ECLI:NL:TGZREIN:2013:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1386
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2013:49 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-12-2013 |
Datum publicatie: | 05-12-2013 |
Zaaknummer(s): | 1386 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij niet ingreep na de switch van aangepast werk naar onaangepast werk. Klager voelt zich door verweerster niet gehoord en neemt haar haar advies kwalijk. Verweerster is niet onafhankelijk en heeft geen misstanden gemeld aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Tenslotte verwijt klager verweerster schending van het beroepsgeheim omdat zij de door klager in de tuchtprocedure ingebrachte cd-rom heeft doorgegeven aan de werkgever. Ongegrond. |
Uitspraak: 5 december 2013
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 april 2013 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klager
tegen:
C
bedrijfsarts
werkzaam te D
verweerster
gemachtigde mr. J.C.C. Leemans te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en een aanvulling daarop
- het verweerschrift
- de repliek inclusief cd-rom
- de dupliek
- de brief d.d. 9 september 2013 van de secretaris van het tuchtcollege aan klager
- de brief d.d. 10 september 2013 van klager
- de brief d.d. 8 oktober 2013 met bijlage van verweerster
- de brief d.d. 10 oktober 2013 met bijlagen van klager.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 30 oktober 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager werkt als operator bij bedrijf A, waarvoor verweerster als bedrijfsarts werkt. Klager bezocht verweerster voor het eerst op 22 december 2009. Zij adviseerde de werkzaamheden aan de band en het werken met trillend gereedschap te staken. Dit leidde tot een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsmelding met ingang van 23 december 2009. Na een periode van 4 maanden in aangepast werk hervatte klager volledig in eigen werkzaamheden.
Op 4 oktober 2010 bezocht klager verweerster in verband met rug- en heupklachten. Hij werd arbeidsongeschikt gemeld per 6 oktober 2010 en hervatte later in aangepast werk.
Op 18 juni 2012 moet klager van de werkgever in het magazijn gaan werken. Hij meldt zich de daaropvolgende dag ziek en bezoekt verweerster op 22 juni 2012. Volgens verweerster is sprake van dezelfde klachten waarvoor klager eerder arbeidsongeschikt is gemeld. Zij schrijft de werkgever dat zij het vele staan in het magazijn niet passend vindt voor klager.
Klager volgt in het kader van re-integratie ´tweede spoor´ een opleiding voor schipper binnenvaart. Na afronding van het theoretische gedeelte begint hij eind juni 2012 met het praktische deel van de opleiding in de vorm van een stage, waarbij hij 180 vaardagen moet maken. Op 17 januari 2013 meldt klager zich ziek. Hij bezoekt verweerster op 24 januari 2013. Zij schrijft dan aan de werkgever: Hij is arbeidsongeschikt in verband met lichamelijke klachten en er is een reïntegratietraject 2e spoor gestart. Betrokkene claimt volledige arbeidsongeschiktheid en geeft aan klachten te hebben voortkomend uit de ontstane conflictsituatie. Ik adviseer zowel aan werkgever als aan werknemer om binnen 14 dagen met elkaar in overleg te gaan om de ontstane conflictsituatie op te lossen. Ik acht betrokkene in staat om in overleg te gaan met zijn werkgever, voorzover hij claimt niet in staat te zijn tot overleg met werkgever (…) is dat niet het gevolg van ziekte of gebrek. Ik acht betrokkene in staat tot het verrichten van reïntegratieinspanningen en hij wordt in staat geacht om deel te nemen aan reïntegratieactiviteiten. Mocht u of betrokkene het niet eens zijn met bovenstaande, dan kan een deskundigenoordeel aangevraagd worden bij het UWV.
De werkgever roept klager bij schrijven d.d. 25 januari 2013 op om de re-integratie werkzaamheden ´tweede spoor´ te hervatten en schort tot die hervatting de loondoorbetaling op.
Het UWV had de werkgever eerder een loondoorbetalingsverplichting opgelegd van maximaal 52 weken (tot 2 oktober 2013) en de door klager aangevraagde WIA-uitkering in verband daarmee opgeschort. Het UWV vond de re-integratie-inspanningen van de werkgever in het eerste spoor onvoldoende en beoordeelde het ingezette re-integratietraject ‘tweede spoor’ als inadequaat omdat de afronding van de opleiding pas midden/eind 2013 zou plaatsvinden. Het UWV wees op 7 januari 2013 de bezwaren van de werkgever tegen de opgelegde loondoorbetalingsverplichting af, evenals diens latere verzoek tot verkorting van de loondoorbetalingsverplichting.
Klager heeft op 7 februari 2013 bij het UWV een deskundigenoordeel gevraagd over zijn eigen re-integratie-inspanningen per 24 januari 2013. Het UWV beoordeelde deze als voldoende.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerster dat zij niet ingreep na de switch van structureel aangepast werk naar onaangepast werk in het magazijn per 18 juni 2012.
