ECLI:NL:TGZREIN:2013:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12200

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:30
Datum uitspraak: 21-10-2013
Datum publicatie: 21-10-2013
Zaaknummer(s): 12200
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts dat hij hem in de PI niet behandeld heeft zoals hij had behoren te doen. De behandelkaart is erg summier en bovendien niet altijd correct en to the point ingevuld. Bovendien heeft verweerder niet dan wel onvoldoende duidelijk gemaakt aan klager hoe hij de aanvraag voor een partiële prothese zou inrichten, waardoor bij klager een verkeerde verwachting is gewekt. Gedeeltelijk gegrond: waarschuwing.

Uitspraak: 21 oktober 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 12 november 2012 binnengekomen klacht van:

[A]

verblijvende te [B]

klager

tegen:

[C]

tandarts

werkzaam te [D]

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- een kopie van de uitspraak van de beroepscommissie d.d. 6 mei 2013, ontvangen van klager

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 6 september 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig en hebben hun standpunten toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager heeft tijdens zijn detentie verbleven in de penitentiaire inrichting (PI) te [E]. Klager is aldaar door verweerder meerdere keren behandeld: er zijn vullingen aangebracht en elementen geëxtraheerd. Verweerder heeft op verzoek van klager een verzoek ingediend voor een partiële prothese. Dit verzoek is afgewezen bij gebrek aan onderbouwing. Verweerder heeft vervolgens op verzoek van klager en het hoofd medische dienst op 28 oktober 2012 opnieuw een aanvraag ingediend.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder het navolgende:

- verweerder heeft vullingen geplaatst zonder de oude te verwijderen, de tand schoon te boren en cariës te verwijderen;

- verweerder heeft de tandartskaart niet goed ingevuld;

- verweerder heeft tanden getrokken (elementen 36, 37 en 46) en een verzoek ingediend voor een partiële prothese zonder onderbouwing en zonder vermelding dat die elementen zijn getrokken.

Klager heeft daartoe nog met name aangevoerd als volgt.

Verweerder heeft bij het plaatsen van de vullingen de witte vulling er gewoon ‘voorgeplakt’. Klager heeft continu tandpijn bij koud en warm.

Verweerder heeft op de kaart niet aangegeven waar de vullingen zijn geplaatst. Op de kaart staat wel vermeld dat de elementen zijn getrokken in detentie, maar niet wanneer dat is gebeurd. Ook klopt niet dat element 46 twee keer gevuld zou zijn.

Verweerder werkte snel; als nagegaan wordt welke werkzaamheden hij bij patiënten verrichtte binnen welke tijd, dan kan geen sprake zijn geweest van fatsoenlijk werk.

Bij de afwijzing van het verzoek tot een partiële prothese staat aangegeven “reeds bestaande situatie”. Verweerder heeft een negatief advies gegeven althans het advies niet onderbouwd.

4. Het standpunt van verweerder

Voor de PI’s gelden regels die zijn vastgesteld door DJI (Dienst Justitiële Inrichtingen) te Den Haag. Er worden slechts een beperkt aantal verrichtingen toegestaan als de gedetineerde voor onbekende of korte tijd in detentie verblijft. De verrichtingen beperken zich tot pijn- en ontstekingsbestrijding. Bij langere detentie is eventueel een partiële of volledige prothese onder omstandigheden mogelijk. In Den Haag wordt daarover door de adviserend tandarts beslist. Verweerder kan als inrichtingstandarts slechts aangeven hoe de gebitssituatie is.

Klager had ter plaatse van de 36, 37 en 46 wortelresten met pusvorming. In het kader van de ontstekingsbestrijding zijn de 36 en 37 in de PI de [F] door verweerder geëxtraheerd.

Deze elementen deden niet mee aan de occlusie, zodat er tijdens de detentie geen sprake was van verder verlies van kauwvermogen, een factor welke bij de goedkeuring van een partiële prothese zwaar telt. Zodoende was er geen onderbouwing voor een indicatie. Het hoofd medische dienst had klager echter een dergelijke prothese toegezegd. Later is verweerder gebleken dat de directeur van de PI als leek mag beslissen dat toch een behandeling plaats vindt.

Er was sprake bij klager van een lichte pijnklacht, terwijl er vullingen waren uit gevallen. Verweerder heeft buccaal gelegen vullingen gemaakt en gezien de ligging zo weinig mogelijk geboord. Op 18 oktober 2012 heeft verweerder wel geboord bij het plaatsen van vullingen. Omdat de ligging van deze vullingen dicht bij de zenuwen zat, is het mogelijk dat daarbij een pijnklacht is ontstaan.

Op de behandelkaart is abusievelijk genoteerd dat twee vullingen zijn geplaatst op de 46. Dit moet de 48 zijn, omdat de wortelresten van de 46 waren geëxtraheerd.

Het is bij een onzekere detentieperiode ondoelmatig een hele status presens op te maken. Alleen de uitgevoerde handelingen worden genoteerd.

5. De overwegingen van het college

Ter zitting heeft klager aangegeven zijn klacht over de vullingen niet hard te kunnen maken en dat het debat erover zal uitmonden in een welles-nietes situatie.

Het college merkt daarover op: in gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Met betrekking tot het invullen van de behandelkaart is het college van oordeel dat die wel erg summier en bovendien niet altijd correct c.q. to the point is ingevuld. Dat de tijdsdruk waaronder verweerder moest werken daarbij een bepalende factor is geweest, is wel begrijpelijk, maar vormt geen excuus. Het college is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.

Tijdens de behandeling ter zitting is duidelijk geworden dat klager en verweerder met elkaar hebben besproken dat verweerder de aanvraag voor een partiële prothese zou doen. Verweerder heeft de aanvraag gedaan op verzoek van klager en met de vermelding dat het kauwvermogen tijdens de detentie niet was veranderd. Verweerder heeft nagelaten te vermelden dat hij wel wortelresten had getrokken. Het college kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerder zich heeft beperkt tot de feitelijke situatie en geen lans heeft proberen te breken voor het verzoek van klager. In elk geval heeft verweerder niet dan wel onvoldoende duidelijk gemaakt aan klager hoe hij het verzoek zou inrichten, waardoor bij klager een verkeerde verwachting is gewekt. In zoverre is dit onderdeel van de klacht gegrond.

Alles overziende is het college van oordeel dat de maatregel van waarschuwing te dezen passend is.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen en wijst deze voor het overige af;

- legt verweerder de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, R.F. Lamp, R.C.M. van Gorp en P.E. Hornman-van de Wiel als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2013 in aanwezigheid van de secretaris.