

werkzaam te [B]

verweerster

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvulling daarop

- het verweerschrift

- een expertiserapport ontvangen van klager op 4 oktober 2013

- de pleitnotities van gemachtigden van klager overgelegd ter zitting

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 1 november 2013 behandeld. Verweerster was aanwezig, klager vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De standpunten van partijen zijn toegelicht, waarbij ieder van de gemachtigden gebruik heeft gemaakt van een schriftelijk stuk, dat is overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager is sinds 2009 ingeschreven bij het centrum, alwaar verweerster destijds werkzaam was. Omdat verweerster gespecialiseerd is in het behandelen van mensen met angst voor de tandarts en klager erg bang voor de tandarts was, is hij overgestapt naar het centrum/verweerster. Klager is tot en met 12 maart 2013 bij verweerster onder behandeling geweest. Nadat klager bij een andere tandarts een second opinion had gevraagd, is op 3 april 2013 aan het centrum gemeld dat klager moest worden uitgeschreven en dat hij een andere tandarts had gevonden.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Het college heeft uit het klaagschrift de navolgende klachten gedestilleerd.

1. de dossiervoering van verweerster is onvoldoende;

2. bij het aanbrengen op 26 februari 2013 van vullingen op de 14, 15 en 16 heeft verweerster niets gedaan met de aanwezige ontstekingen, althans heeft verweerster die ontstekingen niet gezien; bovendien waren de vullingen noodvullingen, waarover niets is vermeld;

3. er is voor klager nooit een behandelplan opgesteld; nooit is aangegeven wat er moest gebeuren en dat een halfjaarlijkse controle moest plaatsvinden.

Klager heeft ter adstructie nog – kort en zakelijk weergegeven – het navolgende naar voren gebracht.

Nooit is klager aangegeven dat hij vaak moest terugkomen en dat er een halfjaarlijkse controle moest plaatsvinden. In 2012 is klager bij een collega van verweerster geweest in verband met tandpijn. Omdat klager bang was voor de verdoving, heeft verweerster de verdoving gegeven, waarna de collega de behandeling heeft afgemaakt. Hiervan is niets in het dossier vermeld. Evenmin is in het dossier vermeld dat verweerster in 2012 heeft aangegeven dat de verstandskiezen verwijderd moesten worden. In 2013 is hij voor klachten aan de verstandskiezen bij verweerster terug geweest.

Nooit is door verweerster verteld dat de op de 14, 15 en 16 aangebrachte vullingen noodvullingen waren en dat daar nog iets aan gedaan moest worden. Bij de opvolgend tandarts bleek dat het noodvullingen waren en dat er ontstekingen onder zaten.

4. Het standpunt van verweerster

Op 16 september 2009 is een eerste inventarisatie gemaakt van de mondsituatie, waarbij o.a. door de mondhygiëniste is geconstateerd dat er diverse grote vullingen uitgevoerd moesten worden. De algemene mondhygiëne was slecht; er is een uitgebreide gebitsreiniging uitgevoerd en er is een uitgebreide poetsinstructie gegeven. Er is een afspraak gemaakt voor verdere behandeling; op 16 juni 2010 en 20 juli 2010 zijn diverse vullingen uitgevoerd en is de 28 geëxtraheerd. In oktober 2010 is een vulling uitgevoerd op de 36 en in augustus 2011 een vulling op de 21.

Waar mogelijk zijn vullingen gelegd met composiet; bij grote en diepe caviteiten is glasionomeer toegepast. Tot februari 2013 is klager niet meer in de praktijk gekomen voor de halfjaarlijkse controles. Klager wilde die controles niet laten uitvoeren. Op 26 februari 2013 heeft verweerster vullingen gelegd in de 14, 15 en 16 en is er een uitgebreide gebitsreiniging uitgevoerd. Verweerster heeft toen ook een verwijzing geschreven voor verdere behandeling door de kaakchirurg, waarbij extracties werden geadviseerd van de 18, 38 en 48.

Klager is in geheel 2012 niet in de praktijk geweest en is ook niet door een collega van het centrum behandeld. Het faillissement van het centrum heeft geen invloed gehad op de dossiers, aangezien er binnen een week een doorstart heeft plaatsgevonden. De moeder van klager heeft vaak aangegeven ‘als je er geen last van hebt, is er niets aan de hand en moet je er zeker niets aan laten doen’.

5. De overwegingen van het college

Met betrekking tot klachtonderdelen 1 en 3:

Hoewel verweerster aangeeft dat er een behandelplan was, blijkt zulks niet uit het dossier.

Ter zitting is gebleken dat verweerster spreekt van een behandelplan indien sprake is van nadere afspraken om vullingen te leggen en een extractie uit te voeren. Van een behandelplan dat zich uitstrekt over een periode van een half tot twee jaar is evenwel niet gebleken, laat staan van een zorgplan.

Vaststaat dat in het dossier geen behandeling tussen 12 augustus 2011 en 21 februari 2013 staat vermeld. Over de vraag of klager in 2012 in het centrum is behandeld, verschillen partijen van mening. Zolang echter hetgeen klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd niet is komen vast te staan, kan het college daarover geen oordeel vellen.

Het college is van oordeel dat het in casu heeft ontbroken aan een zorg-/behandelplan en dat de dossiervoering van verweerster ondermaats is geweest, zodat de klachtonderdelen in die zin gegrond worden bevonden.

Met betrekking tot klachtonderdeel 2:

Het college merkt op dat op de OPG’s niet valt te zien of er sprake was van ontstekingen onder de vullingen op de elementen 14, 15 en 16. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij geen solo-foto’s of bite-wings heeft gemaakt.

Verweerster had er beter aan gedaan solo-foto’s of bite-wings te maken, zeker waar zij te dezen, naar zij stelt, van doen had met een patiënt met veel cariës en een slechte mondhygiëne. Het niet behandelen c.q. het niet opmerkingen van de ontstekingen kan haar dan ook naar het oordeel van het college verweten worden. In zoverre is dit klachtonderdeel gegrond.

Glasionomeervullingen kunnen naar het oordeel van het college niet als noodvullingen worden gekwalificeerd. Het toepassen van glasionomeervullingen is bij de behandeling van risicovolle elementen geen foute of slechte oplossing. Deze behandeling is er immers op gericht om een wortelkanaalbehandeling te voorkomen. Het college acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is dient een maatregel te volgen. Alle omstandigheden afwegend is het college van oordeel dat de maatregel van waarschuwing te dezen passend is.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen en wijst deze voor het overige af;

- legt de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, R.C.M. van Gorp,

J.G.J.M. Niessen en W.J.D.M. van Beers als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2013 in aanwezigheid van de secretaris.