Klager voelt zich door verweerster niet gehoord op 24 januari 2013 en neemt haar haar advies kwalijk. Klager liep door de diagnose van verweerster een loonopschorting op en zit al maanden zonder inkomen. Verweerster is niet onafhankelijk en heeft verkeerd gehandeld. Zij wist van de fysieke en geestelijke problemen van klager. Ook heeft zij geen misstanden gemeld aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCVB). Tenslotte verwijt klager verweerster schending van het beroepsgeheim omdat zij de door klager in de onderhavige tuchtprocedure ingebrachte cd-rom heeft doorgegeven aan de werkgever, waarop klager per 4 oktober 2014 ontslag op staande voet is aangezegd.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster is van mening dat zij zich gehouden heeft aan de beroepscode en het professioneel statuut voor de bedrijfsarts. Het was een beslissing van de werkgever om klager op 18 juni 2012 ander werk te geven en verweerster heeft na het gesprek met klager op 22 juni 2012 de werkgever aangegeven dat de taken van klager in het magazijn niet passend waren bij zijn beperkingen. Zij heeft klager dus gesteund. Het aanbieden en kiezen van aangepast werk is een beslissing van de werkgever en behoort niet tot de taken van de bedrijfsarts. Kennelijk speelt er een dispuut tussen de werkgever en klager over de afwikkeling van het re-integratietraject eerste spoor en de overgang naar het ‘tweede spoor’. Bij het onderzoek op 24 januari 2013 constateerde verweerster een arbeidsconflict tussen klager en de werkgever met spanningsklachten die daarbij pasten. Er waren geen omstandigheden waaruit zou blijken dat klager zijn werkzaamheden in het re-integratietraject tweede spoor niet zou kunnen verrichten. Daarbij is er immers geen enkel contact met de werkgever en de werklocatie is een volstrekt andere, namelijk aan boord van een schip. Klager gebruikte toen geen medicatie. Verweerster heeft conform de richtlijn arbeidsconflicten van STECR gehandeld door klager en de werkgever te adviseren binnen 14 dagen met elkaar in gesprek te gaan en klager op de mogelijkheid van een second opinion te wijzen.
Op verweerster rust niet de plicht om ‘verbod overschrijdend werk’ of ‘misstanden’ te melden bij het NCVB. De lage rugklachten van klager waren niet eenduidig te relateren aan zijn werkzaamheden. Verweerster heeft daarover een vraag aan het NCVB gesteld en kreeg op 30 mei 2011 het volgende antwoord: De risicofactoren voor aspecifieke lage rugklachten zijn buigen/draaien van de romp, tillen en (…). Handarmtrillingen worden niet als risicofactor gezien.
Verweerster heeft haar beroepsgeheim niet geschonden.
5. De overwegingen van het college
Het college is van oordeel dat verweerster bij de door klager bedoelde ‘switch’ in juni 2012 juist heeft gehandeld. Zij heeft de werkgever immers aangegeven dat zij de werkzaamheden van klager in het magazijn niet passend vond. Het lag niet op de weg van verweerster als bedrijfsarts om verdere en/of andere stappen te ondernemen met betrekking tot de re-integratie van klager.
Ten aanzien van het zich niet gehoord voelen op 24 januari 2013 constateert het college het volgende. In de aantekeningen die verweerster van het gesprek met klager heeft gemaakt staat: 22-1 weer bij de huisarts geweest. Geen medicatie gekregen. Huisarts opperde weer contact te zoeken met psycholoog, heeft dat nog niet gedaan. Het college ziet geen reden om aan de juistheid van deze aantekeningen te twijfelen. Mogelijk is klager op een later tijdstip weer onder behandeling komen te staan bij een psycholoog en een psychiater en heeft hij medicatie gekregen, maar gebleken is niet dat dit al het geval was tijdens het bezoek van klager aan verweerster op 24 januari 2013.
Verweerster heeft de STECR-werkwijzer gevolgd die richtlijnen geeft hoe te handelen indien zich een arbeidsconflict voordoet. Ook in de beleving van klager zelf was al langere tijd sprake van een conflict tussen hem en de werkgever. Het opschorten van de loonbetalingen gebeurde niet op advies van verweerster, maar was een zelfstandige beslissing van de werkgever. Verweerster heeft klager gewezen op de mogelijkheid van een second opinion en klager heeft die mogelijkheid ook benut. Dat de conclusie van het UWV enkele maanden later na het nogmaals horen van klager een andere was dan die van verweerster maakt nog niet dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. Het handelen van verweerster is verdedigbaar en naar het oordeel van het college zijn onvoldoende omstandigheden naar voren gekomen die verweerster ertoe hadden moeten brengen om in dit geval van de STECR-richtlijnen af te wijken.
Anders dan klager denkt rustte op verweerster niet de plicht om eventuele ‘misstanden’ te melden bij het NCVB. Daartoe is het NCVB ook niet uitgerust. Voorzover de klachten van klager betrekking hadden of konden hebben op een beroepsziekte (handarmtrillingen, lage rugklachten) heeft verweerster het NCVB overigens wel geraadpleegd.
Tenslotte voert klager nog aan dat verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden door de in de onderhavige procedure door klager ingebrachte cd-rom aan de werkgever te laten zien. Het college volgt klager niet in deze redenering. De cd-rom had immers geen betrekking op zaken die klager aan verweerster in haar hoedanigheid als arts in vertrouwen heeft meegedeeld. Daarom was van schending van het beroepsgeheim geen sprake.
Het geheel overziende acht het college de klacht op alle onderdelen ongegrond, zodat deze zal worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, C.M.F. van Roessel, L. Relik-van Wely en E.H. The-van Leeuwen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2013 in aanwezigheid van de secretaris.