ECLI:NL:TGZREIN:2013:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1380

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:36
Datum uitspraak: 04-11-2013
Datum publicatie: 04-11-2013
Zaaknummer(s): 1380
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster, die lijdt aan een sikkelcelziekte, verwijt gynaecologe dat zij tijdens de bevalling onjuist heeft gehandeld en onvoldoende aandacht aan de pijnklachten van klaagster heeft besteed. Ongegrond omdat verweerster als superviserend gynaecoloog pas betrokken is geraakt nadat de verweten handelingen door een ANIOS hadden plaatsgevonden en de verweerster de handelingen aan de betreffende ANIOS mocht overlaten omdat deze daartoe bekwaam was.

Uitspraak: 4 november 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 januari 2013 bij het tuchtcollege Den Haag binnengekomen klacht, die vervolgens is doorgeleid naar het tuchtcollege Eindhoven en aldaar op 10 april 2013 is ontvangen, van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mw. [C]

tegen:

[D]

gynaecoloog

werkzaam te [E]

verweerster

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 23 september 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, klaagster bijgestaan door haar gemachtigde. De door klaagster aangezegde getuige is, wegens ziekte, niet verschenen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster werd op 13 maart 2007 opgenomen in het ziekenhuis voor inleiding van de bevalling. Verweerster was die dag als superviserend gynaecoloog aanwezig in het ziekenhuis en zag klaagster voor het eerst. Klaagster heeft sikkelcelziekte van het HBSC-type. Mede vanwege deze ziekte was tijdens een verloskundig overleg besloten om de zwangerschap in te leiden bij een zwangerschapsduur van 38+ weken. Voorts waren er op 9 maart 2007 afspraken gemaakt om de kans op een sikkelcelcrisis ten tijde van de bevalling zo klein mogelijk te maken te weten: een blaaskatheter tijdens de bevalling, vier liter infuus met glucose/zout, saturatiemeting en zuurstof bij de hand. Bij het maken van die afspraken was verweerster niet aanwezig.

Tijdens de bevalling werd de directe begeleiding gedaan door een arts-assistent niet in opleiding (ANIOS) met ruim drie jaar ervaring. Hij werd bevoegd en bekwaam geacht om handelingen zoals het inleiden van de baring, het breken van de vliezen, het plaatsen van een schedelelectroden druklijn, het interpreteren van het CTG te verrichten en de bevalling te begeleiden.

In de ochtend van 13 maart 2007 heeft de ANIOS aanvankelijk een transcervicale foleycatheter geplaatst. Klaagster kreeg contracties en er werd volgens eerdere afspraak epidurale analgesie geplaatst. Daarna werd een blaaskatheter geplaatst. Kort na het middaguur bleek de transcervicale foleycatheter los in de vagina te liggen en was er ondertussen 3 cm ontsluiting. De vliezen werden kunstmatig gebroken en er werd een schedelelektrode geplaatst. Tevens werd geprobeerd een intra-uteriene druklijn langs het hoofd van het ongeboren kind in de baarmoeder te brengen. Er ontstond helderrood vaginaal bloedverlies waarop werd besloten de druklijn te verwijderen. Het bloedverlies bleef (ongeveer 500 cc), waarop de ANIOS verweerster belde. Verweerster kwam om ongeveer 12.44 uur. Zij oordeelde dat een spoedkeizersnede geïndiceerd was. Om 13.00 uur is de spoedsectio gestart onder algehele narcose. Na een ongecompliceerd verloop is om 13.05 uur een gezonde dochter geboren.

Op de recovery heeft klaagster nog ruim gevloeid en heeft zij extra medicijnen gekregen om de baarmoeder goed te laten samentrekken. Na een Hb-daling van 6.0 (een week voor de partus) naar 3.9 (postoperatief) is zij vanwege haar sikkelcelziekte verkoeverd tot zij een transfusie met twee packed cells zou krijgen. De eerste packed cell kwam beschikbaar om 16.50 uur en de tweede om 18.40 uur. Het totale bloedverlies heeft 2000 cc bedragen.

Klaagster bleef klagen over buikpijn en hoofdpijn. Op 19 maart 2007 klaagde zij over pijn aan de benen. De volgende dag bleek van een sikkelcelcrisis. Zij werd zieker en op 21 maart 2007 kwam de internist in consult en werd klaagster opgenomen op de intensive care. Een CT-scan liet meerdere infarcten zien in het waterscheidingsgebied, ten gevolge waarvan haar linkerhand verlamd is geraakt.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht luidt als volgt.

a) Verweerster heeft, na de constatering dat klaagster 4 cm ontsluiting had, aangekondigd dat de vliezen zouden worden gebroken, zodat de ontsluiting sneller zou gaan. Ten onrechte heeft verweerster voorts de opmerking van klaagster dat er nog niet voldoende ontsluiting was, gepasseerd;

b) Tijdens het prikken van de vliezen heeft verweerster onvoldoende aandacht besteed aan ernstige, meermalen geuite pijn- en andere klachten;

c) Bij het prikken van de vliezen is een ader geraakt, als gevolg waarvan klaagster twee liter bloed heeft verloren;

d) Klaagster heeft vijf uur moeten wachten op nieuw geschikt bloed;

e) Als gevolg van de onder c genoemde fout heeft klaagster op 21 maart 2007 een sikkelcelaanval gekregen, is zij in coma geraakt en heeft zij meerdere herseninfarcten gekregen, met verlamming aan de linker kant als gevolg;

f) Klaagster heeft niet de zorg gekregen die zij van verweerster mocht verwachten.

