ECLI:NL:TGZREIN:2013:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1302
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2013:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-10-2013 |
Datum publicatie: | 09-10-2013 |
Zaaknummer(s): | 1302 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt verweerder dat hij onvoldoende zorg heeft verleend bij de beoordeling van (onder andere het suicidaliteitsrisico van) haar zoon waardoor het conflict tussen klaagster en haar zoon niet is opgelost. Tevens klaagt klaagster over het feit dat zij de factuur van de GGZ-instelling voor dit consult heeft betaald. Verweerder beroept zich primair op niet-ontvankelijkheid van klaagster. Het college acht klaagster ontvankelijk voor zover zij klaagt over het handelen van verweerder jegens haar zelf. Het college oordeelt vervolgens dat de klachten ongegrond zijn. |
Uitspraak: 9 oktober 2013
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 januari 2013 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
tegen:
[C]
verpleegkundige
werkzaam te [B]
verweerder
gemachtigde mw. mr. B.L.M. Middeldorp te Etten-Leur
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek
- de pleitnotitie overgelegd door de gemachtigde van verweerder
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 2 september 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, die een pleitnota heeft overgelegd.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klaagster heeft een meerderjarige zoon, met wie zij al langere tijd conflicten, samenhangend met diens drugsgebruik, heeft. Op zondag 23 september 2012 heeft klaagster de politie gebeld omdat haar zoon aangaf zich bij klaagster thuis voor haar ogen van het leven te willen beroven, waarbij hij een kledingstuk strak om zijn hals aandraaide. De politie heeft de crisisdienst van GGZ ingeschakeld met verzoek om uit te sluiten of er bij de zoon een acuut psychiatrisch toestandsbeeld was voor zijn gedrag en de escalatie. Verweerder kwam als medewerker van GGZ ter plaatse waar klaagster, haar zoon en de politie aanwezig waren. Verweerder heeft met de zoon gesproken en de situatie beoordeeld als een conflict tussen klaagster en haar zoon en hij heeft geoordeeld dat van een acuut psychiatrisch toestandsbeeld geen sprake was. Verweerder is, nadat de situatie was gede-escaleerd, weggegaan. Daarna heeft de zoon, op verzoek van de politie, de woning eveneens verlaten. GGZ heeft aan de zoon een factuur gezonden ter zake van het bezoek.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Verweerder is door de politie opgeroepen in verband met een conflict tussen klaagster en haar zoon. Klaagster had de politie ingeschakeld omdat haar zoon zich voor haar ogen van het leven trachtte te beroven. Dat was niet de eerste keer dat de politie moest komen. Omdat de agenten overtuigd waren dat de zaak zou escaleren op het moment dat zij zouden vertrekken, hebben zij de crisisdienst ingeschakeld om tot een oplossing te komen. Zij hebben diverse malen gebeld omdat verweerder erg lang op zich liet wachten; de politie heeft ruim twee uren op verweerder moeten wachten. Verweerder vroeg in een gesprekje van vijf minuten alleen maar aan de zoon of hij last had van zelfmoordneigingen, waarop hij ontkennend antwoordde. Dit was voor verweerder voldoende, waarop hij met de noorderzon is vertrokken. De agenten hebben daarop de zoon verzocht het pand te verlaten, hetgeen hij heeft gedaan.
Klaagster verwijt verweerder dat hij haar twee uur heeft laten wachten en dat hij onvoldoende zorg heeft verleend aan haar zoon, waardoor een voor haar dreigende situatie is blijven bestaan. Verder verwijt zij hem dat een factuur is gestuurd ad € 220.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder stelt in de eerste plaats dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij geen rechtstreeks belanghebbende is.
Subsidiair stelt hij het volgende.
Verweerder kreeg van de politie het verzoek naar de woning van klaagster te komen om een beoordeling te doen over haar zoon. Het heeft enige tijd geduurd (maar geen twee uren) voordat verweerder kon vertrekken, omdat hij eerst het dossier van de zoon moet bestuderen. Het gesprek met de zoon duurde aanzienlijk langer dan vijf minuten. Het werd bemoeilijkt door een hoogoplopend conflict tussen klaagster en haar zoon. De zoon vertelde dat hij suïcidale uitspraken had gedaan met het doel te voorkomen dat hij door zijn moeder uit huis werd gezet. Hij wilde echter niet dood en had geen plannen om een einde aan zijn leven te maken. Hij had geen behoefte aan een GGZ-behandeling. Gelet op de afwezigheid van een psychiatrisch toestandsbeeld en afwezigheid van dreigend gevaar was er geen indicatie voor verdere interventie door GGZ. Een hulpverleningstraject vanuit Meldpunt Huiselijk Geweld was reeds gestart; een vervolgafspraak stond de volgende dag gepland.
Inderdaad heeft GGZ een factuur gestuurd; verweerder heeft daarover geen zeggenschap.
5. De overwegingen van het college
a. De ontvankelijkheid .
Volgens artikel 47, lid 1, van de Wet BIG is verweerder onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van zijn handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij jegens de zoon van klaagster en jegens de naaste betrekkingen van deze zoon, in casu klaagster, behoorde te betrachten.
Voor ontvankelijkheid van de klacht is daarnaast wel noodzakelijk dat klaagster een rechtstreeks eigen belang bij de klacht heeft. Klaagster kan, nu de zoon de klacht niet ondersteunt, niet klagen over het handelen van verweerder jegens haar zoon, maar slechts over het handelen jegens haar zelf als naaste betrekking. Nu klaagster zich tot dit belang beperkt, is haar klacht ontvankelijk.
b. De beoordeling
Als haar eigen belang voert klaagster , naar het college begrijpt, aan dat zij twee uren op de komst van verweerder heeft moeten wachten (a), dat door onvoldoende zorg de conflicten met haar zoon niet zijn opgelost (b)en dat zij de factuur van GGZ voor haar zoon heeft betaald (c).
Ad a.
In de gegeven situatie was het wachten belastend, maar vanwege de aanwezigheid van de politie was geen sprake van een acuut dreigende situatie. Daar komt nog bij dat verweerder voordat hij kon vertrekken de stukken diende te bestuderen. Overigens is ook de door klaagster genoemde duur van de wachttijd niet komen vast te staan.
Ad b
Het oplossen van de conflicten tussen klaagster en haar zoon behoorde niet tot de taak en de verantwoording van verweerder. Zijn taak was het om zijn expertise te benutten voor het uitsluiten van een psychiatrisch toestandsbeeld; dat heeft hij ook gedaan en ook kunnen doen; niet is komen vast te staan dat verweerder, die overigens betwist dat hij slechts vijf minuten met de zoon heeft gesproken, hierbij onzorgvuldig heeft gehandeld. Voldoende is komen vast te staan dat, toen verweerder het huis van klaagster verliet, geen sprake meer was van een acuut dreigend gevaar, zodat verweerder jegens klaagster ook op dit punt niet in zorg is tekortgeschoten, temeer nu hij wist dat er een hulpverleningstraject was opgestart.
Ad c
Ten slotte valt niet in te zien hoe verweerder ervan een verwijt kan worden gemaakt dat GGZ een factuur, die overigens niet onrechtmatig voorkomt,heeft gestuurd.
Op grond van bovenstaande overwegingen is het college van oordeel dat de klachten ongegrond zijn.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als lid-jurist, M. IJzerman, A. Petiet en G.J.T. Kooiman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
9 oktober 2013 in aanwezigheid van de secretaris.