ECLI:NL:TGZREIN:2013:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13100
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2013:38 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-11-2013 |
Datum publicatie: | 05-11-2013 |
Zaaknummer(s): | 13100 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de huisarts dat hij nalatig is geweest en dat zijn assistente hem heeft geschoffeerd. Klager heeft als ernstige COPD-patiënt onnodig in ademnood verkeerd en werd in onzekerheid gelaten. Ongegrond. |
Uitspraak: 5 november 2013
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 3 mei 2013 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
tegen:
[C]
huisarts
werkzaam te [B]
verweerder
gemachtigde mr. L.F. Fedder te Utrecht
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- medische informatie ontvangen van klager d.d. 20 augustus 2013
- de brief van verweerder d.d. 8 september 2013.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 25 september 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
De praktijk van verweerder maakt deel uit van een medisch centrum, waarin nog twee huisartsenpraktijken zijn gevestigd. De drie praktijken werken autonoom. Klager lijdt aan longemfyseem (COPD stadium III) en is patiënt bij één van de twee andere huisartsen. Klager neemt op 15 februari 2013 ‘s morgens rond negen uur contact op met de huisartsenpraktijk omdat hij benauwd is. De assistente vertelt dat de huisarts afwezig is in verband met een begrafenis, maar zegt klager toe dat hij na het spreekuur zal worden bezocht door een andere huisarts. Deze assistente vraagt omstreeks kwart voor twaalf aan de assistente van verweerder om die visite te doen. Klager belt tegen 12.00 uur en vraagt wanneer de visite wordt afgelegd. De assistente van verweerder zegt hem dat dit na het spreekuur zal zijn en dat de huisarts daarna eerst moet lunchen. De assistente deelt klager ook mee dat hij op haar geen kortademige indruk maakt. Daarop wordt klager boos. Hij wordt dan doorverbonden met verweerder, waarop klager kalmeert. Verweerder vindt klager niet ernstig kortademig en belooft hem direct na het spreekuur - naar schatting tussen 14.30 en 15.00 uur - te bezoeken. Het spreekuur eindigt eerder en verweerder gaat om 13.30 uur naar klager. Onderweg wordt hij gebeld door de ambulance met de mededeling dat hij niet meer hoeft te komen, omdat klager al naar de spoedeisende hulp wordt gebracht.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder dat hij onnodig nalatig is geweest en dat zijn assistente hem onnodig heeft geschoffeerd. Klager heeft als ernstige COPD-patiënt onnodig in ademnood verkeerd en werd in onzekerheid gelaten.
4. Het standpunt van verweerder
Klager maakte op de assistente van verweerder geen kortademige indruk. Klager was zeer verbolgen, toen de assistente dat tegen klager zei. Klager gebruikt als medicatie Ventolin discus 200, Ombrez en Spiriva respimat. Hij had geen koorts of last van nachtzweten en was niet klam. De kortademigheid bestond al twee dagen en vertoonde geen verbetering bij zijn medicatie. Er was geen hoesten, geen perifeer oedeem en de kortademigheid was de laatste drie uur niet toegenomen. Klager piepte niet en er was geen inspiratoire stridor. Hij had geen blauwe nagels, pijn op de borst of hartkloppingen en was niet bekend met bloedarmoede. Voor verweerder was geen sprake van ernstige kortademigheid waarvoor een spoedvisite
noodzakelijk was. Klager was het daarmee eens en verweerder sprak met hem af dat hij direct na het spreekuur als eerste naar hem zou rijden. Mocht de kortademigheid tussentijds verergeren dan moest hij de spoedlijn van de praktijk bellen of het 06-nummer van verweerder en zou verweerder direct naar klager toekomen.
5. De overwegingen van het college
Het college is van oordeel dat verweerder voor het schofferend gedrag van de assistente - wat daar ook van zij - tuchtrechtelijk niet aansprakelijk kan worden gehouden.
Met betrekking tot het handelen van verweerder zelf overweegt het college als volgt.
Op het registratieformulier heeft verweerder over het telefonisch contact met klager het volgende opgeschreven: maakt absoluut geen kortademige indruk (…)- geen temp - geen nachtzweten - geen pijn op de borst - geen perifeer oedeem - klacht bestaat 2-3 dgn - medicatie helpt niet - klacht laatste 2 à 3 uur niet verergerd - geen hartkloppingen - niet bekend met anaemie. Niet klam, wel angstig. Geen piepen geen insp. stridor. Op het formulier staat eveneens Visite afgesproken voor als eerste na het spreekuur. Belt op de spoed of 06 lijn bij verergering van de klachten. Aub in visiteboek leggen.
Het college is, gelet op deze constateringen van verweerder, van oordeel dat verweerder niet buiten de grenzen is getreden door met klager een visite direct na het spreekuur af te spreken. Daarbij komt dat verweerder geen toegang had tot het medisch dossier van klager. Ook heeft verweerder klager zijn mobiele telefoonnummer gegeven, zodat hij in geval van nood direct gebeld kon worden. Daarmee heeft verweerder gehandeld binnen de grenzen van hetgeen van hem als huisarts mocht worden verwacht.
Het college constateert wel dat de communicatie tussen de drie zelfstandige, maar wel onder één dak, opererende huisartsenpraktijken te wensen overliet, maar dit valt verweerder niet tuchtrechtelijk aan te rekenen. Daarbij zijn volgens verweerder inmiddels maatregelen genomen om die communicatie te verbeteren. Het college is voorts van oordeel dat verweerder ten onrechte een gesprek met klager heeft afgehouden en de voorkeur gaf aan een kwaliteitstoetsing. Verweerder verliest daarbij immers uit het oog dat ook de feedback van een patiënt kan leiden tot verhoging van de kwaliteit van het medische handelen.
Het gaat bij de tuchtrechtelijke toetsing er echter niet om of het handelen van verweerder beter had gekund, maar beslissend is of hij vanuit tuchtrechtelijk standpunt is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsbeoefening. Naar het oordeel van het college heeft verweerder die grenzen niet overschreden.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de klacht zal worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter, mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, mr. A. de Jong, J.D.M. Schelfhout en M.F.J.M. Broekman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013 in aanwezigheid van de secretaris.