Klaagster vindt het vreselijk dat zij tengevolge van de fouten van verweerster gedurende de eerste maanden na de geboorte van haar dochter zodanig uit balans was dat zij niet in staat was een moeder voor haar te zijn. Zij kan dat haar dochter, die daarover met vragen komt, niet uitleggen.

4. Het standpunt van verweerster

Ad a, b en c

Deze medische handelingen zijn niet uitgevoerd door verweerster, maar door de ANIOS, die ruim drie jaar ervaring had in gynaecologie/verloskunde. Deze ANIOS was bekwaam en bevoegd om de betrokken handelingen uit te voeren. Verweerster was ten tijde van deze handelingen ook niet aanwezig.

Ad d

Na vier uur, drie uur na het einde van de sectio, is klaagster teruggebracht naar de kraamafdeling. Zij heeft bijna twee en een half uur op packed cells moeten wachten: 13.59 uur bloed afgenomen, half uur later was de uitslag, Hb 3.9, bekend; 14.30 uur is bloed besteld, het eerste bloed is gegeven om 16.50 uur. In de avond was het Hb terug op 5.6. Dat de packed cells niet onmiddellijk beschikbaar waren, is verklaarbaar. Klaagster had een week voor de inleiding een Hb van 6, en dat is in een dergelijk geval normaal. Er was geen verhoogd risico op pathologisch bloedverlies; bij haar voorgaande bevalling was dat ook niet het geval geweest. Bovendien had zij als irregulaire antistof anti-E. De regionale bloedbank heeft E negatief bloed op voorraad; dit bloed kan binnen 30 minuten in het ziekenhuis zijn en wordt vervolgens gekruist. Het was onder deze omstandigheden niet gebruikelijk vooraf bloed te reserveren en te kruisen.

Ad e

Sikkelcelziektepatiënten hebben een levenslang verhoogd risico op trombo-embolische complicaties. Zwangerschap en kraambed geven een extra risico op complicaties. In de gegeven omstandigheden is het onaannemelijk dat er een causaal verband is tussen het bloedverlies, de wachttijd en de complicaties die op 21 maart 2007 optraden.

Ad f

Verweerster is van mening dat zij zorgvuldig heeft gehandeld.

5. De overwegingen van het college

Ad a, b en c

Het college dient te beoordelen, of verweerster persoonlijk verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. Verweerster is als superviserend gynaecoloog eerst bij klaagster betrokken geraakt nadat de verweten handelingen hadden plaatsgevonden. Dat betekent dat haar in beginsel geen persoonlijk verwijt kan treffen, behalve indien zij als superviserend arts de verweten handelingen niet aan de betrokken ANIOS had mogen overlaten. Gelet op diens ervaring en gelet op hetgeen deze ANIOS heeft gedaan, is er voor het college geen aanleiding om te oordelen dat deze niet bekwaam is geweest.

Ad e

Nu het onder c genoemde verwijt niet aan verweerster kan worden toegerekend, kunnen ook de door klaagster gestelde gevolgen niet voor verweersters rekening komen.

Naar het oordeel van het college kan overigens niet worden aangenomen dat de door klaagster als onjuist geoordeelde handelingen fouten als de oorzaak geduid kunnen worden van de op 21 maart 2007 bij klaagster opgetreden problemen.

Ad d

Zeker in het jaar 2007 behoorde het niet tot de voorgeschreven of gebruikelijke gang van zaken om, in de door verweerster omschreven situatie, tot het vooraf reserveren van bloed over te gaan. Ook wetenschap en literatuur bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster dit had behoren te doen. Veel later, in 2011, zijn in Engeland aanbevelingen op dit gebied verschenen (Royal college of obstetricians and gynaecologists, Green-Top guideline no 61 (juli 2011): “Management of Sickle Cell Disease in Pregnancy”), die

echter voor de onderhavige casus evenmin houvast geven om tot het oordeel te komen dat verwijtbaar is gehandeld.

Overigens wil het college, ten behoeve van klaagster, ook hier opmerken, dat het onaannemelijk is dat de wachttijd tussen het bestellen en het geven van het bloed de oorzaak is geweest van de latere complicaties.

Ad f

Het college is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van aan verweerster verwijtbaar handelen of nalaten.

Slotsom

Op grond van bovenstaande overwegingen zal de klacht worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens

als lid-jurist, A. Pfaff, prof. dr. G.G.M. Essed en M. Bonnet als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

4 november 2013 in aanwezigheid van de secretaris.