ECLI:NL:TGZREIN:2013:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1392

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:32
Datum uitspraak: 28-10-2013
Datum publicatie: 28-10-2013
Zaaknummer(s): 1392
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:

Uitspraak: 28 oktober 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 april 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

gemachtigde: [C]

wonende te [D]

klaagster

tegen:

[E]

psychiater

werkzaam te [F]

verweerder

gemachtigde mw. mr. L. Bey te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvulling daarop

- het verweerschrift

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 16 september 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is sedert 2001 werkzaam als psychiater in een ziekenhuis. In die hoedanigheid heeft hij de dochter van klaagster behandeld. De dochter is op 28 maart 2013 overleden als gevolg van suïcide. Na dit overlijden heeft verweerder contact opgenomen met de schoonzoon van klaagster, die om een gesprek verzocht omdat er bij de familie nog veel vragen waren. Vervolgens werd een afspraak gemaakt op dinsdag 16 april 2013 om 16.00 uur in het ziekenhuis, zodat ook de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige die bij de behandeling betrokken was geweest daarbij aanwezig kon zijn. Op de dinsdagen is verweerder werkzaam in een ander ziekenhuis in een andere stad, zodat hij zich na zijn spreekuur met de auto vanuit dat ziekenhuis naar de afspraak moest begeven. Vlak voor zijn vertrek werd verweerder gebeld door een internistcollega in verband met een acuut probleem van een gezamenlijke patiënt die dialyse weigerde en dreigde weg te lopen, in verband waarmee de collega verweerder vroeg om te beoordelen of er aanleiding was deze patiënt tegen zijn wil op te nemen. Verweerder heeft aan dit verzoek voldaan en heeft om ongeveer kwart voor vier, nadat hem bleek dat de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige niet telefonisch bereikbaar was, met een secretaresse gebeld dat hij in ieder geval een half uur later zou komen, met verzoek dit aan de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige te laten weten. Dit is niet gebeurd. Verweerder arriveerde ongeveer een uur te laat en trof klaagster en haar schoonzoon aan met de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, geheel onwetend van de oorzaak van zijn afwezigheid, terwijl ze net onverrichterzake naar huis gingen. Klaagster stelde geen prijs meer op een gesprek met verweerder, die nog wel een, stroef verlopen, gesprek van 20 minuten heeft gehad met een boze schoonzoon.

Medio augustus 2013 heeft verweerder alsnog een uitvoerig gesprek met klaagster gehad.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij te laat is verschenen op een met haar en haar schoonzoon gemaakte afspraak en ongeïnteresseerd en zonder inleving met de gevoelens van klaagster en haar schoonzoon is omgegaan.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder betreurt de gang van zaken zeer. Hij vindt het vreselijk voor klaagster dat zij de gang van zaken heeft ervaren zoals zij in het klaagschrift beschrijft. Hij neemt zich dat achteraf ook kwalijk en ziet in dat hij zorgvuldiger had kunnen handelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is echter geen sprake. Hij heeft lering getrokken voor de toekomst en ziet in dat hij ervoor had moeten zorgen dat hij niet in deze situatie terecht had kunnen komen door een ander moment te kiezen. Verweerder ervaart nog steeds veel pijn en verwijt voor het extra leed dat hij klaagster en haar schoonzoon heeft aangedaan.

Ter zitting heeft verweerder nog naar voren gebracht dat hij in de confrontatie met klaagster en haar schoonzoon afstandelijk heeft gereageerd en dat hij dit, ook achteraf bezien, niet anders had kunnen doen.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat het tot de verplichting van verweerder behoorde om klaagster en haar schoonzoon, als naaste betrekkingen van zijn kort daarvoor op tragische wijze om het leven gekomen jeugdige patiënte, de (na)zorg te bieden die zij dringend behoefden, waarbij van hem een zeer grote mate van zorgvuldigheid en empathie mocht worden verwacht.

Verweerder is deze verplichting niet nagekomen.

Verweerder is om te beginnen onzorgvuldig te werk gegaan bij de planning van de afspraak, waarbij hij aansluitend aan een spreekuur in een ziekenhuis in een andere stad zich naar de afspraak met klaagster moest begeven, met alle risico’s van dien, zonder zich tegen deze risico’s in te dekken.

Toen hem duidelijk werd dat hij, naar aanvankelijke schatting minstens een half uur, later zou komen, heeft hij, omdat de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige op dat moment niet bereikbaar was, volstaan met een secretaresse te bellen met verzoek de boodschap door te geven. Hij heeft dit gedaan zonder terugkoppeling af te spreken en heeft de zaak verder op zijn beloop gelaten, ook toen hij besefte dat hij niet een half uur maar met nog meer vertraging zou verschijnen. Hij had toen op enig moment nader contact met klaagster moeten opnemen. Ten slotte heeft hij, bij aankomst, afstandelijk en defensief gereageerd, terwijl een inlevende en excuserende attitude op zijn plaats was geweest. Ook door deze attitude is verweerder tekortgeschoten in professionaliteit. Dat klaagster en haar schoonzoon boos waren en dat verweerder, zoals hij ter zitting aanvoerde, geen andere houding had kunnen aannemen, maakt dit oordeel niet anders.

Het college acht de klacht gegrond en is van oordeel dat de maatregel van waarschuwing passend is.

Voorts zal het college bepalen dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk zal zijn, zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.

6. De beslissing

Het college:

- waarschuwt verweerder;

- bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar, als lid-jurist, M.Chr. Doorakkers, H.C.Th. Maassen, E.H. The-van Leeuwen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2013 in aanwezigheid van de secretaris.