ECLI:NL:TGZREIN:2013:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1327a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:26
Datum uitspraak: 15-10-2013
Datum publicatie: 15-10-2013
Zaaknummer(s): 1327a
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaags ter verwijt de tandarts dat zij bij de behandeling van een kies niet de juiste zorg heeft betracht waardoor de kies is ontstoken, dit geleid heeft tot een wortelkanaalbehandeling waarbij een vijldeeltje is achtergebleven, vervolgens een nieuwe wortelkanaalbehandeling en tot slot extractie van de betreffende kies, waardoor klaagster een implantaat nodig heeft. Lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken lopen uiteen. Het afbreken van een vijl is een complicatie en kan verweerster niet worden verweten. Gedeeltelijk niet-ontvankelijk, voor het overige ongegrond.

Uitspraak: 15 oktober 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 6 februari 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

tandarts

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. H.A.J. Stollenwerck te Maastricht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvullingen daarop

- het verweerschrift

- de röntgenfoto’s

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 6 september 2013 behandeld. Klaagster was - met bericht van verhindering - niet aanwezig. Verweerster was aanwezig en werd bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Van 26 januari 2000 tot en met 9 maart 2009 is klaagster in behandeling geweest bij de kliniek waar verweerster werkzaam is. Tot 23 mei 2007 is klaagster door diverse tandartsen behandeld. Vanaf die datum is klaagster alleen door verweerster behandeld. Na 9 maart 2009 is klaagster zonder opgave van redenen weggebleven uit de kliniek.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

In 2006 heeft klaagster een vulling gekregen. Bij die behandeling is de kies niet goed schoongemaakt, hetgeen toentertijd door de tandarts is erkend. De kies is hierdoor gaan ontsteken.

Bij de wortelkanaalbehandeling in 2007 is er een stukje vijl afgebroken en in de kies achtergebleven. Dit is toen niet aan klaagster medegedeeld. De ontsteking is weer teruggekomen en naar de kies ernaast overgeslagen. Aan die kies heeft klaagster in 2009 ook een wortelkanaalbehandeling moeten ondergaan. Dit heeft allemaal niet geholpen; klaagster is verwezen naar de kaakchirurg. Een opvolgend tandarts heeft de kies (36, coll.) getrokken, waardoor klaagster op jonge leeftijd zonder kies kwam te zitten. Klaagster is nu doorverwezen naar de implantoloog.

Klaagster verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, waardoor klaagster veel onprettige behandelingen heeft moeten ondergaan en nog moet ondergaan, hetgeen ook financiële gevolgen heeft gehad. Voorts verwijt klaagster dat zij niet voldoende en tijdig is geïnformeerd over het afbreken van de vijl.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft klaagster in 2006 niet voor een vulling behandeld, zodat zij daarop ook niet kan worden aangesproken.

Verweerster heeft in 2007 een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd aan element 36. Op een lengtebepalingsfoto is duidelijk te zien dat verweerster de kanalen voldoende diep heeft geprepareerd. Er is toen een stukje vijl afgebroken in het apicale deel van het mesiobucale kanaal. Volgens het protocol kan het stukje vijl blijven zitten en een onderdeel van het apicale gedeelte van de kanaalvulling gaan uitmaken. Verweerster verwijst ook naar literatuur daaromtrent. Het afbreken van de vijl is een complicatie die niet leidt tot tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.

Het protocol houdt ook in dat een dergelijke complicatie aan de patiënt wordt gemeld. Verweerster heeft dat ook gedaan. Zij heeft van deze complicatie aantekening in het dossier gemaakt.

Omdat klaagster last bleef houden aan element 36, is zij doorverwezen naar de kaakchirurg.

Op de röntgenfoto van 9 maart 2013 is te zien dat de ontsteking nog steeds aanwezig was op de drie wortels en niet alleen op de wortel waar het stukje vijl in achtergebleven is.

De ontsteking kan niet overgeslagen zijn naar element 37. Dit is ook duidelijk te zien op de röntgenfoto van 30 januari 2008: het zijn duidelijk twee afzonderlijke ontstekingen, die los van elkaar moeten worden beschouwd en behandeld. Element 37 heeft verweerster correct behandeld op 22 februari 2008.

5. De overwegingen van het college

Verweerster heeft met klem ontkend dat zij in 2006 de vulling, waar klaagster over klaagt, heeft gelegd. Nu het bij het tuchtrecht gaat om een persoonlijk verwijtbaar handelen of nalaten en klaagster niet heeft gesteld en aangetoond dat verweerster de betreffende vulling heeft gelegd, dient klaagster in dit onderdeel van haar klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het afbreken van een vijl is een complicatie. Dit afbreken kan verweerster dan ook niet worden verweten.

Naar het oordeel van het college heeft verweerster juist gehandeld door het stukje vijl te laten zitten, waardoor het onderdeel is gaan uitmaken van de kanaalvulling.

Anders dan klaagster meent, is het niet mogelijk dat de ontsteking aan element 36 is overgeslagen naar element 37. Helaas kreeg klaagster te maken met ontstekingen aan beide elementen, zonder dat die iets met elkaar te maken hadden.

In het dossier heeft verweerster aangetekend “MB kanaal stuk vijl afgebroken”. Ter zitting heeft verweerster stellig verklaard dat zij het afbreken van de vijl met klaagster heeft besproken. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klaagster in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt het college tot het oordeel dat de klacht op de overige onderdelen ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart klaagster in haar klacht over de in 2006 verrichte vulling niet-ontvankelijk;

- wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, R.F. Lamp, R.C.M. van Gorp en

P.E. Hornman-van de Wiel als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2013 in aanwezigheid van de secretaris.